Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dertiende (3 delen) (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dertiende (3 delen)
Afbeelding van De dertiende (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De dertiende (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.26 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dertiende (3 delen)

(1857)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 199]
[p. 199]

XV.
De speelgenoot.

Weinige oogenblikken later bragt hulda mij eenige ververschingen. Zij naderde mij schuw en achterdochtig, maar sloeg toch bij wijle en steelswijs een diepen blik van innige meewarigheid naar mij heen, en dit mededoogen viel als gloeijende kolen op mij. Het vernederde, het beschaamde mij. En dan die schuwheid waarmede zij mij scheen te ontwijken. Hield zij mij welligt voor misdadig? - En zoo ik haar mijne onschuld bewees en haar alles verhaalde, zou zij, de moedige, vurige Oosterlinge, met het heftige bloed, zou zij mijne kleinmoedigheid niet evenzeer verachten als eenige misdaad. Mijn zwak hart moest zich uitstorten.

Den volgenden avond als al de dorpers reeds sliepen en ik het waagde uit mijne schuilplaats te voorschijn te komen, om mij in de vrije lucht te verfrisschen, vond ik hulda aan de tuindeur. Zoodra zij mij zag trad zij terug; ik bad haar mij in den tuin te willen verzellen - zij deed het, maar schoorvoetende.

[pagina 200]
[p. 200]

- Hulda! sprak ik hare hand vattende, maar zij trok die terug - Hulda - gelooft gij, dat ik mij schuil houde, omdat ik iets kwaads heb gedaan?

Zij zuchtte en schudde met het hoofd, terwijl zij fluisterde. -

- Al zeide de heele wereld dat gij eene laagheid hadt begaan - ik zou het niet gelooven.

- Maar men misdoet niet altijd uit laagheid of boosheid hulda - men dwaalt zoo vaak uit zwakheid....

- Zwakheid! sprak hulda met den trotschen glimlach der verachting.

- Zoudt gij geene verschooning hebben voor de zwakheid, hulda!

- Ik weet het niet, sprak de Joodsche - zwakheid is iets vreeselijks- is onvergeeflijk in een man - Wat is de man zonder moed - zonder kracht?....

O hoe die woorden mij folterden....

- Hulda, hulda! kent gij dan geen mededoogen! - riep ik uit - kent gij de deernis dan niet met de zwakheden des naasten?

- Ja, hernam zij bewogen - ik ken erbarmen - ik ken ontferming voor hetgeen zwak en lijdend is- maar dan - dan is het gedaan met de vereering - met de....

- Houd op hulda! gij pijnigt mij meer dan gij weet - gij straft mij wreedelijk... maar ik ben uwe achting niet onwaardig - ik zal u alles zeggen. - Hoor mij - ik ben ontsnapt, omdat ik mij nog een jaar voor mijne promotie wil voorbereiden. - Ik heb de zwakheid gehad gehoor te geven aan den drang van vrienden en betrekkingen, om nu reeds mijn examen te doen - maar als die dag aanbrak, voelde ik mij te

[pagina 201]
[p. 201]

onvoorbereid. Het was een dwaasheid, dat ik mij zoo ver had laten bepraten - maar ik achtte het beter om terug te treden, dan terug gezonden te worden - maar ontzeg mij daarom uwe achting, uwe vriendschap toch niet.

Of hulda mij niet geheel geloofde, of zij het met zich zelve niet eens worden kon, maar zij bleef schuchter en teruggetrokken in den omgang en meed mij meer naarmate ik haar zocht. Toch gelukte het mij eindelijk eenige malen rustig met haar te spreken, en zoodra wij slechts tot de souvenirs du jeune âge konden komen, werd zij weer vrijer en hartelijker en was het mij als zat ik nog met de kleine hulda aan de beek in het bosch.

- Weet gij nog wel, zeide zij in een van die lieflijke herhalingen van het zoet verleden - dat gij mij een dik boek gebragt hebt toen gij door uwe moeder van hier werd afgehaald?

- Ja ik herinner mij zeer goed - een bijbel niet waar?

- En gij zeidet - lees er in hulda tot dat gij eene Christin zult worden - voegde zij er fluisterend bij met een schuwen blik naar de deur.

- Zeide ik dat? ik herinner mij niets meer.

- Ik heb het alles beter onthouden dan gij - hernam zij met iets weemoedigs in de stem, dat mij als een zacht verwijt klonk, maar voegde zij er bij:

- Gij hebt ook zooveel gehad om aan te denken en ik zoo weinig - en aan dat boek verbond zich alles wat mij van u overbleef, uw aandenken, uwe verhalen, die ik sedert steeds met meer belangstelling heb gelezen. Wat zijn ze rijk en schoon die heilige

[pagina 202]
[p. 202]

gedenkboeken mijner vaderen, en trotsch slaat mij het hart, als ik bedenk een dochter te zijn uit Israël, jehovah's oude volk. Ik heb ook de boeken van de Evangelisten en Apostelen gelezen, maar daarin gevoel ik mij niet zoo te huis, als in mijne eigen geschiedboeken - ook komt mij de moraal der Christenen als iets onmogelijks voor. - En bewijzen mij de Christenen die ik naauwkeurig zoek waar te nemen, niet dag aan dag duidelijk, dat zij die opgegroeid zijn met die leer, haar even onmogelijk en onnavolgbaar vinden? Want waar zijn de Christenen die aan deze leer beantwoorden - die haar in beoefening brengen?

- Ik zou u toch de zoodanigen wijzen kunnen, hervatte ik - ik zou u Christenen kunnen toonen die het Evangelie naleven in een reinen wandel.

- O ja, ik geloof aan deugdzame Christenen - maar zijn er geene even deugdzame Joden ook? Zeg mij niet dat uw volk als volk, uwe gemeente als gemeente iets beter is dan de onze, of dat zij niet bevlekt zij met dezelfde ongeregtigheden. - Bewijs mij dat wij in zedelijkheid lager staan dan gijlieden, opdat ik zie waarin uwe godsdienst de mijne overtreft.

Ik voerde de woorden des Heilands aan, die een zooveel hoogere zedewet predikt dan het oude verbond gekend had - maar zij zeide:

- Dat is een schoon ideaal, een voortreffelijke droom; maar waar zijn die reine en betere wezens onder degene, die zich naar dien achtenswaardigen leeraar noemen? - Zijne discipelen maken hem te schande. Hunne zonden bespotten zijne prediking en bewijzen hare krachteloosheid.

[pagina 203]
[p. 203]

Daar stond ik beschaamd en verslagen. Wat had ik die strenge fiere dochter Israëls te antwoorden? - Ik poogde aan te toonen, dat de ontrouw en zwakheid van de leerlingen niets tegen de beginselen van den leermeester bewijzen; maar zij beriep zich op de ervaring van het dagelijksch leven, waaruit zij meende te zien, hoe weinig de leer van jezus op onze natuur kon toegepast worden - en dat het niet mogelijk was deze schoone hersenschimmen in het werkelijke leven over te brengen.

- De leer van jezus druischt in tegen den aanleg des menschen - zeide hulda - zij wil vernietigen wat in zijn boezem leeft - zij legt het regt aan banden - gedoogt de wedervergelding niet, waartoe de regtvaardigheid ons diep in de ziel de behoefte gegrift heeft, en eischt het onmogelijke van onze natuur.

- Neen hulda, gij oordeelt te voorbarig; het Evangelie sluit zich aan al het rein menschelijke ten naauwste aan; maar stelt zich tegen elke onmatige begeerte, tegen elke zelfzuchtige handeling, elke afwijking van hetgeen rein en edel is.

- Ik erken het schoone en verhevene in het Christendom, maar het past niet op den mensch. Wij zouden eerst geheel herschapen moeten worden en veranderd van natuur tot een ander aanzijn, om aan die eischen te kunnen beantwoorden.

- Daar spreekt gij het uit, hulda! - riep ik levendig getroffen - de mogelijkheid van het Christendom bestaat slechts onder de voorwaarde van gemoedsvernieuwing. Nu wordt het mij zelven eerst regt duidelijk. Wij moeten veranderd worden in den geest onzes gemoeds - die zinsverandering moet

[pagina 204]
[p. 204]

niet enkel de Jood ondergaan als hij een discipel van jezus wil worden - maar ook de geboren Christen moet daartoe komen en daarin opwassen zijn leven lang. Zie, nu eerst wordt mij zelf het Christendom helder; en gaarne belijd ik het u, dat ik dat regte standpunt nog niet heb bereikt. Dit is het geval met vele, zeer vele Christenen. Wij blijven aan den ingang des tempels staan en dringen niet door tot het wezen. Ik ben daartoe nog niet gekomen hulda, hoewel ik weet dat het Christendom tot werkelijkheid in ons worden kan - en als een kracht Gods den mensch geheel doordringen tot een reinen wandel en de edelste gezindheden. - Ik weet het - ik heb het aanschouwd in mijne voortreffelijke moeder en in andere edele Christenen - en toch bleef ik van verre staan.

Hulda staarde mij onvoldaan en ongeloovig aan - en zeide zachter en schier aarzelend:

- Indien ik als gij het eenmaal slechts in het leven zag - zon dan die werkelijkheid mij niet tot gelooven dwingen? Maar gij zegt dat gij het gelooft en dat gij het aanschouwd en ervaren hebt- en toch kwaamt gij niet verder. Dit is mij een raadsel....

- O hulda -ik verwijt het mij zelven zoo hard, dat het niet anders met mij is. U zoo te hooren spreken, uwe bezwaren te vernemen, is mij de strengste boetpredikatie, die ik ooit nog hoorde. Uw twijfel heeft zijn grond helaas, in de zonde der Christenen - uw terugblijven van het Evangelie is ons tot schuld, die bij de geopende poort blijven staan en niet ingaan willen - omdat wij den strijd der zelfverloochening vreezen - omdat wij onze verkeerde neigingen liever koesteren dan die overwinnen.

[pagina 205]
[p. 205]

- En ook gij kunt Hem niet volgen - hernam hulda nadenkend en treurig - ook gij niet eens....

- O laat u dat niet afschrikken hulda - ik hen een zeer gebrekkig, ontrouw discipel, zie niet op mij - ik ben een zeer slecht Christen.

Deze bekentenis was opregt, maar mijn gemoed was veel te verstrooid dan dat ik eenige blijvende vrucht van deze overtuiging zou hebben - zij bragt mij niet tot den Heer.

Waarom kon ik Hem niet volgen! - waarom kon ik zijn discipel niet zijn - waarom was ik zoo afkeerig om het kruis der zelfverloochening Hem na te dragen? Omdat ik de bede mijner moeder had vergeten:

‘Schep in mij een rein hart o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.’

En nog kon mijn onbuigzaam hart er niet toe komen om zich in die bede te ontlasten - ook die weemoedvolle verzuchtingen gingen onvruchtbaar voorbij, niets meer achterlatende dan de voorbijdrijvende morgenwolken; want een nieuwe storm stak op in mijn binnenste. De belangwekkende hulda betooverde mijn hart en zinnen met zoo wegslepend geweld, dat het mij toescheen, dat mijn hart thans voor het eerst de volle kracht der liefde leerde verstaan. En ik heette die heftige aandoening welkom; ik gaf er mij gaarne aan over; als aan eene weldadige afleiding tegen het zelfverwijt en de onrust die mij pijnigden. Ik gaf mijn gansche hart prijs aan die zoete bedwelming, om niets te denken, niets te voelen, niets te zien of te hooren dan de drift die in mijn boezem woelde. Hulda's koelheid schrikte mij niet af-hare terughou-

[pagina 206]
[p. 206]

ding scheen mijn verlangen veeleer aan te vuren - en weldra was het mij duidelijk, dat er voor mij geen geluk in hemel of op aarde meer kon zijn dan in dezen waanzinnigen hartstogt....

Bertha's beeld was in een onzekeren nevel opgelost. - 't Was of zij nooit iets voor mijn hart geweest was of het ooit meer wezen kon, bij de zinnelijke betoovering, die mij zoo geheel wegsleepte, als moest ik langs dit dwaalspoor mijn eenig en waar levensdoel te gemoet ijlen. --- Het was een roes, een dronkenschap, waarin mijn eigenlijk ik was ondergegaan - mijne gansche persoonlijkheid toch scheen niet meer te zijn dan de ledige ruimte, waarin een losgelaten element als een dwarlwind om holde - de toekomst beteekende mij even weinig als het verleden - mijne dierbaarste betrekkingen waren mij even onverschillig als mijn verder lot - er bestond weldra niets voor mij dan hulda alleen.... En hulda's hart bleef voor mij gesloten....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken