Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spokenhof (ca. 1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spokenhof
Afbeelding van SpokenhofToon afbeelding van titelpagina van Spokenhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

Scans (14.97 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spokenhof

(ca. 1938)–Emile Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Veertiende hoofdstuk

Maar na de sneeuw van den winter, en na een felle koude die de noord-oosterwinden over het land bracht, vouwt de lente open. In een straling en een warmte die dorp en akkers in een vreemden gloed zet, bloeit alopeens het nieuwe leven. De knoppen der boomen worden dik, zij bersten open. Fons van Mullem ziet ernaar. Hij lacht. Hij fluit een liedeke. Een kleine blijheid maakt zijn hart aan het zingen. Sjef schrijft zelden, maar wanneer de brief-drager een bericht van hem binnenbrengt, leest hij het aan Sanne de Zwarte voor.

Het is druk op het land. Met de knechts ijvert Fons van Mullem voor den uitzaai, voor de verzorging der beesten.

En het is, alsof het ontwaken van het leven een innige gedachte in zijn hart legt. Hij spreekt meerder malen met Sanne de Zwarte. Hij vraagt haar naar hoe het vroeger was, toen de boer nog leefde. Sanne de Zwarte lacht wat deemoedig. Een goed leven is het geweest. Nu is het veranderd, en wat zoekt Fons van Mullem met zijn woorden?

- 'k Zijn alleenig, zegt hij tegen haar, als zij op een Zondagnoen tezamen zitten. - Sjef is voort, en 'k en kan nie terug naar mijn hof.

- Verlang je daar zoo na?

- Ja, wat zal d'r van terechte komen?

- 't Is toch een hof van de gemeente, zei je?

- Dad' is 't, maar die mannen doen daar niet aan....

- Je zou nie moeten vluchten èn, waarom dee je 't eigenlik?

Fons van Mullem haalt de schoueTS op. Hij weet het niet. Een geheimzinnige angste prikkelt door zijn lijf, zooals toen, toen de Duitschers kwamen. En misschien vluchtte hij uit angst voor de straf,

[pagina 92]
[p. 92]

voor die peerden, die gestolen waren van den staat....

Hij zit hier goed. Maar er is één ding, waar hij niet kan over spreken. Hij zou hier willen blijven, om met Sanne de Zwarte te trouwen. Dat woekert en kruipt al wekenlang door zijn brein. Waaròm hij met haar zou willen trouwen, weet hij zelve niet. Zij is ouder dan hij, hij is arm, en hij is roomsch. Hij moet peinzen op Treeze Verbiest, die daar aan 't Spokenhof woont. Het zou beter zijn nooit meer terug te gaan over de grens, en altijd hier te blijven op dit hof, dat rustig is, waar alle werk met een bijkans innige graagte wordt gedaan. Hij ziet uit over de landen; het raam is breed. De hoenders kakelen op den mesthoop, een knecht treedt uit de schuur met een armvol strooi. Er komt zoo een gelatenheid in hem. Hij moet hier blijven.

De dagen gaan voorbij. Nimmer spreekt Fons van Mullem over zijn verlangens. Hij ziet Sanne de Zwarte zorgen voor het huis; haar handen, die moe zijn van het vele werk dat zij hebben verricht, gaan toch nog plichtsgetrouw over alles. Zij zoeken het werk. Hoe gaarne zou hij zijn hand op de hare leggen.

Onbewust drijft het verlangen, altijd met de bazinne, die vreemde bazinne, te kunnen samenzijn, tot den dienst op het hof. Hij werkt. Hij zorgt voor al de doening, zelfs gaat hij om de boodschappen die noodig zijn. En het landwerk werpt ruime verdiensten af in de oorlogsjaren. De regeering koopt het graan, aan een hoogen prijs. Wanneer Fons van Mullem des avonds uitrust, gezeten tegenover Sanne de Zwarte, en zij rekent de verdiensten na, of schrijft de uitgaven in het groote zwarte boek, dan knikt hij van bewondering om haar kundigheid.

Hij wordt geruster, het werk vermoeit hem, met een weldadige loomheid.

[pagina 93]
[p. 93]

- Hoe kunt ge da toch allemaal, bazinne?

Zij glimlacht, ziet naar den boer tegenover haar, die zoo grijs van haar is, de zorgen trekken rimpels rond zijn mond en zijn oogen.

- 'k Staan d'r alleene voor, Van Mullem, en ajje moet, dan kan je 't ook.

Van Mullem zuigt aan zijn pijp, zoekend naar woorden. Hij is hulpeloos tegenover deze vrouw. Zij kent het boerenbedrijf beter dan hij, zij is gerust met den gang van zaken, terwijl hij zich afvraagt of het niet teveel zal regenen of te weinig.

- Ge zijt ieverans zoo gerust op, bazinne. Peinst ge dan dad-et ook nie een keer verkeerd kan gaan?

- Ja, zegt zij langzaam, maar God zurgt goed voor ons. Voor joe ook. En daarom mag je nie ongerust zien, Je kan is vragen aan Onzen Lieven Heer, en altied moe je vragen, om gunsten en weldaden; maar je mag nie bange zien.

- 'k Vrage maar altijd waaròm, bazinne. Waaromme da mijn wijf dood ging, en mijn meiske, en waaromme da Sjef voortliep.... en...., enne....

.... en waarom da 't er oorlog is...., vult Sanne de Zwarte aan. - Kiek is, Van Mullem, je vraag 'et ‘waarom’ van de diengen.... maar op alles geef God ons Zien antwoord. En dad' antwoord vraag je-gie nie. Gods wille is sterker dan die van ons, en wat God doet, is nooit verkeerd.... En ajje vraagt waaròm, en altied maar opnieuw vraagt, in plekke van is stille te zien, en te luusteren naar God zelf, en te kieken naar al da God voor joe toch óók doet, dan weet je vanself nóóit waaròm. Geloof je dan nergens an?

- Ja 'k, ja 'k, zegt Fons van Mullem, maar hij weet het niet. Hij zoekt God niet, hij peinst dat alles maar vanzelve komt. En daarom staat hij machteloos tegenover de dingen die rondom hem zijn, en die hij vaneigen niet verklaren kan.

[pagina 94]
[p. 94]

Des nachts woelt hij in zijn polk om en om. Hij is een oude mensch, het leven is aan hem voorbijgegaan, met veel triestheid. Hij heeft de vreugde van het leven nooit gevonden. Nu moet hij dankbaar zijn. Waarvoor? Omdat hij nog leeft, en omdat Sjef leeft? Hij weet niet eens òf Sjef nog wel leeft.

Maar dan weet hij ineens, dat het zijn plicht is, voor hem te bidden. Met de handen saamgevouwen slaapt hij in.

Als hij wakker wordt, rijst de zon over de wereld. Heel laag zit zij nog, maar zij is licht en goed, en een nieuwe warmte vloeit uit over de velden, waar het werk wacht.

Hij wascht zich onder de pomp op het erf. Hij ziet naar de hoenders, die rond hem scharrelen. Tegen Schapertje, den koeier, zegt hij iets over het weer. Maar als hij de keuken ingaat om te eten, vindt hij Sanne de Zwarte daar niet.

- Bazinne, roept hij, als hij halvelings de deur van de kamer opengestoken heeft, bazinne....!

- Ja, zegt Sanne de Zwarte uit haar bedstee, maar het is een zoo zwak geluid, dat Fons van Mullem stillestaat, en geen woorden vinden kan.

Dan hapert hij: - Komt ge nie uit bedde, bazinne?

- Och, zegt zij, och, 'k zou nog willen slapen, 'k zien zoo moei.

Fons van Mullem doet zijn kloefen uit, op zijn kousen komt hij een paar passen naar de bedstee toe. - Zijt ge ziek?

- 'k Geloof 't toch, Van Mullem, je most is achter den dokter gaan.

- Ja, zegt Fons van Mullem, en hij keert zich subiet om, hij is blij dat hij de kamer uit is. Hij voelt zich verlegen daar.

- De bazinne is nie goed, zegt hij tegen Schapertje, 'k gaan naar den dokteur.

- Het hart, zegt de doktoor, als hij Sanne de Zwarte onderzocht heeft.

[pagina 95]
[p. 95]

- Rusten, zegt hij, veel rusten.... Vooral niet opstaan.

Sanne de Zwarte knikt, zij zou niet kùnnen opstaan. Haar beenen zijn zoo moe, haar armen zijn zoo moe, en in haar hoofd roert entwat dat zij geen naam kan geven. Zij ligt bleek op het kussen, en de roode wangen zijn verkleurd tot bruin-geel. - Kom is hier, Van Mullem, zegt zij. Van Mullem pakt zijn klak van zijn kop en legt die op een stoel. - Je zou nog is naar m'n nichte moeten gaan, en vragen of 'eur dochter Jo kan kommen 'elpen.

Van Mullem knikt. Hij ziet de bazinne daar liggen, hij weet ineens, dat het niet goed afloopt. Vreemd staat hij op het hof, hij moet naar die nichte; als de bazinne intusschen maar niet sterft. Langzaam gaat hij den weg op, en dan loopt hij hoe langer hoe vlugger naar vrouw Leenhouts, de nichte van Sanne de Zwarte, die op het hof woont in den Zwinpolder. Het is een half uur loopens, een half uur over de landwegen, en door het stadje, dat rumoerig is onder de doening van soldaten en vluchtelingen. En de zonne hangt over het land. Overal in het veld ievert de felle wrochting van mans en meiden.

- Jo? zegt vrouw Leenhouts, maar die is bezig mi d'erpels.... 'k Kan ze nie missen....

- Maar 't moet toch, zegt Fons van Mullem. Hij wordt driftig, dat ze voor Sanne de Zwarte niet seffens klaarstaan.

- Af fijn, 'k za ze stieren, zucht ze.... Ze draait zich om, laat Fons van Mullem alleen staan, om Jo te gaan roepen, maar dan komt ze terug.

- Is 't erg mee Sanne?

- Da nie, maar ze kan nie alleenig zijn.

- Wa mankeer ze? vraagt vrouw Leenhouts kortaf. Ze vertrouwt dien vent niet.

[pagina 96]
[p. 96]

Fons van Mullem haalt de schouders op. - Den dokteur zegt da tegen mij niet, bromt hij, en hij ziet over vrouw Leenhouts schouder naar Jo, de dochter, die vermoedt wat er komen zal.

Jo is een gehoorzaam kind, een braaf kind. Jo gaat met Fons van Mullem naar moeie Sanne, zooals zij dat zegt.

Haar groote passen verbazen Fons. Haar oogen maken hem verlegen. Haar stem is zacht en duidelijk tegelijk als zij vraagt:

- Waar kom je-gie vandaan?

- Daar, van over de grens, van Dudzeele. Weet ge da niet? Spreken ze daarover niet?

- Neeje, Van Mullem,.... moeder zegt, dad-et zonde is, da je bie moeie Sanne woont, zonder dat de doomnie 't weet.

- Wa zegde nu? verbaast Fons van Mullem zich. Wat spreekt dit kind van een doomnie en van zonde.... Hij weet vaneigen niet, dat ze achter zijn rugge kletsen en er schand van spreken. Hij bromt wat weinige woorden in zichzelve, zegt: - 't Is een schandaal, da ze da zeggen van Sanne de Zwarte.

Dubbend gaat hij naast het meisje voort. Daarom was vrouw Leenhouts driftig, dáárom;.... zou het daarom zijn, dat de buurvrouwe van Sanne de Zwarte, die nogal eens over den vloer kwam, wegblijft, en een anderen kant opgaat wanneer zij hem ziet....? Hij slikt moeilijk. Het is een teleurstelling.

- En gij gelooft da? vraagt hij ineens aan Jo Leenhouts; hij neemt haar arm vast, hij dwingt haar alzoo om stille te staan.

- Nee je vanzelf nie, moeie Sanne is een goe mensch.

- Jà, zegt Fons van Mullem. Hij zwijgt, verbijt een vloek, en zegt nogeens: - jà!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken