Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spokenhof (ca. 1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spokenhof
Afbeelding van SpokenhofToon afbeelding van titelpagina van Spokenhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

Scans (14.97 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spokenhof

(ca. 1938)–Emile Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]

Vijftiende hoofdstuk

De aarde wordt stil. In den nacht slaapt de aarde, gelijk de menschen. Enkel de vogels roepen naar het licht, totdat ook zij stille zijn en slapen, ievers.... Wáár slapen de vogels, peinst Fons van Mullem. Hij staat in den nacht buiten op het hof. In de verte bast een heesche hofhond, die te lang aan den ketting lag om nog levenskrachtig te zijn. Misschien gaat er nu een vremdeling over den weg, of een soldaat is gevlucht over den elektrieken draad der grenzen? Waarom bast die hond anders zoo? Fons van Mullem speurt naar meerdere geluiden in den nacht. Er is het gebrom van een mannenstem. Fons van Mullem kan den dokter niet verstaan, maar hij vermeent te hooren hetgeen hij zegt, met zijn rustige stem, tegen Sanne de Zwarte, die onrustig is.... Hij heeft den dokter gehaald. Die vermoedt, dat Sanne's leven op 't leste gaat. Hij heeft Fons naar buiten gestuurd, en Jo Leenhouts, die nog altijd bij Sanne de Zwarte oppast en het huishouden doet, zit in de keuken. Zij heeft een mantel over haar nachtkleed aangetrokken, zoo zit zij te schriemen bij de stoof, die bijkans koud is.

Verdwaasd hoort Van Mullem naar de stilte van het hof.

In dezen nacht knallen geen schoten, noch brommen de kanons aan de fronten van den I Jzer. - De nacht slaapt, zegt hij halvelings. Hij sluit zijn oogen. Daar trekt een rood vuur voor, een angste slaat in zijn lijf 'lijk een bliksem. Sanne de Zwarte zal dood gaan.

Nu kan Fons van Mullem geen schoone woorden vinden, om te zeggen dat dit spijtig is, en dat hij van haar hield. Hij glimlacht, een triestheid trekt om zijn mond. Hij houdt van haar, ja, nog, maar op een heel andere manier dan hij zich dat eens voorgesteld heeft. Hij houdt van haar gelijk een manmensch van zijn moeder houdt.

[pagina 98]
[p. 98]

Zij heeft de handen van Steefke. Nu weet hij wat het is: het zijn haar handen. En haar oogen, die goedig over al zijn werk zien, en die vragen of hij komt eten, of hij zal aan 't werk gaan, en of hij tevreden is met dit nieuwe tehuis....

Van Mullem laat zijn kop zakken. Hij draait zich halvelings om. Achter de toeë gordijnen vergeelt het licht; naar buiten wordt het een grauw armoedig schijnsel. Een schaduw valt over het gordijn, de dokter loopt in de kamer, hij bukt zich, de schaduw bukt zich.... De schaduw verdwijnt, en dan staat de dokter nevens hem.

- Kom mee naar binnen, zoo ge vrouw De Zwarte nog zien wilt. Zij zal het niet lang meer maken.

Jo is al bij haar.

Sanne de Zwarte's oogen zien de kamer rond. Zij zoekt Van Mullem. Zij licht de slappe hand wat open gebaart naar hem. Zij zoekt tusschen hem en den dokter een weg in de ijlte der kamer, waardoorheen zij zien kan naar de wereld, die zij veraf voelt èn aantrekkelijk.... Doch zij zoekt niet lang. Van Mullem staat bij haar, Jo staat bij haar. De dokter is weerom de kamer uitgegaan, die staat nu op het erf en steekt een sigaar aan. Hij beluistert de stilte van den nacht.

Die duurt en duurt, de stilte. Tot daar ineens aan den blauwzwarten einder de vuurgloed van een ontploffing openvloeit. De grond trilt. De dokter staart; Sanne de Zwarte voelt het trillen van den grond, het trillen van haar huis. Zij is zoo rustig. Zij ziet niet den brand van den oorlog voor zich, maar de schoonheid van een vremde wereld. Stemmen komen tot haar. Zij zegt:

- Van Mullem, langt den Biebel....

Hij keert zich om en neemt den Bijbelboek van de schouwe. Hij slaat het Boek open en huivert. Hij zoekt naar een bladzijde, die hij

[pagina 99]
[p. 99]

weet niet te kunnen vinden. Hij zou de boerin willen lezen over...., over.... den tijd die er is om te leven, en den tijd om te sterven.... De woorden, die Sanne de Zwarte las, toen hij met Sjef kwam....

Maar Sanne de Zwarte's mond, die ingevallen en bleek lijkt in het blakke schijnsel der petroollamp, trekt wat samen tot een nauwmerkbaren lach, een gebaar van verontschuldiging en innigheid tevens wiekt uit haar opgeheven hand. - Nee, zegt zij zacht, nee, Van Mullem, nie lezen.... Maar, as ik er nie meer zien, dan moe' je'm meenemen, dien Biebel.... Verder, slikt zij, maar zij voleindt haar zin niet. Zij kan niet meer. Zij keert het hoofd naar Jo Leenhouts, het nichtje, dat bevreemd toeziet, dan sluit zij de oogen. Zij hoort de boomen ritselen achter het huis, zij hoort de beesten stampen in hun slieten, en is daar niet een man, die koren pikt, met den forschen zwong van zijn arm? De korte zeise blinkt, zij schittert in het zonlicht. De maaier is haar man, de boer, De Zwarte. Vaag zegt zij: - De Zwarte.... Dan bidt zij de eerste woorden van het schoonste gebed dat er is: - Onze Vader, die in de Hemelen zijt.... Uw naam, Uw naam.... worde geheiligd.... Zij slaat de oogen wederom op. Sterker ruischen de boomen over het hof. Een zwaluw scheert langs het raam, over het koren, waarin boer De Zwarte wrocht, en de hemel opent zich; boven den gouden stoet der korens vult een onwezenlijke klaarte gansch de wereld. Haar oogen zijn groot. Haar handen heft zij, en Fons van Mullem en Jo doen snel een pas naar voren. Doch dat is niet meer noodig, want de handen van Sanne de Zwarte vallen terug 'lijk meeuwen op den poldergrond achter de duinen. En het licht dooft in haar oogen. Even knippert de vlamme der petroollamp hooger. Een spettering van kleine vonken danst in het lampeglas.

Sanne de Zwarte rust. Zij is veilig. Fons van Mullem staat te bidden

[pagina 100]
[p. 100]

bij het bed. Met een breed gebaar heeft hij zijn klakke afgenomen, hij slaat ze tegen zijn pilobroek, en hij ziet niet op, als hij begint te spreken....

Dat is zoo de gewendte bij de roomsche boeren, misschien, denkt Jo. De dokter komt binnen. Hij gaat op zijn teenen naar de bedstee toe, en knikt. - Voorbij, zegt hij zacht.

Doch Fons van Mullem spreekt voort.

- Ge waart goed, bazinne, en wij, die gevlucht waren voor den oorloge, hebben Uw brood gegeten.

Hij zoekt niet naar zijn woorden. Wat is dat met Van Mullem? Hij stottert niet, hij staat daar, en spreekt rustig verder, met een stem, die liefdevol is, en zachtmoedig, gelijk geen mensch nog wel ooit van hem gehoord heeft. Hij bidt daarna. En dan gaat hij de kamer uit. Op het erf zoekt hij de stilte, om alleen te zijn. Hij voelt zich verlaten. Een oude boer is hij, en immer laten ze hem in den steek.

De aarde slaapt in den nacht.

Zij slaapt, binst de bazinne daarbinnen afscheid van haar genomen heeft.

Daar gaat een weemoed door Fons van Mullem heen. Nu is hij weerom alleen, en Sjef is er niet, en niemand is er om bij hem te zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken