Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 590]
[p. 590]

Patati

Wij zaten samen in de circus, mijn vriend en ik.

Wij zaten in de circus en wij amuseerden ons, voor een poos al onze misères vergetend, zoals grote mensen zich vermaken kunnen, wanneer zij zich als kleine kinderen aan de ongecompliceerde genoegens van een eenvoudig pretje willen overleveren. De soepele kunstrijders te paard verwekten onze geestdriftige bewondering; ons hart klopte van emotie bij het duizelingwekkend werk van de trapezisten onder de binten; wij genoten uitbundig van de dolle grappen van de clowns; en met de mooie écuyères reden wij als 't ware in verbeelding mee: zacht-wiegend en kniebuigend in de cadans van de muziek op 't brede tafelzadel, klappend met de zweep, en onder 't slaken van een gilletje door roze vloeipapieren hoepels springend en dan met opkuivend paillettenrokje en roze tricot-benen op het brede zadel rustend neervallend, terwijl het publiek luid handenklapt en juicht, en August de Domme met rode neus en enorme halskraag, in overdreven hofmakerij met een boeket van een dubbeltje komt aanstruikelen en trouwens plat op zijn buik, onder bulderend gelach van de menigte in het zand van de arena neerploft, alvorens hij het voorwerp van zijn dolzinnige aanbidding kan bereiken. Wij amuseerden ons.

 

Eensklaps, zonder enige schijnbare aanleiding daartoe, zag ik 't gezicht van mijn vriend als 't ware verstarren. Hij keek naar iets, in de eerste rij stalles, daar schuin beneden ons; en dat iets scheen hem zó bovenmatig te boeien, dat hij er even het ganse leuke paardenspel door vergat. Zijn strakke ogen zetten zich uit, zijn lippen gingen van elkaar, alsof hij zou gaan gillen.

- Wat is er toch dat je zo boeit, amice? vroeg ik, zeer ver-

[pagina 591]
[p. 591]

wonderd.

- Wat er is? herhaalde hij zenuwachtig mijn woorden. - Wat er is?... Zie je daar die oude dame, op de voorste rij, deftig in 't zwart, maar met rouge op haar wangen en met die blonde pruik?

Ik keek en zag wat hij bedoelde: een dikke, oude dame in 't zwart, die er, ondanks haar geverfde wangen en haar valse krullen, toch wel comme il faut en deftig uitzag.

- Nou? Wat is er voor bijzonders aan? vroeg ik.

- Wat er voor bijzonders aan is! herhaalde hij voor de tweede maal mijn woorden. - Nou, dat zal ik je gaan zeggen. Weet je wie die dame is? Die dame is Patati, de gewezen écuyère, de beroemde, je weet wel, die wij dertig, veertig jaar geleden, toen we nog kinderen waren, in alle circussen bewonderd en toegejuicht hebben.

- Och kom! zei ik, ongelovig.

- Je gelooft mij niet! riep mijn vriend bijna verbolgen. Hij wenkte een van de stalknechts bij zich, wees hem door een discreet gebaar de dame, sprak even fluisterend met hem. De man knikte herhaaldelijk bevestigend en glimlachte; en triomfant keerde mijn vriend zich tot mij om, en zei:

- Het is ze! Mijn geheugen kon mij niet bedriegen. Zij komt hier bijna elke avond.

 

Het was alsof een wereld van oude herinneringen eensklaps vóór mij openging! Patati! Daar zat Patati! Patati, waar wij als kind van droomden! Patati die wij bewonderden en in stilte adoreerden! Patati, die in onze jeugdige verbeelding het ideaal van alle schoonheid, van alle gratie en ook wel van alle duivelse verleiding was! Zij had de wereld rondgereisd, zij was om beurten rijk en arm geweest; zij had voor koningen en prinsen paard gereden; mannen hadden zich, uit liefde voor haar, geruïneerd en van 't leven beroofd! Patati! Patati! In mijn verbeelding zag ik haar weer zoals zij vroeger was, gedecolleteerd op haar paard, met stralende ogen en schitterende tanden, verleidelijk hoofdknikjes en glimlachjes wisselend met hooggehoede, elegante heren, haar trouwe, vurige aanbidders. Patati! Patati! Wat had de tijd met haar gedaan! Waar was haar lenigheid, haar gratie, haar on-

[pagina 592]
[p. 592]

weerstaanbare schoonheid! Wat was er gebeurd om haar te maken tot de zware, impotente, deftige matrone, die daar nu vóór ons zat!

 

Wij konden naar het spel niet meer kijken, alleen en uitsluitend geboeid als wij waren door het gezicht van Patati. Wat deed ze daar; waarom kwam ze daar, haast avond aan avond; welke geheime, machtige attractie, komend uit de diepten van 't verleden, trok er haar telkens en telkens weer heen?

Haar strak en bijna stroef gezicht gaf helemaal geen indruk weer. Vergeleek zij in stilte met vroeger; critiseerde zij in zichzelf; keurde zij af? Haar stugge trekken bleven onbewogen. Een jonge écuyère kwam op en reed rond en wipte op en neer en sprong door roze hoepels, zoals Patati vroeger zelf deed; en de muziek speelde hartstochtelijk-meeslepend en het publiek handklapte en juichte; maar zelfs geen uiterlijk schim van emotie ontspande of verlevendigde Patati's strakke, geverfde gelaatstrekken. Het was alsof ze zag noch hoorde, verdiept in verre, verre dromen.

 

Toen het uit was stond zij op en schoof omzichtig en met moeite van de planken treden. Wij volgden haar. Zij was alleen, geheel alleen. Zij strompelde heel langzaam naar de uitgang en stond daar even, alleen en roerloos wachtend in de wegstromende menigte, onder de booglampen.

Een rijtuig kwam voor. De koetsier zag haar, sprong van zijn bok, opende 't portier.

Langzaam en met inspanning stapte zij binnen. Het rijtuig schommelde even onder haar gewicht op zijn veren.

De koetsier deed dicht, wipte weer op zijn bok, reed met haar heen.

En 't was alsof iets van onze eigen, uit het verleden even heropgewekte jeugd, in grote eenzaamheid met haar verdween...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken