| |
| |
| |
Hugues Pernath
De Antwerpse dichter Hugues C. Pernath werd in 1931 geboren. Na verloop van enige tijd nam hij als beroepsofficier dienst in het Belgische leger (resultaat: de bundel Soldatenbrieven met Paul Snoek), om deze funktie na dertien jaar te verwisselen voor een iets minder enerverende positie in een boekhandel. In 1958 publiceerde hij een poëziebundel Het Uur Marat, die hem tot zijn spijt de reputatie bezorgde dat hij ‘hermetische poëzie’ schreef. Sindsdien verschenen zijn bundels De Adem Ik (1959) en Het Masker Man (1960), terwijl zijn laatste bundel Instrumentarium voor een winter in het voorjaar van 1963 het licht zag. Behalve poëzie publiceerde Pernath kritieken, o.a. in het dagblad Vooruit, terwijl hij tot voor kort deel uitmaakte van de redaktiegroep van het avantgarde tijdschrift Gard Sivik.
| |
| |
| |
| |
| |
De rechterhand regelmatig in het woord
Met de rechterhand regelmatig in het woord
Werd een heel oud boek geschreven
Verborgen droeg mijn schreeuw zo rot
De koortsreeks van het landschap, achteraf
De nauwelijks bekende persoon van jaren
Die me zonden tot de jaren, in bloedverlies
Onvruchtbaar, ontbrekend bij de vriendschap.
Het scheuren, breder voor morgen en stil
Een oog, na de afdruk voortvluchtig ontvouwen
Onder zoveel geklemde handen. Schimmen
Herhalen mijn vreemde stad, eentonige stad
Van het beeld in mij de wreede troon
De sporen van het staal nooit te vergeten
Het meetkundig nasmaken der boodschap
Van zwavel, de geur van brekend zweet
In de laatste vernedering van de muze weliswaar.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
(Op het eind van een inleidend gesprek:) Iedere poëzie is engagé, denk ik. Wie schrijft engageert zich. Maar poëzie moet geen partij kiezen, maar moet richting kiezen.
Valt er over die richting verder nog iets te zeggen?
Een dichter moet richting kiezen volgens zichzelf, zijn geloof en zijn ongeloof.
Wat betekent dat voor jou op het ogenblik?
Ik ben erop tegen dat poëzie een banale mededeling zou zijn. Daar geloof ik niet aan. Ik schrijf geen poëzie om iets mede te delen. Ik schrijf poëzie om mezelf te ontdekken, om vast te stellen.
Je schrijft om jezelf te ontdekken...
Ja, want ik ken mezelf nauwelijks. Ik weet niet hoe ik reageer tegenover mezelf. Ik weet bijvoorbeeld omstreeks negen uur 's avonds dat er een ander, vreemd klimaat bestaat. De inventaris van de voorbije dag, het begin van een nieuwe nacht. Als men dat klimaat ondergaat, zonder enige defensie, en men herleest nadien wat men heeft geschreven, dan zeg je: ach wat, en scheur je alles kapot.
Gebeurt dat vaak?
Ik schrijf heel weinig, moeilijk. Ik ben geen dichter die een gedicht schrijft als ik mij scheer. Als ik me scheer word ik gekonfronteerd met mijn smoel, niet met mezelf. Een dichter schrijft niet een gedicht van zes tot acht. Bij een romancier is
| |
| |
dat anders. Het schrijven van een roman eist een totaal ander groeiproces, een verschillende spanning. Ik zou van bepaalde gedichten verhalen, romans willen maken. Iemand heeft me gezegd: in sommige gedichten van je zit stof genoeg om er drie bundels van te maken. Daar kan ik niets aan verhelpen. Het is een teken dat er stof, klimaat te over is. Men mag mij ook niet verwijten dat ik mij herhaal. Als je tien gedichten schrijft over de eenzaamheid, dan gebruik je tien keer het begrip ‘eenzaamheid’, maar dat wil nog niet zeggen dat men zich herhaalt.
Je zegt dat het mogelijk zou zijn om van je gedichten verhalen, of romans te maken. Als ik gedichten van jou lees, heb ik sterk de indruk, dat ze nogal eens een dialektisch karakter hebben. Vaak lijkt er een dialoog gaande te zijn. Vind jezelf ook, dat je bij het schrijven van je gedichten a.h.w. dramatisch te werk gaat?
Ik speel mezelf uit tegen mezelf, als slachtoffer en als beul. Men kan zichzelf nooit doorgronden, omdat wij steeds tegenover andere, nieuwe feiten worden gesteld, en onze reakties daardoor steeds, van minuut tot minuut, anders zijn. Sommigen zeggen dat mijn poëzie een hermetische indruk maakt, maar ik geloof dat zulke mensen heel weinig poëzie hebben beleefd.
Je legt er de nadruk op, dat de mensen steeds tegenover andere feiten worden gesteld en dus veranderen, zodat een rechtlijnige benadering van poëzie, en in het algemeen van kunst, een vertekening van de komplekse werkelijkheid oplevert. Welke ervaringen hebben een sterke indruk op je gemaakt, en daardoor bepaalde aspekten van je poëzie bepaald?
| |
| |
Mogelijk hecht ik belang aan onbelangrijke dingen die in mijn leven gebeurden. Ik ben gehuwd, heb sinds enkele jaren het leger verlaten en word beschouwd als een links dichter, ook ik weet niet waarom. Mijn vrijwillige 13-jarige legerdienst was voor mij van het grootste belang. Een universiteit zonder einddiploma, waar ik heel veel mensen heb leren kennen, of liever: mensen heb ondergaan. De laatste vijf jaar was ik in een opleidingscentrum waar om de vier maanden ongeveer 500 nieuwe rekruten aankwamen. De meest fantastische mannen, allen met hetzelfde etiket op hun jas. Allen met de meest verschillende reakties. Het was voor mij geen kwestie van mensen leren kennen, want ik ben geen mensenkenner, zeker niet.
Je spreekt over de verrassende tegenstelling tussen het uniform en de mens die erin zijt. Is het zo dat je bij het schrijven van je poëzie ook uitgaat van effekten die je plotseling treffen?
In ieder van ons schuilen diverse personages. Als jij straks met je vriend naar Amsterdam terugkeert, zul je niet meer dezelfde zijn die nu een interview van me afneemt. Er zal iets gebeuren, er is iets gebeurd.
Brengen de verschillende mensen die in je zijn, bij het schrijven van gedichten bepaalde spanningen of botsingen met zich mee?
Ja, stellig. Wanhoop is geen liefde. Maar toch.
Vaak wordt gezegd, dat de ontdekking van de ander in jezelf tegelijkertijd de mogelijkheid met zich meebrengt tot identifikatie met mensen buiten jezelf. Is het daardoor misschien verklaarbaar, dat je in je poëzie nogal dikwijls schrijft over historische persoonlijkheden,
| |
| |
figuren waarvan je afstand kunt nemen en met wie je je tegelijkertijd toch ook op vreemde manier verbonden voelt?
Ik tracht mensen te begrijpen, mensen die ik niet ken en nooit zal kennen. Menselijk gesproken geloof ik in de mens, goed en kwaad. Een toenadering. In Het Uur Marat trachtte ik te benaderen dat uur, die minuut of sekonde van landerigheid die Jean-Paul Marat beleefde toen hij werd vermoord door Charlotte Corday. Hij, alleen, naakt in een genezend bad. Rottend in geest en lichaam.
Of neem de cyklus Naamloos, een schedel. Die is ontstaan nadat ik van een vriend een foto had gekregen, waarop je kon zien, hoe op een Amerikaanse tank de schedel van een Japanner met zijn helm op was neergezet. Bij het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de Amerikanen geland op een eiland in de oceaan, waar ze de hele Japanse verdediging met vlammenwerpers uitbrandden. De Amerikanen brandden een tank leeg waaruit het hoofd stak van een Japanse tanksoldaat. Zijn korpus verpulverde maar zijn hoofd was alleen maar verschroeid. De Amerikanen hebben dat hoofd er toen afgenomen en als boegbeeld op een andere tank gezet. Dat beeld te zien was voor mij aanleiding, om met mijn ondervinding die niet telt, de gedichten Naamloos, een schedel te schrijven. Dat weet de lezer niet. De lezer had het moeten weten.
De noodzakelijke informatie wordt, geloof ik, toch wel door het gedicht gegeven, en bovendien beschikt toch ook de lezer over ervaringen, hoe beperkt die dan ook mogen zijn?
De ervaring van de lezer? Bij de Main de gloire-gedichten voegde ik een voetnoot dat deze gedichten geschreven werden ter nagedachtenis van Gilles de Laval, baron de Rais et
| |
| |
Maréchal de France die als ketter, afvallige, aanroeper van demonen, sodomieter enz. op 26 oktober 1440 te Nantes werd gehangen en verbrand. Wat is de waarheid, wat is de leugen?
Deze maarschalk van Jeanne d'Arc, een der grootste geesten van zijn eeuw, trekt zich terug op zijn kasteel. Zijn onschatbare bibliotheek, zijn kunstzin en zijn fantastische praal maken hem vijand van zijn leenheren waarvan hij schuldeiser is. Men vind kinderlijken, getuigen en mededaders die zichzelf spontaan beschuldigen. Gilles de Rais wordt veroordeeld, zijn goederen verbeurd verklaard. Het is mogelijk dat hij onschuldig werd veroordeeld.
Je blijkt in je poëzie voortdurend sterk gefascineerd door de geschiedenis, en vooral de geschiedenis van vroegere eeuwen.
De grote aantrekkingskracht van de geschiedenis gaat uit van het onbekende. Daarom mijn associaties met vorige eeuwen een verband zoeken tussen het onbekende, onbestaande en mezelve. Ik sta in de 20e eeuw die ik beschouw als de meest romantische aller eeuwen. Laat de techniek koud zijn, ongevoelig, maar de techniek maakte er een romantische eeuw van.
Heeft de techniek de mens niet steeds meer losgemaakt van zijn situatie, en daardoor de romantische mentaliteit in principe ondergraven?
Neen, ik denk dat zij ze juist verstevigd heeft, dat zij een hechtere lading gaf aan de romantiek. Ik hou niet van de romantiek. Een voorbeeld van de versterking van de romantische mentaliteit door de techniek: men zendt rond de aarde
| |
| |
geen olifant of geen paling, maar een hond of een aap. Indien men een hond zendt of een aap, is dat omdat een hond of een aap dichter bij ons staan. Daardoor verstevigt men een bepaalde romantiek. En wat gezegd over de strodaken, de verzamelwoeden, de petroleumlamp in het moderne interieur?
Toekomstverwachtingen houden je weinig bezig?
Ik verwacht niets van de toekomst, het is te zeggen ik tracht met beide voeten op de grond te staan. Ik leef vandaag, en morgen is morgen.
Mijn droomwereld is mijn leven in vandaag. Tenslotte voel ik mezelf meer jood dan Duitser, meer kleurling dan van zuiver ras.
Opvallend is dat je in je poëzie meestal zoveel mogelijk probeert te objektiveren. De toevallige emoties en gedachtenontwikkelingen worden van de situaties waarin ze ontstaan zijn, losgemaakt, zodat ze in de sfeer van het gedicht een heel andere betekenis krijgen. Ben je het daarmee eens, en hoe denk je in dat geval over het gebruik van beelden?
Ik vind het scheppen van een klimaat belangrijker dan het scheppen van een beeld, omdat in een klimaat associatie-mogelijkheden zich verplaatsen. Je krijgt daardoor een grotere ruimte, om er de verbeelding te laten werken. Het beeld zet je voor een feit, opgedrongen in zijn oorsprong. Het klimaat is ook een oorsprong maar het laat je vrijer, men moet geen regels volgen.
Hoe denk je over inspiratie?
| |
| |
Ik geloof niet dat ik invallen krijg als ik schrijf. Invallen zijn gevaarlijk. Er zijn heel wat ongelukkige huwelijken geweest door invallen.
Is er een bepaald arsenaal van woorden die voor jou niet bruikbaar is?
Ik houd bijvoorbeeld weinig van technische woorden. Een woord als ‘isolator’ vind ik doods, omdat het een technisch woord is.
Komt dat, omdat zo'n woord een bepaalde gebondenheid aan deze tijd suggereert?
Ja, ik geloof wel. Cape Canaveral interesseert me niet. Ik heb een heel arme woordenschat in mijn gedichten.
Het zijn meestal ‘elementaire’ woorden.
Het zijn basis-woorden. De andere mogelijkheden moet de lezer erbij denken. Ik gebruikte nooit woorden omdat ze mooier klonken, wel omdat ze logischer waren.
Je zegt dat je je niet voor Cape Canaveral interesseert. Hoe denk je over de mening van veel mensen, dat het ruimte-onderzoek een keerpunt zal betekenen in de geschiedenis, zodat allerlei historisch gegroeide waarden opnieuw ter diskussie gesteld zullen worden?
Ik ga ervan uit, dat je aan de traditie niet voorbij kunt gaan. Zonder de traditie zijn wij niets. Wij moeten Herman Teirlinck erkennen. Het kan zijn dat men niet akkoord gaat, maar men moet hem erkennen. Alles is tenslotte een verdergaan. Ergens zijn mensen de oorzaak van ons geweest. Zonder
| |
| |
Vico, zonder Proust of zonder Joyce was de ‘nouveau-roman’ niet wat hij nu betekent.
Hoe denk je over Van Ostaijen?
Van Ostaijen is zeer belangrijk, maar wat is Van Ostaijen in de wereldliteratuur na Rutebeuf, na Baudelaire of na Apollinaire?
En Claus?
Claus is een mens die zichzelf heel goed moet kennen, denk ik. Ik vind Claus een heel grote persoonlijkheid. In de Nederlandse letteren is hij een vesting.
En Paul Snoek?
Snoek is een schepper van beelden. Hij heeft een grote gevoeligheid, maar volgens mij drukt hij zijn gevoeligheid te goed uit. Hij is zich veel te goed bewust van zijn gevoeligheid, daarom is het mijn recht aan zijn gevoeligheid te twijfelen.
Wat lees je het liefst?
Ik lees heel weinig poëzie. Toneel interesseert me meer omdat toneel een direkte dialoog schept. Een verbinding, zelfs bij het lezen, tussen de ruimte, de personages en het woord.
Ben je van plan ooit een roman te schrijven?
Laatst heeft in Randstad 4 een fragment gestaan van een roman. Ik bedoel het vertrekpunt, de samenvatting van een
| |
| |
vroegere roman die ik in Ierland vernietigde.
Kun je ook zeggen, waarom je die roman vernietigd hebt?
Mogelijk omdat ik Ierland, met Japan, Mexico en India, beschouw als een oorsprong. Ik had de kans gedurende vier maanden Ierland te begrijpen, te misprijzen soms. Geplaatst tegenover het landschap besefte ik een bepaalde eenvoud, de primitieve staat. Een basis, een bron.
|
|