Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beknopt kunstwoordenboek (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek
Afbeelding van Beknopt kunstwoordenboekToon afbeelding van titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beknopt kunstwoordenboek

(2014)–I.M. Calisch, N.S. Calisch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

B.

babiolen, v. mv. speelgoed; (fig.) wisjewasjes.
baccalaureaat, m. (baccalaureaten), die den doctorsgraad heeft verkregen.
badinage, v. gmv. scherts.
badinane, v. (badinanes), dunne rotting.
bagasse, v. gmv. uitgeperst suikerriet.
[pagina 28]
[p. 28]
bagno, o. (bagnoos) tuchthuis, galei.
ballistiek, v. gmv. werpkunst.
ballistisch, bn. ballistische slinger, werktuig om de snelheid van afgeschoten kogels te meten.
balloteeren, bw. gel., stemmen over iemand die tot lid eener vereeniging enz. is voorgesteld.
banco, o. muntvoet, waarnaar het geld bij de bank berekend wordt.
bankactie, v. (bankactiën), bewijs van aandeel in de bank.
barbe, v. (barben), halsstrook.
baret, v. (baretten), muts, pluimhoed zonder rand.
barilla, v. gmv. spaansche soda.
bariton, m. (muz.) hooge bas.
barok, baroque, bn. (barokker, barokst), (zeew.) scheefrond; (fig.) zonderling, belachelijk.
barometer, m. (barometers), lucht-zwaartemeter; de barometer wijst, wijst op.
barometrograaf, m. (barometergrafen), zelfregistreerende barometer.
baroscoop, v. (baroscopen), werktuig om de drukking of het gewicht der lucht aan te toonen.
barouchet, v. (barouchetten), soort rijtuig.
barrikade, v. (barrikaden), versperring (meest bij oproer).
barrikadeeren, bw., gel., zich barrikadeeren, ww. zich versperren.
barrière, slagboom; (gesch.) het Barrièretraktaat.
baryt, o. of barytaarde, v. gmv. zekere delfstof; koolzure baryt of whiteriet; zwavelzure baryt of zwaarspaath.
baryum, o. gmv. zwaaraarde-metaal.
basaniet, o. gmv. zekere steensoort, lydische steen.
bascule, v. (bascules), brugbalans.
basement, o. (bouwk.) grondsteen, fundeering (van zuilen).
baseeren, gronden, grondvesten.
basis, v. gmv. grondslag, (ook fig.).
basiliscus, m. (basiliscussen), zekere slang.
bas-relief, v. (bas-reliefs), halfverheven beeldwerk.
basse-taille, v. gmv. (muz.) lage tenor.
bassin, o. (bassins), kom (van dokken enz.).
bassorine, v. zekere gomsoort.
basta, bijw. en tw. genoeg; afgedaan!
Bastille, v. (oudt.) gevangen-hof (bijz. in het oude Parijs).
bataljon, bataillon, o. (bataljons, bataillons), afdeeling krijgsvolk.
bdellion, m. (bdellions), (H.S.) zekere steensoort.
bdellometer, m. (bdellometers), (heelk.) werk ter vervanging van de bloedzuigers.
bedeguar, o. gmv. (kruidk.) hondsrozenspons.
Begler-Bey, m. (Begler-Beys), titel van minister in Turkije.
behemot, m. (behemotten), (H.S.) zeemonster.
bei, bey, m. (beis, beys), titel der barbarijsche vorsten; de bei van Tunis.
be-kwadraat, (wisk.) b in de tweede macht (b2).
bel-étage, v. (bel-étagen), eerste bovenverdieping aan de straat.
[pagina 29]
[p. 29]
belletrist, m. (belletristen), minnaar ‒, beoefenaar der fraaie letteren.
belletristerij, v. gmv. het jagen daarnaar.
belletristisch, bn. wat tot de fraaie letteren behoort.
bé-mol, m. (muz.) de zachte toon (uit B).
benedictie, v. (benedictiën), zegening.
benefice, v. ter benefice, ten voordeele; benefice voorstelling.
beneficiant, m. en v. (beneficianten), ten wiens of wier voordeele de voorstelling strekt.
beneficiëeren, bw. bevoordeelen, te goed doen.
beneficie, o. (beneficiën), voordeel; (recht.) onder beneficie van inventaris, onder voordeel of voorrecht van boedelbeschrijving.
benevolentie, v. gmv. welwillendheid.
Bento d’Aviz, orde van Bento d’Aviz, portugeesche en braziliaansche ridderorde.
bergère, v. (bergères), leunstoel met voetbank; herderin.
berline, v. (berlinen), reiskoets.
berm, m. (bermen), of berme, v. (bermen), walrand.
besogne, v. gmv. zaak, aangelegenheid; (recht.) in besogne zijn, (waarvan) besogneeren, zaken behandelen.
bestialiteit, v. (bestialiteiten), beestelijkheid.
bevue, v. (bevues), misslag, fout, § bok.
biais, v. schuin opgezet stuk (op vrouwenkleeren).
bianco, zie blanco.
bibaceeren, ow. gel., onder allerlei boert veel drinken.
bibliograaf, m. (bibliografen), boekenkenner, -beschrijver.
bibliografie, v. (of bibliographie), (bibliografiën, bibliographiën), boekenbeschrijving.
bibliomaan, m. (biblomanen), boekengek.
bibliomanie, v. gmv. verzotheid op boeken.
bibliophile, m (bibliophilen), boekenminnaar.
bibliotheek, v. (bibliotheken), boekerij, boekverzameling; bewaarplaats van boeken.
bibliothecaris, m. (bibliothecarissen), opziener eener boekerij.
biblistiek, v. gmv. bijbelkunde, bijbelkennis.
Bicamerismus, o. gmv. regeeringsstelsel met twee kamers (van vertegenwoordiging).
bicanium, v. (bicaniums), (muz.) tweestemmig stuk.
bifilairmagnetometer, m. (bifilairmagnetometers), werktuig om de grootte der veranderingen van het aardmagnetismus te bepalen.
bifurcatie, v. (bifurcatiën), vertakking.
bigamie, v. gmv. tweewijverij; dubbel huwelijk (bij het leven der eerste vrouw of van den eersten man).
bigar, bn. veel-, bontkleurig.
bigarreeren, bw. gel., bont kleuren, ‒ verven.
bigot, bn. (bigotter, bigotst), bijgeloovig.
bigotterie, v. gmv. bijgeloof; schijnheiligheid.
bijou, o. gmv. kleinnood, (ook fig.).
bijouterie, v. (bijouteriën), kleinooden, gelanteriewaren.
bilateraal, bn. (meer bilateraal, meest bilateraal), wederzijdsch, tweezijdig; een bilateraal kontrakt.
bilboquet, m. (bilboquetten), vangstokje, vangbakje, tuimelaartje.
[pagina 30]
[p. 30]
binaire verbinding, v. (binaire verbindingen), (scheik.) verbinding van twee grondstoffen.
binocle, v. (binocles), dubbele tooneelkijker.
binomium, o. het binomium van Newton, algebraïsche formule tot bepaling der vierkants- en kubus-worteltrekking.
biograaf, m. (biografen), levensbeschrijver.
biografie (of biographie), v. (biografiën, biographiën), levensbeschrijving.
biolychnisch, bn. biolychnische tafel, middel ter berekening van den waarschijnlijken duur des menschelijken levens.
bioloog, biologist, m. (biologen, biologisten), kenner van de leer des levens, beoefenaar der biologie; die het zin- en denkvermogen weet te bemeesteren, ‒ benevelen, ‒ misleiden.
biologie, v. gmv. leer des levens, physiologie der wezens; beneveling ‒, misleiding van het zin- en denkvermogen.
biologeeren, bw. gel., door biologie bewerken.
biomagnetismus, o. gmv. levensmagnetismus.
biometrie, v. gmv. levensafmeting.
bioquadraat, o. (bioquadraten), dubbel vierkant.
bioquetteeren, bw. gel., met den unster wegen; slechte en goede munt ondereenmengen.
bis, bw. nog eens, bij herhaling.
biseeren, bw. gel., bis roepen; laten herhalen (een muziek- of zangstuk enz.).
bisam, o. gmv. muskus.
biscuit, o. (biscuits), zeker gebak.
biscuit, gmv. porselein éénmaal gebrand, maar niet met glazuur overtrokken.
bisette, v. gmv. slechte (soort) kant.
bison, (B. bizon), m. (bisons), soort buffel.
bister, o. gmv. roetbruin.
bistouri, v. (heelm.) scherp werktuig.
bitumineus, bn. harsachtig (van hout)
bivouak, m. en o. nacht-veldwacht, verblijf der soldaten in het open veld.
bivouakkeeren, ow. gel., in het open veld verblijven.
bizar, bizarre, bn. wonderlijk, vreemd.
bizarrerie, v. (bizarreriën), wonderlijkheid, grilligheid.
blafards, m. mv. zie albinos.
blameeren, bw. gel., berispen; te recht kan hij daarover worden geblameerd; (ook) ten onrechte beschuldigen, in kwaden naam brengen.
blanco, bn. en bijw. een blanco krediet, een krediet geven (openen), zonder bepaling van som, ongelimiteerd; een blanco wisselbrief, zonder ingevulde som; in blanco teekenen, zijne handteekening zetten vóór dat de inhoud ingevuld is.
blindeeren, bw. gel., (zeew.) blinden; een geblindeerd fregat; (vest.) geblindeerde batterijen.
bloc (en), bijw. voetstoots.
blokkade, v. gmv. insluiting (eener stad of haven) van de zeezijde.
blokkeeren, bw. gel., insluiten (eener stad of haven).
[pagina 31]
[p. 31]
blokkeering, v. gmv. insluiting.
bloque, v. (bilj.) fiksch gemaakte bal.
blouse, v. (blouses), kiel; biljartzak.
boa, v. (boaas), groote slang; bontwerk (om den hals der dames) in den vorm eener slang.
bois-tout, m. drinkglas zonder voet.
boksen, boxen, ow. gel., met de vuist vechten (op de wijze der Engelschen); om den gordel boksen, boxen, eene bokspartij aangaan om den eeregordel te winnen, die in Engeland aan den besten bokser wordt gegeven.
bokser, m. (boksers), vuistvechter.
bolero, v. (boleroos), zekere spaansche volksdans; eigenaardig (spaansch) lied.
bombarde, v. (bombarden), steengeschut; (muz.) bromwerk in de orgels.
bombardeerden, bw. gel., beschieten (met bommen, kogels enz.); (fig.) met de vuisten op iets kloppen.
bombardeerder, m. (bombardeerders), die eene vesting beschiet.
bombardier, m. (bombardieren), kanonnier.
bon, m. bonnetje, o. (bonnetjes), schriftelijk bewijs waarop iets ontvangen kan worden, aanwijzing.
bonne, v. (bonnes), kindermeisje.
bonhomie, v. gmv., goedhartigheid.
bonificatie, v. (bonificatiën), tegoeddoening, vergoeding, schadeloosstelling.
bonificeeren, bw. gel., te goed doen, vergoeden.
boniteit, v. gmv. goedheid, deugdelijkheid.
bon mot, o. (bon mots), kwinkslag, zet.
bonnet, v. (bonnetten), kap, muts; (zeew.) klein zeil.
bonne fooi, (verbasterd van het fransche bonne foi, goede trouw); op de bonne fooi, blindelings, op goed geluk.
bon-ton, m. gmv. goede toon, (fig.) beschaafde ‒, (ook wel) te zeer verfijnde klas der maatschappij; de manieren van den bon-ton, wereldsche ‒, gemaakte manieren, valscheid.
bon-vivant, m. (bon-vivants), lekkerbek, vroolijke kwant, losbol.
bonze, m. (bonzen), priester in het verre Oosten, de magen en bonzen (in Indië).
bordereau, o. (bordereaus), lijstje, notitie, speciebriefje.
bordings, m. gmv. kleine platboomde vaartuigen.
borneeren, bw. gel., beperken, begrenzen, bepalen; geborneerd, dom, beperkt van begrip; een geborneerd mensch, iem. met beperkte beginselen; (ook) niet zeer onderricht; hij moet zeer geborneerd leven, zeer ingekrompen leven. zich borneeren, ww. borneeren bij, zich houden aan; zich bepalen tot.
borussomanie, v. gmv., overdreven zucht voor al wat pruisisch is.
boston, o. gmv. zeker kaartspel.
botanie, v. gmv. planten-, kruidkunde.
botanisch, bn. plant-, kruidkundig, tot de kruidkunde behoorende; een botanische tuin, tuin die veel (inz. genees-)kruiden bevat.
[pagina 32]
[p. 32]
botaniseeren, bw. gel., kruiden zoeken, ‒ verzamelen.
botanist, m. (botanisten), kruidenkenner, ‒ zoeker, kruidkundige.
boucaneeren, bw. gel., vleesch rooken (op duitsche wijze).
boudeeren, ow. gel., pruilen.
boufette, v. (boufetten), kwastje, lintenstrikje.
bouffante, v. (bouffanten), wollen (of andere stoffen) halsomwindsel (ter verwarming), cache-nez.
boufon, m. (boufons), potsenmaker, kluchtspeler.
boufonnerie, v. (boufonneriën), klucht, gemeene grap.
bouillon, v. (bouillons), krachtig vleeschnat; (kleerm.) boordsel; opgerolde zilver- of gouddraden.
bouleverseeren, bw. gel., omverwerpen, omkeeren; (fig.) ontroeren.
bourdaloue, v. (bourdalouen), lint met gesp (voor hoeden).
bourdon, m. (bourdons), (muz.) zwaarst orgelregister, bromwerk.
bournoe, bournout, m. (bournoes, bournouts), kapmantel (der Noord-Afrikanen en Arabieren).
boutade, v. (boutaden), wonderlijke en vreemde gril, pruilerij.
bouquet, boeket, o.(bouquetten, boeketten), ruiker; edele geur (van den wijn).
bovinatie, v. (bovinatien), schoftachtigheid, laagheid.
bovist, v. stuifzwam.
bowl, m. (bowls), kom, schaal; een bowl punch.
boxen, boksen, vuistvechten.
Brabançonne, v. gmv. het belgisch volkslied van 1830.
bracelet, m. (braceletten), armband.
brachygraphie, v. gmv. snelschrijfkunst met verkortingen.
brachylogie, v. gmv. de kunst om kort te spreken.
braconneeren, ow. gel., wilddieverij plegen, stroopen.
brageeren, ow. gel., pronken, uitsnijden.
brailleeren, ow. gel., schreeuwen, razen, tieren; pochen (op iets).
bramarbas, m. (bramarbassen), logge ‒, zware vent; windbuil.
branche, v. (branches), tak, afdeeling, zijlinie; wandluchter.
brasiline, v. gmv. roode kleurstof in het Braziliënhout.
bravade, v. (bravades), grootspraak, grootsprekerij, snoeverij.
braveeren, bw. gel., trotseeren.
bravo! bravissimo! (tot eene vrouw brava!), tw. goed, mooi!
bravo, m. (bravoos), gehuurde sluipmoordenaar (in Italië).
bravour, m. losse ‒, trillende zang; deze zangster heeft weinig bravour, maakt weinig trillers, eene bravour aria.
bravoure, v. gmv. dapperheid, onverschrokkenheid.
bredi-breda, o. gmv. wartaal, gesnap.
bretelles, v. mv. draagbanden, galg.
bretailleur, m. (bretailleurs), snoeshaan, voorvechter.
breve, v. (breven), pauselijk besluit, ‒ decreet, brief van den paus.
brevet, o. (brevetten), geschrift, acte, houdende aanstelling, machtiging tot het uitoefenen van eenig vak; (ook) patent, diploma; een brevet bekomen, een brevet lichten; een brevet van uitvinding (oktrooi).
brevetteeren, bw. gel., vergunnen, toestaan, een brevet of oktrooi verleenen.
[pagina 33]
[p. 33]
brevier, o. (r.k.) getij-, gebedenboek; (boekdr.) zekere kleine lettersoort.
breviatuur, v. (breviaturen), verkorting; brevi manu, kort en goed, in één woord.
bricole, v. gmv. (bilj.) terugstuit, terugsprong; par bricole, toevallig, plotseling.
bricoleeren, bw. gel., door terugstuiting (eenen bal) maken.
brigade, v. (brigades), legerafdeeling.
brigadier, v. (brigadiers), officier (bij de ruiterij); zekere rang bij marechaussée, bij de rijksveldwacht en bij de politie.
brigantijn, m. (brigantijnen), soort oorlogschip, kaper.
briganteeren, bw. gel., door kuiperij of omkooping verkrijgen.
brillant, briljant, bn. (brillanter, brillantst), schitterend; heerlijk.
brillant, m. (brillanten), aan alle kanten met facetten geslepen diamant; een horloge met brillanten omzet.
brillanteeren, bw. gel., tot of als brillant slijpen in tegenstelling van roos (of rozette), waarvan slechts ééne zijde met facetten geslepen is.
brilleeren, briljeeren, ow. gel., blinken, schitteren, (ook fig.) uitmunten.
brocade, v. brocaat, brocart, o. gmv. gebloemde zijden stof, gew. fluweel.
brocanteur, m. (brocanteurs), opkooper ‒, ruiler van schilderijen, kunstkooper.
broche, v. (broches), vrouwen doekspeld, borstnaald; eene diamanten broche, met diamanten bezet.
brocheeren, bw. gel., (boekb.) innaaien; bloemen weven (in stoffen).
brochure, v. (brochures), vlugschrift, blauwboekje.
brodequin, m. (brodequins), halflaarsje, broos.
bromatologie, v. gmv. leer der voedingsmiddelen.
brontologie, v. gmv. kennis ‒, leer der onweêren.
bronzino, o. gmv. zeker klankgevend marmer.
brouhaha, o. gmv. woest geschreeuw.
brouilleeren, bw. gel., verwarren, oneenig maken; gebrouilleerd zijn, met elkander boos zijn.
brouillon, o. (brouillons), opstel, ontwerp in klad, schema.
bruciet, v. zekere delfstof (talkaarde met water).
brucine, o. een zeer vergiftig alcaloïde.
brusk, bn. en bijw. norsch, barsch; op norsche wijze.
bruskeeren, bw. gel., norsch afschepen; weinig omstandigheden maken; de zaak bruskeeren, doordrijven.
brutaal, bn. en bijw. (brutaler, brutaalst), onbeschoft, stout, grof.
brutaliteit, v. (brutaliteiten), lompheid; grofheid; stoutheid.
brutaliseeren, bw. gel., grof bejegenen, uitvaren, (tegen iemand) inz. met woorden.
bruto, bn. en bijw. ruw gewicht, (met de emballage, tegenovergesteld van netto, zonder de emballage); (ook) bedrag eener opbrengst zonder dat de onkosten er van af zijn; het concert heeft opgebracht bruto ....
budget, o. (budgets, budgetten), begrooting (inz. van ’s lands ontvangsten en uitgaven).
[pagina 34]
[p. 34]
Bucephaal, Bucephalus, m. gmv. strijdpaard, lievelingspaard van Alexander den Groote; (fig.) fraai ‒, moedig paard.
buffet, o. (buffetten), schenktafel, tafelkas; aanrichtbank, schenkkamertje (in koffiehuis, concertzaal enz.); wat brengt het buffet op? het buffet is verpacht voor .....
buffetjuffrouw, v. (buffetjuffrouwen), die doorgaans in het buffet bedient, limonadière.
buran, m. zekere verwoestende wind in de steppen van Azië.
bureauliste, m. (bureaulisten), ontv. van entréegelden aan eenen schouwburg, eene concertzaal enz.
bureau, o. (bureaus), kantoor; schrijltatel, -vertrek; voorzitter en secretaris in eene vergadering.
bureaucratie, v. gmv. het gansche lichaam ‒, onderlinge partijgeest der ambtenaren.
burlesk, bn. en bijw. koddig; gemeen: op koddige wijze.
burnus, v. (burnussen); bournous, arabische kapmantel.
buste, v. (busten), borstbeeld.
but, o. gmv. doel; zijn but is .....
byssus, o. naam van het katoen bij de ouden.
byssusdraden, m. mv. zekere haren aan den voet van sommige dieren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken