Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het koninkrijk IJmond. Ba Kuku-Ba Buba. Een oraal koningsdrama in vijf bedrijven (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het koninkrijk IJmond. Ba Kuku-Ba Buba. Een oraal koningsdrama in vijf bedrijven
Afbeelding van Het koninkrijk IJmond. Ba Kuku-Ba Buba. Een oraal koningsdrama in vijf bedrijvenToon afbeelding van titelpagina van Het koninkrijk IJmond. Ba Kuku-Ba Buba. Een oraal koningsdrama in vijf bedrijven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (19.05 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het koninkrijk IJmond. Ba Kuku-Ba Buba. Een oraal koningsdrama in vijf bedrijven

(1985)–Edgar Cairo–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Aan de speciale of gespecialiseerde lezer

Onder de hierbovenstaande noemer versta ik: kritici, beleidsmensen, insiders, kortom, allen die nauw betrokken zijn bij de gang van zaken in het minderhedentoneelwereldje. U raad ik ten zeerste aan om wel met de inleiding te beginnen. Nauwgezet lezen wat er staat (en dus niet zomaar dingen zien die er niet in staan) is dan wel een eerste vereiste. Buitendien hoop ik dat ‘men’ z'n vooroordelen opzij kan zetten.

De lezer zal mij hier en daar het een en ander moeten vergeven, vrees ik. Want allereerst ben ik schrijver, die zich tegenover de wereld soms alleen staande kan houden dankzij bittere spot. Een pen die bijt is ook talent, denk ik vaak diepweg. Wat ik naar voren breng in me betoog is juist datgene wat niet mij alleen, maar ons allen staande houdt. Dat komt weleens in konflikt met een andere hoedanigheid waarin ik bezig ben, namelijk die van de kritikus. Maar wat ik ook schrijf, in de grond spreek ik vanuit bezorgdheid om ons allen. Ik heb dan ook steeds het gevoel een permanente liefdesverklaring te uiten, zelfs al klinken de woorden af en toe niet vriendelijk. Het uitgangspunt is dat we allen moeten leven, liefst mèt elkaar.

 

Wat is het hoofdprobleem van deze inleiding?

Zij behandelt zwarte kultuur (negerkultuur dus!) in de vorm van minderhedenkultuur hier te lande. Tevens gaat zij in op het daarachter liggende beleid van de plaatselijke en de landelijke overheid. Er zijn mensen bezig zich als schrijver/regisseur/speler of zelfs beleidsmaker waar te maken. Vooral de eerste drie kategorieën bestaan uit lieden waarvan sommige al heel lang met veel antoesjasme, veel gepinaar (armoe, leed, ontberingen) zich hebben trachten waar te maken. Ik heb altijd gezegd: die mensen zijn betaald met gratis.

Zulke harde werkers (m/v) kan men niet genoeg waarderen.

Maar er zijn helaas ook allerlei negatieve nevenverschijnselen aan

[pagina 11]
[p. 11]

het optreden in het minderheidswereldje van toneelmakers. Voor zover ik het nodig acht zal ik diskretie betrachten, maar over sommige dingen kan en mag niet gezwegen worden.

Ik wil dus een beleid toetsen op voornamelijk bepaalde onderdelen (lang niet op alle, kan ik ook niet) en ik wil als schrijver èn kritikus met zo scherp mogelijk geformuleerde woorden de problematiek van de zwarte kultuur, in het bizonder het zwarte theater, neerzetten. Mild zijn ligt óók in mijn gepeperde natuur. Toch dien ik de Cairo-jaanse okersoep zo heet mogelijk op, niet om te kwetsen, wel om positief te skoren.

Wie boos is mag van mij in een diskussie losbasteren, des te beter! Ik neem deze taak, nee deze hebi [last] op me. Een ondankbare ook. Want haters zullen mogelijk nog meer gaan haten. Maar, dan hebben ze 't wéér niet begrepen. Wie wijsmanboter in zijn gehersende hoofd heeft zal z'n ogen nemen, kijken, loerloeren en... zélfkonkluderen.

 

Wat voor nut kan deze inleiding hebben?

Ten eerste is er zoiets als literatuursociologie. Vroeger haalde men z'n weetjes over schrijvers, komponisten e.a. personen of stromingen uit brieven. Die werden trouwens vaak genoeg geschreven - ook in privé-betrekkingen - met het oog op latere publikatie. Nu geven inleidingen zoals deze inzicht in ‘het gebeuren’, ook al kennen ze hun beperking (bijv. het feit dat ze geschreven zijn vanuit & door één persoon).

Ten tweede schijnt er zoiets als de sociologie van de minderheden te bestaan. Rond kerst 1984 verscheen er in de (Volks)krant een advertentie van PAOS (Postacademisch Onderwijs Sociale Wetenschappen) waarin een kursus Etnische minderheden in de Nederlandse Samenleving werd geadverteerd. Ja hoor, drie prominente namen werden er genoemd van de blanke kursusleiding. De medebehulpzame minderheden zelf, die - zo luidt de achteraf door mij ingewonnen infor-

[pagina 12]
[p. 12]

matie - op een lager nivo in de kursus werden opgenomen, kwamen mooi te vallen onder de noemer ‘en anderen’.

Men weet het dus voor ons! Wij verschijnen ten tonele als bijhangertjes! Ik heb hierover heel wat woordenstrijd moeten voeren en herhaal mijn konklusie: ik vind niet dat wij, minderheden, persé alléén de leiding moeten hebben bij dergelijke kursussen (of bij kwissen e.d.), maar ik vind wèl dat wij mede in de hoogste leiding vertegenwoordigd moeten zijn. Men demonstreert genoegzaam onze onmondigheid door het zo tolerant voor ons te doen.

De naam Sonja viel bijvoorbeeld heel vaak tijdens het diskussiëren. Ik vind haar een aardig mens en ik vind het nog aardiger dat zij veel zwarten in haar t.v.-show aan het woord laat. Maar stel dat zij onze smoel op een gegeven moment niet meer lust, wat dan? Dáár schuilt het probleem. De blanke blijft zelf rustig op z'n sleutelpositie zitten, al is hij/zij tien keer tolerant geworden!

En to the point: middels deze inleidingen (die allemaal hun beperking in diverse opzichten kennen) probeer ik meer informatie te geven voor ons, over de mechanismen die ons in ons handelen moveren. Ik probeer te voorkomen dat men ons gaat zien als alleen maar getallen en statistieken, want dat is het nieuwste gevaar.

Ten derde poogt deze inleiding orde te scheppen, soms op een harde, maar eerlijke manier. Dat laatste kan niet altijd van mijn zogeheten ‘tegenstanders’ gezegd worden. Bepaald niet iederéén is voor zover nodig ‘tegenstander’. We zijn nie gek! Eigenlijk gaat het om een handjevol lieden, bekrompen geesten met hun wandaadjes, die niet in de gaten hebben dat ze daarmee voorwaarden scheppen voor het vloeien van de schrijverspen.

Ten vierde doe ik hiermee een beroep op goed beleid aangaande het allochtonentoneel. Wel zeg ik hier hardop dat wat er ook naar voren wordt gebracht, zulks niet mag leiden tot intolerant beleid. Want subsidies krijgen is geen gunst maar een recht! Er zullen weer genoeg verwijten komen aan het adres van deze auteur. Maar het zelfverwijt van hen die in gebreke blijven om zich in de beste formaties aaneen

[pagina 13]
[p. 13]

te smeden zal hoogstwaarschijnlijk achterwege blijven. Is zo is deze wereld nu eenmaal.

Tenslotte: déze inleiding hoort bij dít stuk theater. Het is er mede oorzaak van.

 

Wat staat er zoal in de inleiding?

Ik geef verantwoording van mijn motieven, mijn drijfveren, als zwarte toneelschrijver in Nederland. Ik geef uitgebreid mijn visie op de gang van zaken (niet lief en niet mals), precies zoals dat eerder gebeurde in de inleiding tot Dagrati! (uitgave 1984). Want, vind ik, we hebben zoiets als een ‘sprekend geweten’ nodig, een bekommentariërende, evaluatieve instantie die geen bindingen heeft met de betrokkenen.

Net zoals in de inleiding van Dagrati!, alwaar ik een soort recensie opnam over een Lobi-singi-middag (d.i. een traditioneel spel over de liefde of het gebrek daaraan) die gehouden werd in Ons Suriname (een centrum voor Surinamers in Amsterdam), heb ik hier in mijn inleiding een paar evenementen gerecenseerd. Het gaat om het eind 1984 opgevoerde stuk De Negers van Jean Genet (een lange bijdrage) en Nanzi-Anansi (twee kortere stukken) dat door de educatieve omroep RVU met kerst 1984 werd uitgezonden via de televisie. (Er was ook een tweede aflevering.)

Er is eerst gepoogd om ze - zeker die van De Negers - elders onder te brengen waar zulke besprekingen m.i. ook thuishoren: in de pers. Dat is niet gelukt. Een argument (bij het lange stuk) gold de lengte. Plaatsgebrek in de krant dus. Men heeft, zo bleek uit bijgevoegde briefjes na terugzending van de tekst, geprobeerd het stuk in allerlei rubrieken onder te brengen. Dus heeft men z'n uiterste best gedaan, neem ik gemoedelijk aan. Een reden voor het rondsturen zou ook de inhoud van de recensie kunnen zijn, die de naam draagt van De Negers? Wij Negers! Het stuk was trouwens bedoeld om de witte pers, die immers alles van ons afweet, een lesje te geven in het kijken naar

[pagina 14]
[p. 14]

negers. Maar zover wil ik eigenlijk nog niet gaan, zeker omdat u dat stuk, de recensie dus, ook nog niet heeft gelezen.

Wel moet één ding van me hart worden losgeworpen: nieuwjaar 1985. Ik lees het ochtendblad dat ik elke dag lees, gewoon omdat ik vind dat er een zekere kwaliteit ten opzichte van andere kranten aanwezig is. Het is de Volkskrant die ik samen met de NRC tot het beste van de Nederlandse dagbladen vind behoren. Ik kijk en zie: zaterdag 29 december 1984. Prachtige uitgave, waarvan het laatste deel vol staat met gedichten die allemaal vallen onder de noemer: herinnering(en).

En ja hoor, kijk maar goed: van de powesie van ons, ‘zwartjes’, hebben ze zeker nooit gehoord, want het is weer één en al wit wat de klok slaat. Om in de kerstsferen te blijven: er was geen plaats voor zwartjes in de herberg...

Het klinkt wrokkig; is het niet! Men moet maar zo denken: Cairo haat niemand, wie hij liefheeft kastijdt hij met slavenmeesterzweep. En het is maar een toevallig voorbeeld uit een van de vele neteldistelmaaltijden die Holland ons rauw voorschotelt.

Het is geen zomaar-voorbeeld dat ik aanhaal. Wèl een kontroleerbaar feit. (Andere kranten hebben ons ook nog niet op 'n gewone manier geïntegreerd.)

Als men van goede wil was had men kunnen kijken in de vele bundels van de minderheidspoweten & -powetessen. Indien een dergelijke titel niet voorhanden was, dan is er nog altijd het desbetreffende thema dat wèl door ons behandeld is. Zoals ik ongeveer in Lelu! schreef: als men het over de dood heeft kent men de ‘zwartjes’ niet. Ze zijn al dood. Nu blijken ze ook al geen herinnering te hebben. Dit ‘feit’ laat me denken aan een ander feit: een televisie-uitzending van de NCRV. Ze nemen een Surinaamse schrijfster om een kerstgedicht te komen zeggen. Dat is prima. Maar dat ze daarbij vierkant staan te liegen kan ik nog steeds niet verkroppen. Wat zeggen ze? ‘We hebben de literatuur van de minderheden doorgenomen en kwamen geen enkel kerstgedicht tegen.’ Klinkklare leugen. Ik heb

[pagina 15]
[p. 15]

onze grote Trefossa (Henny de Ziel) er eens op nageslagen. Zijn beroemde gedicht Hoemor in èksèlsis (ook in vertaling, dus Humor in excelsis) is een juweeltje over de geboorte van Kristus. In diezelfde uitgave, samengesteld door Jan Voorhoeve (1977), is er méér. De nummer 16: Josef ori-tjar Maria (Jozef geleidt Maria), de nummer 17: Bébi-boi (het best te vertalen met het Engelse Baby-boy), de nummer 18: Skapoeman (Schaapherder), de nummer 19: Pin-pin Jesus (Kindje Jezus). Wat men niet zelf achterhaalt kunnen deskundigen geven, geen ekskuus dus!

De bundel bevat nog minstens vier gedichten over de kruisiging, Goede Vrijdag etc., maar het bewijs lijkt mij geleverd: men liegt alsof het gedrukt staat, heeft totaal geen belangstelling voor ons en sjoemelt wreedadig met onze belangen. Het kan de blanke machtsreet geen reet schelen hoe wij als minderheid het ervan afbrengen. Zo, dat was het eerste sausje. De inleiding ís nog niet geopend.

Ik zeg dit alles wel met onnoemelijk veel ekskuses aan degenen die zich met hartstocht voor ons inzetten, want zo is Holland óók. Overigens gaan we uit van de goede wil bij de betrokkenen. En van de hoop dat ze ons niet alleen laten zien in de vorm van probleemmensen die geëtaleerd worden omdat er via de journalistiek een goeie boterham aan ze valt te verdienen. Ik wens ze veel geluk met ons. Maar genoeg over onze bedelpositie.

Eén ding nog: het gaat natuurlijk niet om ‘zomaar recensies’. Veeleer snijden de stukken allerlei kwesties betreffende het kultuurbeleid aan, bijvoorbeeld hoe de pers naar zwart theater moet leren kijken. Dat is dan nog slechts één aspekt. Want een ander, belangrijk ding, - naast regie en spel - is dat de Nieuwe Komedie (sic!), nu zij ten grave wordt gedragen, eindelijk eens goede sier maakt met ons, negers. Zo'n twee jaar geleden werd mij, terwijl ik in eigen beheer (zoiets) bezig was een groep van zwarte spelers op te richten die Dagrati! moesten gaan spelen, gevraagd: ‘Cairo, wil je dit stuk niet door de Nieuwe Komedie laten opvoeren?’ Een verzoek tot verraad van me eigen mensen, notabene op 'n moment dat

[pagina 16]
[p. 16]

ik om speelruimte kwam bedelen.

Ik zei botweg: ‘Nee, ik verkoop mijn kultuur niet, niet op deze manier!’

Dat zal mij niet geliefder hebben gemaakt bij sommigen dan ik al was. Het leuke is dat ik het over de meerderheid van Holland heb gehad, maar breek me over de minderheid waartoe ik behoor de bek niet open. Want als je sommigen mag geloven heeft Cairo niet één stuk geschreven, laat staan dat hij ooit iets op de planken heeft gebracht. Nieuwe tijden, nieuwe goden, zeg ik maar. Want de zelfnijd en zelfhaat die wij, negers, demonstreren... ik hou op!

Waarom ik nu wel met het Regio Theater heb samengewerkt? Dat krijgt u straks uitgebreid te lezen.

Hopelijk dat het werk, dat nu uiteindelijk dus tóch een forum heeft gevonden, z'n uitwerking niet mist.

 

29 december 1984, Edgar Cairo

 

N.B. Het stuk wordt in principe alleen in de regio IJmond gespeeld in de zomer van '85. Het staat daarna dus open voor landelijk gebruik door elke groep die dat zou wensen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken