Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 741]
[p. 741]

Gehecht tot de dood

De meeste mensen hielden vol tot het uiterste; maar, toen de granaten in het dorp zelf begonnen uit elkaar te barsten, was er geen houden meer aan. Al de bewoners sloegen ineens op de vlucht met wat ze redden konden; en de militairen, die niets beter vroegen dan de civielen kwijt te spelen, hielpen hen de boel versjouwen; zij porden hen op, duwden hen weg, waar het naar hun zin niet snel genoeg ging.

Slechts twee burgers waren in het heel klein dorpje achtergebleven: het oude Stientje en zijn vrouw Marjanne. Toen de soldaten vóór hun afgelegen huisje kwamen en bemerkten, dat de oudjes er nog gewoon liepen te scharrelen, alsof er niets bijzonders aan de gang was, riep een adjudant hun dreigend toe; dat ze terstond moesten vertrekken.

- Ik blijf hier, meniere, antwoordde 't oude Stientje, die kalm bezig was met het avondvoer voor de zwijntjes klaar te maken. En de oude Marjanne, die blokjes droog hout aan 't hakken was, richtte haar gebogen gestalte ietwat op en herhaalde, als een echo:

- Ik blijf hier uek, meniere, bij mijn biesten en mijne man. - Moar huert-ge da schieten dan niet! riep de adjudant. - Kijkt ne kier, doar, noar de kirke en noar die huizen doar rond! Ge zilt duedgeschoten worden as g'hier blijft. Kijkt ne kier! Kijkt ne kier!

- Goa kijk gij ne kier, wijf! zei Stientje, die het te druk had met zijn beestenvoeder.

Marjanne ging met de soldaten buiten. Zij keek naar de kerk, op een driehonderd meters afstand en zij sloeg even van verbazing haar handen in elkaar.

Het leek wel of de toren eensklaps zot geworden was. Hij danste en spuwde, in vaalgrijze rookwolken, en dreunend gedonder, grote steenklompen van zich af; en, telkens als hij

[pagina 742]
[p. 742]

zo gespuwd had en de rook was weggedund, kwam hij verminkt te voorschijn, met grote gaten in zijn flanken, waar men de hemel dwars doorheen zag. Eensklaps scheen de hele spits zich te bewegen. Zij wankelde, eerst naar rechts, toen naar links en plotseling stortte zij in één klomp op het kerkdak neer, met het daverend geweld van een aardbeving.

- Ha moar jongens toch! kreet Marjanne met verbouwereerde ogen.

- Ge zie wel dat 't tijd wordt om wig te luepen, hé, moederken! grinnikte de adjudant.

Marjanne schudde 't hoofd.

- De Duitschers schieten noar de soldoaten, moar niet noar ons! meende zij.

- Verr...! vloekte de adjudant. En heel boos:

- Nou, moederken, ge'n moet het moar weten, zulle! Ge zij gewoarschuwd.

En hij trok met zijn mannen heen.

Dagen verliepen. Het zware vuur bleef zonder verpozen aanhouden. De soldaten zaten in kuilen en loopgraven verstopt; en 't dorpje smolt als 't ware van de aarde weg. De laatste huizen dansten in een stofwolk de lucht in; en alleen het nietig hoevetje van Stientje en Marjanne, dat afgezonderd en nogal verborgen stond, bleef ongedeerd. Dat leek een wonder voor de militairen. De officieren kwamen naar de oudjes toe en zagen hen daar met de diepste verbazing hun gewone werkzaamheden als in volle vredestijd verrichten. ‘Ga toch weg, mensen, eer het te laat is!’ herhaalden zij voortdurend; maar de koppige oudjes gaven geen gehoor aan de vermaningen: en Marjanne herhaalde telkens met dezelfde halsstarrigheid:

- Ha moar ze'n schieten zij noar ons nie, meniers. Ze schieten zij noar ulder, omdat-e gulder soldoaten zijt!

Toen gebeurde wat wel onvermijdelijk gebeuren moest. Op een vroege ochtend, terwijl Stientje en Marjanne nog te bed lagen, viel een bom in huis en de beide oudjes werden door elkaar geslingerd. Marjanne had niets, maar Stientje was de helft van zijn linkerarm afgerukt.

 

In 't veldlazaret, waar hij opgenomen en verpleegd werd,

[pagina 743]
[p. 743]

kreeg hij een heftig standje van de dokter.

- Ge ziet het nou, ne woar, dommerik, wat ervan komt van zue koppig te zijn! Es da nou nie stom da ge mee d'ander meinschen nie gevlucht 'n zijt?

- 'k Zal toch nog keunen wirken, meende Stientje. - Wannier zoe 'k genezen zijn, menier den dokteur?

- As alles goed goat, binnen zes weken.

Stientje verdroeg de pijn met moed en wachtte met geduld. Zijn vrouw kwam hem bezoeken en 't eerste wat hij haar vroeg was:

- Hoe es 't mee de virkens?

- O, goed. Stijf goed! antwoordde Marjanne.

Dat was als een balsem op Stientjes zware wonde.

- Goddank! zuchtte hij.

Toen de zes weken verlopen waren, werd Stientje uit het lazaret ontslagen.

- Wa goa-je nou doen? vroeg hem de dokter, streng wenkbrauwfronsend.

Stientje aarzelde, kreeg een lichte kleur.

- Noar 't wijf toe goan, antwoordde hij eindelijk.

- Ginder... in dien puinhoop? bromde de dokter.

Stientje zweeg.

- Ge zilt er alle twie ulder dued vinden! voorspelde de dokter. - Hoe keunt ge toch zue dom zijn!

- Ons biesten zitten ginter, zuchtte Stientje.

- Ulder biesten! Ulder biesten! riep de dokter verontwaardigd. - Zie je nou hever ulder biesten of ulder eigen leven! Stientje zei niets meer en strompelde weg, genezen, met een rechterarm waar hij nog mee werken kon en met een stompje linkerarm, dat nog in een verband zat.

En weer woonde hij met Marjanne in het hoopje puin, dat van hun hoevetje overgebleven was. De varkens leefden nog en werden vetgemest, de akker lag bewerkt zo goed als 't kon, de oorlog zou niet altijd duren; het dorpje werd bijna niet meer beschoten; het ergste was voorbij, daar twijfelden zij niet aan. Toen werd het dorpje toch nog eens gebombardeerd. Niet lang; zomaar heel eventjes, op een vroege ochtend, gelijk meestal gebeurde.

Zodra het voorbij was slopen de soldaten eens rond, om de

[pagina 744]
[p. 744]

uitslag op te nemen. Zij vonden niets bijzonders, maar toen zij aan het hoevetje van de oudjes kwamen, merkten zij toch iets ongewoons. Het wrakkig dak was helemaal ingestort; en binnen in het huisje lagen Stientje en Marjanne in hun bed, schijnbaar rustig slapend, maar bleek, heel bleek en roerloos, onder de half weggeslagen dekens met een grote bloedplas onder hen. Zij waren beiden dood, door dezelfde granaat getroffen, dood wellicht vóór ze beseften, dat ze getroffen waren!

De varkens in het hok, dat naast het huisje stond, waren ongedeerd gebleven en de soldaten namen ze, om verder ongelukken te voorkomen, kalmpjes met zich mee...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken