Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1165]
[p. 1165]

X

Enige dagen daarna, op een avond, thuiskomend van de modewinkel in de Lange Meire, waar zij als loopmeisje diende, zei Emmatje, Jeannettes twaalfjarig dochtertje, tot haar moeder:

- Moeder, 'k hè vandoage-n Euzenie gezien.

- Wa zegde doar! riep Jeannette, die bezig was met haar kachel te poetsen en van diepe verbazing, met wijd-ronde ogen zich omkeerde, terwijl zij haar beide, roetzwarte handen in de hoogte hield.

- Da 'k Euzenie gezien hè, moeder.

- Woar datte?

- Ha, op den boulevard de la Citadelle, moeder, in 'n huis.

- Ha 't zijn toch leugens, zeker!

- 't 'n Doet, moeder; ze was bezig mee heur blomme woater te geve, aan de venster van 'n twiede stoassie.

- Joa moar, zijde gij da wel zeker? Hedd' u nie miszien?

- Moar nie-nien ik, bevestigde Emmatje. En zij gaf duidelijke toelichtingen, die geen twijfel overlieten.

- Ha! doar stoa 'k nu toch versteld van! Zoe ze zij meschien 'n onderhouwerigge geworde zijn! riep Jeannette, voor de jeugdige leeftijd van haar dochtertje deze gewaagde onderstelling niet zwichtend.

- 't 'n Zoe het mij nie verwondere, antwoordde ernstig het vroegwijze kind.

Jeannette liep daar de hele avond over te piekeren.

Zij was nog steeds op Euzeke gebeten, omdat die niets van zich meer horen liet, en nu haar verblijfplaats toevallig ontdekt was, voelde zij zich nog scherper verbitterd. Euzeke had haar blijkbaar voorgelogen, toen zij beweerde tijdelijk bij haar tante te gaan inwonen, en Jeannette had wel lust om er wraak over te nemen.

[pagina 1166]
[p. 1166]

De volgende ochtend, vóór zij bij madame Verpoest naar haar dagelijks werk kwam, liep zij even de Citadellaan om, zag het huis waarvan Emmatje haar 't nummer gezegd had; zag en herkende zelfs de bloempotten in hun groengeverfde latwerkbak, die vroeger in de Brandstraat op de vensterrand van haar eigen zolderkamertje prijkten, twijfelde geen ogenblik en besloot dadelijk aan madame Verpoest haar ontdekking mee te delen.

- Wilde nu ne kier wa wete, madam, begon ze gewichtig, zodra zij met madame Verpoest even alleen was: - 'k hè van de morgen gezien, woar dat Euzenie weunt: op den boulevard Citadelle, in 'n koamer op de twiede stoassie.

- Wa zegde doare? 't Zijn toch leugens zeker! riep madame Verpoest, evenals Jeannette tegen haar dochtertje gedaan had.

- Ha, 't 'n doet, zilde, madam; Ematsjen hee ze gisteren aan heur venster gezien, te binst da ze bezig was mee heur blompotte woater te geve. Goa kijk moar zelve als ge mij nie 'n geluuft; doar aan da wit huis, woar dat er op de twiede stoassie buiten aan de venster rezaniums stoan te bloeie. Ze stoan zelfs in heur oud bakske: 'k hè 't herkend.

- Ha! zoe ze zij meschien 'n onderhouwerigge geworde zijn! riep madame Verpoest, de beide vuisten op haar dikke heupen, precies weer op dezelfde toon, zoals Jeannette het aan haar dochtertje gevraagd had.

- 't 'n Zoe het mij nie verwondere! antwoordde Jeannette.

- Wacht moar: 'k zal 't tusschen dit en ienige doage wel wete.

- Ha! da wil ik toch uuk wete, zei madame Verpoest beslist. Die zelfde ochtend, zodra zij met haar huishoudelijke beslommeringen klaar was, ging ze zich aankleden en kwam hijgend en blazend bij Verpoest in de benedenkamer.

- Pa, 'k moe ne kier veur 'n uurken uit, zilde. 'k Hè aan Marina en aan Paulke gezeid, dat ze goed op u moete passe.

De zware man, als een levenloze klomp in zijn leunstoel neergezakt, broddelde iets met dikke tong, dat zeker als een goedkeuring moest gelden, en madame Verpoest verliet haar huis. Zij liep met haar lome eendengang, vuurrood en zwetend in de hete zon, tot aan de naaste tramhalte op de Antwerpse

[pagina 1167]
[p. 1167]

Steenweg, en geen half uur later stapte zij, na een deel van de stad doorkruist te hebben, bij de Heuvelpoort af.

Daar wandelde zij langzaam, hijgend en trekbenend, de lange Citadellaan op, aandachtig naar de huizen kijkend. Eensklaps zag ze, van ver, het bloeiende raam op de tweede verdieping. Zij vertraagde nog haar stap, ging wat onder de schaduw van de platanen, steeds halsstarrig naar het bloeiend raampje loerend.

Een fijn, vreedzaam-slepend gezang steeg uit het open venster, begeleid door het onophoudend, dof en vlug getik van een naaimachine. Madame Verpoest bleef staan, vlak voor het huis, als 't ware gehypnotiseerd. Zij droogde met haar zakdoek 't zweet van haar gezicht, hijgde even en verademde, keek weer, hardnekkig, naar het bloeiend raampje.

Plotseling werd daarboven het rustig gezang gestaakt, terwijl de machine ophield met tikken. En 't was of Euzeke voelde, dat daar iemand wachtend naar haar raampje stond te kijken, terwijl een soort fatale macht haar aantrok om te gaan zien wie het was: zij stak het hoofd naar buiten, tuurde rechts en links, met vage blik over de Laan, en dan opeens vlak onder zich, tussen de bomen, recht op madame Verpoest. Vier starre ogen kruisten elkaar, van boven naar beneden, en Euzeke trok zich bliksemsnel, met een schorre angstkreet van het raam terug, terwijl madame Verpoest, even van verbazing pal, weer met haar lome, zware waggelstap de Laan opliep. Twintig stappen verder keek zij nog eens om, zag opnieuw, als in een weerlicht, de schelle lichtstip van een witte jak die ijlingsvlug verdween, en liep ineens dan door tot aan de Kortrijkse Poort, waar zij de tram naar huis nam.

- Ha! nu hè 'k ik wa gezien, zilde! begon zij dadelijk, die middag, toen de gehele familie aan tafel zat: - Euzenie, op 'n koamer, aan 'n venster mee blommen, op den boulevard de la Citadelle. 't Es wel, zilde! 't Moet 'n proper meiske geworden zijn! 'n onderhouwerigge!

Groot was de opschudding! Julien grinnikte, als voor iets dat hij al lang voorzien had. Marina en Paulke slaakten kreten van haast ongelovige verbazing, en Florimond werd eensklaps doodsbleek, met een gevoel van draaiïng in zijn maag en in zijn hoofd, of hij onwel ging worden.

[pagina 1168]
[p. 1168]

- Wa krijgde gij! riep madame Verpoest geschrokken.

- 't Es zeker die vrieë woarmte, hijgde Florimond met een bevende hand over zijn klam voorhoofd wrijvend.

- Te veel excès van fatigue doen mee al da schtom voare, dá es't! zei bitsig madame Verpoest, die van lieverlede een scherpe hekel gekregen had aan Florimonds overdreven sportliefhebberijen.

Florimond stond van tafel op. Hij kon niets meer eten. 't Zou beteren met wat in de open lucht te zijn, meende hij. 't Was ook zo schrikkelijk benauwd en warm geweest, die ochtend, op zijn kantoor. En hij vloog naar buiten, op zijn rijwiel, en als gek kwam hij bij Euzeke binnengehold.

- Wat es da toch! Wat es er hier toch van den uchtijnk gebeurd? riep hij.

Euzeke, in tranen, was bezig met haar lieve bloempjes van voor 't venster weg te nemen. Zij vertelde hem 't gebeurde, het gek en dom gevoel dat haar even naar buiten had doen kijken, juist op het ogenblik dat zijn mama daar stond, als 't ware opzettelijk gekomen om haar te bespieden.

- Hee ze mij herkend? Hee ze er t' huis van gesproke? angstigde Euzeke.

- Joa z', zilde! antwoordde Florimond bevend. - Wa goan we nu doen? Verhuize, da zal wel 't ienigste zijn.

- Oo! en 'k weun hier toch zu ieuwig geerne. 't Es hier toch zu schune bij da park! snikte Euzeke. - Zie: 'k hè gepeisd dat 't meschien zoe g'holpen hên mee mijn blommekes wig te doene. Als ze mijn blommekes nie mier 'n zien, zulle ze meschien peize da 'k verhuisd ben.

Florimond had maar een heel gering vertrouwen in dat middel. Toch liet hij 't haar proberen. Hij hielp haar de bloempotten wegdragen en ze plaatsen op de vensterbank van 't ongezellig, hokkerig keukentje, dat uitzicht op het kille noorden had.

- 't Es toch zu spijtig, zuchtte Euzeke. - Ze stonden ginter zu fris en zu schune in de zonne. 'k Hope toch da 'k z' hier uuk nog 'n tijdsen in 't leven zal keunen houwe...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken