Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1172]
[p. 1172]

XII

Met Florimond en Euzeke was het langzamerhand weer tot rust gekomen. Euzeke had verder niets meer van madame Verpoest gemerkt of gehoord; en nu zijn moeder over haar ontdekking in huis niet meer sprak, was ook Florimond van lieverlede tot de conclusie geraakt, dat zij er niet meer aan dacht.

Met een langzaam terugkerend gevoel van veiligheid kwam hij dagelijks weer in het huisje van de Citadellaan en sleet er de lange, blijde uren van het innig-verliefd samenzijn. Af en toe zelfs bleef hij weer, als vroeger, bij haar souperen en ging soms ook 's avonds met haar wandelen, buiten de stad. Dan Uepen zij omarmd in de schemering langs de kronkelende oevers van de Leie, naar het Patijntjen, naar 't Snepken, naar het Anker, tot aan Afsnee soms, waar Euzeke voor 't eerst de broeders Carbonnelle met de twee lichtekooien had ontmoet; en in 't rustiek geheim van de loverprieeltjes aan de rand van 't water, aten zij weer, als eertijds, omringd door vele andere liefdeparen, die in 't groen verscholen zaten, geroosterde paling en rijstpap met eierkoek. Een enkele maal ontmoetten zij er weer, maar telkens op een afstand en zonder poging tot intiemere kennismaking, Urbain en Adhémar, die goedkeurend in 't voorbijgaan naar hun minnarijtje knipoogden, en ook eens, op een avond, - met welke schrik! maar gelukkig onopgemerkt - Julien met zijn maîtresse en haar twee kinderen!

Dat was aan 't Anker. Die waren er gekomen in een open rijtuig, dat voor het guinguetje stond te wachten; en Florimond en Euzeke drongen zich bevend terug in de donkerste hoek van hun loverprieeltje, in voortdurende angst om ontdekt te worden.

Dat lief van Julien was een zwaar-dikke vrouw met grof,

[pagina 1173]
[p. 1173]

rood, vulgair gezicht; en haar kinderen - twee jongetjes - leken op magere, ziekelijke pieren, zonder enige levensfut. Zij hadden plaatsgenomen aan een wit, rond tafeltje, midden op het schemerig grasplein tussen de donkere prieeltjes, als een geavoueerd gezin, dat zich niet meer hoeft te generen; en Julien zat sprakeloos bij een pot bier zijn lange pijp te roken, terwijl de dikke vrouw, een norse uitdrukking op haar donkerrood gezicht, elk ogenblik, de twee zielige wurmen, die toch niets misdeden, vermaande en berispte:

- Allons, tiens-toi droit, vous, met een bonkje op de rug van het jongste; en, tegen het oudste:

- Qu'est-ce que ça sont pour des manières; être comme ça avec vos doigts dans votre assiette? Mangez une fois proprement, alleiz. Daarop wendde zij zich naar Julien: - C'est vrai aussi, 't es nu acht joar, da 'k er aan schoave, aan diene kleine, en 'k en kan der giene wig mee.

- Ha, 'k geluve 't wel, mee azu 'n schoave! zei Julien zonder verpinken.

- Ha, goade gij nu uuk beginne! riep de vrouw woedend wordend. - Past u moar op, zilde!

En Julien zweeg, ineenkrimpend als een slak in haar huisje. Zij bleven gelukkig niet lang; Florimond zag zijn broeder met het dienstmeisje afrekenen, en in het halfduister, pijprokend, naar het wachtend rijtuig teruggaan, zonder zich in 't minst te bekommeren over de verdere leden van 't gezin, die trouwens ook dadelijk volgden: de vrouw met ingedrongen nek en fiks-breed spannende corset-rug, de jochies als twee dunne sprinkhaantjes, met stokkerig-schrale beentjes, smalle schoudertjes en hoofdjes die te groot en te zwaar en te bol leken, op het tenger stengeltje van de lange halsjes.

 

De zomer liep naar zijn eind en op aanrading van Urbain Carbonnelle, die voortdurend zijn roei-training dirigeerde, had Florimond toch maar besloten zich dat jaar in geen wedstrijden te wagen. Hij was sterk genoeg geprepareerd, hij kon en zou hoogstwaarschijnlijk al zijn mededingers overwinnen; maar er waren slechts enkele courses, en niet eens de belangrijkste meer, in 't verschiet en, na rijp overleg, had Urbain maar besloten te wachten tot het volgend jaar, om dan in-

[pagina 1174]
[p. 1174]

eens, en van in 't begin, de grote slagen, te slaan.

Ondertussen was het eerste trimestriële termijn van de drieduizend frank vervallen, en vreemd was 't Florimond even te moede geweest toen hij, van 't geleende kapitaal zelf, die rente moest uitkeren. Het was zo weinig, vergeleken bij de grote som, waarover hij nog beschikte: honderd zevenentachtig frank vijftig slechts; maar Florimond dacht even na: over drie maanden zou hij nog eens zo'n bedragje te betalen hebben, en dan nog eens, en dan nog eens, en zo verder, tot eindelijk de datum daar zou zijn, waarop hij het kapitaal zelf: de drieduizend frank zou terug hoeven te geven! Hoe moest dat gebeuren? Waar zou hij 't vandaan halen? Of kon er ook iets anders op gevonden worden? Nog een paar jaar verlenging van crediet, tegen nóg hogere rente; en die stijgende rente steeds broksgewijs uit het geleende kapitaal aangezuiverd? Maar hoe en waar zou het dan eindigen? Even begreep hij helder, dat in een minimum van tijd de ganse geleende som als rente zou uitgekeerd moeten worden, terwijl hij voor een zware schuld bleef staan.

Hij dacht er niet dieper over na, hij schoof die sarrende beslommering opzij; hij schudde 't van zich af en sloot moedwillig zijn ogen voor wat onvermijdelijk komen zou. In elk geval had hij nog van enkele rustige maanden te genieten, en daarna zou het zich wel vanzelf op een of andere wijze schikken. Zut! dacht hij, ik trek het mij niet aan; en vrij als vroeger kwam hij weer bij Euzeke, en samen richtten zij, in sensueel-verliefde intimiteit, lekkere snoep-partijtjes op haar kamer in.

- Ge 'n moet nie schuw mier zijn, herhaalde hij nu en dan. - Doar 'n wordt thuis nuunt van u mier gesproke. Zet moar schune weer u blommekes buite.

- 't Es nu te koud geworde, streelde zij, door zijn eigen veiligheidsgevoel ook weer gans gerustgesteld. - Te noaste joare, als 't God belieft, mee d'ieste woarme doage van de lente, zal 'k ze were buite zette.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken