Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding
Afbeelding van Lelu! Lelu! Het lied der vervreemdingToon afbeelding van titelpagina van Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

Scans (30.21 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (0.99 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding

(1984)–Edgar Cairo–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 19]

Inleiding
Deel I

[p. 21]

1 De Surinaamse literatuur

Bespreking van de Surinaamse (minderheids)literatuur hier in Nederland houdt ongetwijfeld in dat men uitgaat van een aantal vooronderstellingen. Zo spreekt men van minderheidsliteratuur in steevaste vergelijking tot een (etnische) meerderheid. En gebruikt men aldus de term Surinaamse literatuur toch wel heel duidelijk in verband met de Surinaamse natie (het volk van Suriname waar in oorspronkelijk verband gezien de bewuste minderheid deel van is). Men gaat dus persé niet uit van geografische grenzen, gekoppeld aan nationaliteit alléén! Immers, de onderhavige literatuur wordt ook binnen Nederland (of elders) door mensen met een Nederlands paspoort (en zelfs met de Nederlandse kultuur!) voortgebracht.

Een ander aspekt is dat men zich doorgaans geen rekenschap geeft van wat nu precies de term literatuur inhoudt. Om de komende bespreking van de z.g. minderheidsdichters van Surinaamse komaf toe te lichten, maar ook om de lezer van dit werk een zo breed en diep mogelijk inzicht te verschaffen, zal ik de Surinaamse literatuur in haar algemeenheid en haar (historische) karakter, vooral in haar funktioneren, uiteenzetten onder de noemer ‘De Natievormende Funktie van de Surinaamse Literatuur’.

 

Eerst nu enkele duidelijke punten die bedoeld zijn als een kader waarbinnen de onderhavige literatuur zou passen.

 

- Er is een internationaal perspektief waarbinnen literatuur geplaatst kan worden. Voor Suriname betekent dit dat al de ontwikkelingen op het gebied van haar (huidige) literatuur passen in de na-oorlogse periode van dekolonisatie. De ver-

[p. 22]

schijnselen daarbij zijn talrijk en van gewicht. Men denke aan het ontstaan van nieuwe naties. Traditionele maatschappijen wijzigen zich grondig. Hier wordt met traditionele bedoeld: samenlevingen zoals men die vindt (en vond) in bepaalde regionen van Afrika, Azië en elders en die als het ware nog geen zuiver modern, twintigste-eeuws karakter dragen. Men noemde ze onderontwikkeld. In zulke gebieden komen er totaal nieuwe en meer landelijk gerichte bestuurssystemen, stamverband wordt verbroken en dus gaan er ook allerlei tradities verloren. In dit verband noem ik de sprekende titel van het boek van de Nigeriaanse schrijver Chinua Achebe: Things fall apart.

Voor Suriname geldt onder meer dat de etnische groepen nu niet meer in hun aparte hokjes kunnen blijven zitten, ook al zal de eenwording tot natie niet erg snel en soepel verlopen. De aansluiting bij het Derde Wereld-gebeuren is echter evident. De Surinaamse (of Surinaams-Nederlandse c.q. minderheids-) literatuur heeft dan ook een groot aantal kenmerken gemeen met wat we Derde Wereld-literatuur noemen.

 

- Er is ook het historisch perspektief. Na de perioden van slavernij (negers uit Afrika werkzaam op plantages) en kontraktarbeid (met immigratie van voornamelijk Aziaten) zijn er op basis van moderne ekonomische inzichten nieuwe ontwikkelingen. De zogeheten post-orale periode breekt definitief door. Oraal wil in dit geval niet zomaar zeggen ‘literatuur die haar weg vindt via mondelinge overdracht’. Alle mogelijke verschijnselen der orale situatie tellen er ook bij. Het bestaan van vertellers in Westindische verhalen is dan ook een duidelijk oraal element. Er komen verschillende schriftloze technieken te pas bij het onthouden, het maken & voortbrengen (met een technische term: het performeren) van

[p. 23]

orale teksten.

Het schrift heeft in Suriname een belangrijke, zelfs de belangrijkste, plaats ingenomen. Men heeft er leren schrijven, lezen, drukken, boeken distribueren etc. Het hele systeem dat met het ontstaan en de verspreiding van het schrift samenhangt heeft er de overhand gekregen, zij het zo dat men niet zover is als in Europa met allerlei druktechnieken. Maar ook schrijftechnieken, dus bijvoorbeeld hoe ‘geraffineerd’ men iets opschrijft en indeelt, zijn niet erg ontwikkeld, gemeten naar de maatstaven van Europa anno 1984 met Europa's lang gevestigde normen.

Dit is een belangrijk punt, wil men zich niet vergalopperen met het ongebreideld stellen van eisen aan díe literatuur op basis van normen uit de in Europa gevestigde en ontwikkelde systemen. Letten dus op de overgangssituatie.

Het moderne onderwijs zorgt ervoor dat bijna alles wat met ‘oraal’ te maken heeft verdwijnt, met op de eerste plaats natuurlijk de z.g. orale opvoeding. Dit is het verschijnsel dat men in zo'n traditionele gemeenschap een hoop teksten en tekstoverdrachtstechnieken leert via het meedoen. (In een enkel geval door bewuste scholing, zoals bij het inwijden in de winti-riten van een nieuwe medicijnman, een bonuman. Of een aankomende zanger/zangeres gaat in de leer bij een sabiman, een kenner, een routinier, etc.)

Kende de orale literatuur dan geen schrift? Ja hoor! Schrijftekens die op een zinvolle manier een soort alfabet vormden kenden we heus wel. Men denke aan het Afakaschrift onder de bosnegers. Zelf heb ik in mijn vroege jeugd een bosneger bezeten zien raken (winti zien krijgen) en met een stuk krijt tussen zijn tenen op de stenen vloer zien schrijven. De assistent van deze medicijnman (die dus eigenlijk de taal van een god of voorouder ‘verwoordde’) wist moeiteloos het geschrevene te ontcijferen en de boodschap over

[p. 24]

te dragen aan ons, winti-gelovigen. Het maakt niet uit of de opgeschreven taal afkomstig was van een (voorouder)god of een voorouderlijke geest (dus de spirit van een lang geleden gestorven persoon): in beide gevallen ging het om geheimtaal, taal der voorouders, taal(resten) uit de vroegere slavengemeenschappen.

Jammer dat dit ‘voetschrift’ (dus het handschrift dat via de voet werd opgetekend) geen taaltekens (= letters of lettergrepen dan wel beeldschrift) bevatte die onder de negers als een soort nationale of groepstaal een rol kon spelen. Het moet tot een zeer kleine groep sprekers (geheim genootschap?) beperkt zijn gebleven.

De vraag waarom is niet moeilijk te beantwoorden. Wij, negerslaven uit Afrika, mochten niet leren lezen of schrijven. We mochten ook geen eigen godsdienstpraktijken uitoefenen en ook weer niet gekerstend worden. We kenden dus niet het alfabet der blanken en ook geen enkel Afrikaans schrift, tenzij heimelijk overgedragen en daardoor streng gekoppeld aan godsdienstige elementen. Kultuuroverdracht móest dus schriftloos gebeuren.

Pas in 1844 (dus na twee volle eeuwen orale overdracht) mocht officieel slechts het lezen in de negertaal onderwezen worden op de zendingsscholen der E.B.G.

Dat leesonderwijs in de taal die die negerkinderen spraken gebeurde ook weer niet ‘nation-wide’, want het merendeel van die slavenkinderen had sowieso nooit van school gehoord! En de blotevoetkinderen die hun negerbijbelles opbraafden via het leesonderricht kwamen via de wet dus helemaal niet aan schrijven toe (want, aldus het argument van de koloniale regering, ze zouden veel te opstandig worden). Het eigen genoten onderwijs van die machthebbers had ze blijkbaar niet wijs genoeg gemaakt. Afèn!

Zelfs al had men als neger leren lezen en schrijven, dan nog

[p. 25]

was de maatschappij niet zodanig gestruktureerd dat men zoals nu dagelijks met een grote mate van lettertekens in kontakt kwam. (Dus: men beheerste niet nationaal en in een mate zoals op de huidige dag de schrifttekens met het aktieve en passieve taalgebruik. En als dat zo was, dan ontstond er in de praktijk toch wel een gebrek aan schrijfvaardigheid en/of leesvaardigheid, ook al omdat het gros der negers voor een oraal aanbod bleef zorgen.)

De konklusie: vanaf 1650 tot 1950, dus drie volle eeuwen, heeft de taal- en kultuuroverdracht bij de negers via mondelinge technieken plaatsgehad.

 

- Er is het technische perspektief, mede als uitvloeisel van de twee eerder genoemde. Men gebruikt nieuwe produktiemiddelen, er ontstaat ook i.v.m. literatuur een nieuw konsumptiegedrag. De moderne kommunikatiemiddelen doen op het ontstaan en de verspreiding van literatuur hun invloed gelden, ook in een land als Suriname. Het is frappant dat zoveel in Nederlandse kranten (in verband met Azië en Afrika of Latijnsamerika) aangehaalde literatuursituaties evenzeer geldig zijn voor een land als Suriname. Wat er aan problematiek ter sprake wordt gebracht hoeft echt niet in gelijke mate voor Suriname als de andere gebieden het geval te zijn. Maar naar hun soort zijn de verschijnselen wel dezelfde. Alleen, men beseft dat helaas maar al te weinig. Wij, Surinaamse schrijvers en andere kunstenaars, hebben in de witte ogen nu eenmaal nauwelijks enig prestige...

 

Een deel van hetgeen er samenhangt met de Derde Wereldse Suriname-situatie blijft ook in Nederland van kracht. Zo bijvoorbeeld het ‘feit’ dat over het geheel genomen minderheden in verhouding tot de Nederlandse meerderheid minder zouden lezen. (‘Ja, je weet, we houwen nie van le-

[p. 26]

zen. Wij Surinamers zijn 't nie gewend. We gaan liever naar een dansplaats.’)

Neem ook het ‘bewezen’ feit dat men als minderheidsmens minder gauw naar de boekhandel loopt dan leden onzer meerderheden, dat er voor ons als groep andere verspreidingskanalen zijn. Bijvoorbeeld feestavonden, etc., waarop boeken worden verkocht, pal naast de borden met roti, nasi en pom...

Literatuur dus, in een volkomen gewijzigde maatschappelijke kontekst, met geheel andere kondities en funkties, verspreid via eigen circuits.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken