Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beknopt kunstwoordenboek (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek
Afbeelding van Beknopt kunstwoordenboekToon afbeelding van titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beknopt kunstwoordenboek

(2014)–I.M. Calisch, N.S. Calisch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

C.

cabbala, v. gmv. kennis van de verborgenheden der letteren (bij het oude israël. volk), soort tooverkunst.
cabbaleeren, bw. gel., arglistig te werk gaan.
cabane, v. (cabanen), kabaan, hut (op schepen); soort van woning (der amerik. wilden).
cabaret, v. (cabaretten), kroeg, wijnhuis.
caboteeren, bw. gel., den kunsthandel drijven.
cabret, cabretleder, o. gmv. geitenleder.
cabriole, capriole, v. (cabriolen, capriolen), lucht-, kunst-, bokkensprong.
cabriolet, v. (cabrioletten), rijtuigje (met een paard).
cacao, v. gmv. vrucht waarvan chocolade wordt gemaakt.
cacaoboom, m. (cacaoboomen), cacaoboon, v. (cacaoboonen).
cachenez, m. neusbedekker (groote, dikke halsdoek of das), bouffante.
cacheeren, bw. gel., verbergen, verhelen, geheim houden.
cachet, o. (cachetten), zegel, signet, zegeldrukker.
cacheteeren, bw. gel., verzegelen, sluiten met een ouwel of lak.
cachot, o. (cachotten), hok, gevangenis, provoost.
cachou, v. (kruidk.) indiaansche boom; vrucht ‒, sap van dezen boom.
cacique, m. (caciques), hoofd van een indiaanschen volksstam (in Z.-Amerika).
[pagina 35]
[p. 35]
cacteën, v. gmv. zekere planten-familie.
cadans, v. (cadansen), muziekmaat, (ook bij het voordragen eener rede).
cadaver, o. (cadavers), dood lichaam.
cadavereus, bn. lijkachtig.
cadeau, o. (cadeaux), geschenk; kunstige pennetrek.
cadence, zie cadans.
cadanceeren, bw. gel., (eenen volzin) afronden, welluidend maken.
cadmium, o. gmv. zeker metaal steeds in zink aanwezig.
cadraten, o. mv. vierkantjes, blokjes (bij letterzetters in gebruik).
cadre, v. (cadres), lijst, omgeving, rand; zie verder kader.
cadreeren, bw. gel., vierkant maken; passen, voegen; geëncadreerd, in eene lijst gezet.
caduc, bn. bouwvallig, vervallen, broos; verzwakt door ouderdom.
caduceus, m. vredestaf, herautstaf; Mercuriusstaf.
caduciteit, v. gmv. bouwvalligheid, vervallen toestand; vergankelijkheid; vervalbaarheid (van eene erfenis of een legaat).
caesuur, v. (caesuren), (dichtk.) vers-snede, stemrust (na een zeker getal lettergrepen).
caeteris paribus, voor het overige alles gelijk staande.
caffeïne, v. gmv. een alcaloïde in de koffie.
cagniardelle, v. (cagniardellen), schroefblaastoestel.
cagots, m. mv. menschen die op een zeer laag standpunt staan van ontwikkeling naar lichaam en ziel; domme aanklevers van godsd. beuzelarijen.
cahier, o. (cahiers), schrijfboek, boekje papier.
caisson, v. (caissons), kistwagen, legerkist; proviand-, kruidwagen; kistje onder den bok van een rijtuig.
cajeput-olie, v. gmv. zekere sterk aromatische olie.
cajoleeren, bw. gel., flikflooien.
calain, o. het metaalmengsel waarmede de Chinees de theekisten bekleed.
calambour, calembourg, m. (calambours, calembourgs), woordspeling.
calamieten, v. mv. zekere plantenorde.
calamiteit, v. (calamiteiten), algemeene nood, ‒ ramp, ellende, ongeluk, landplaag.
calander, m. mangel, korenworm.
calando, bijw. (muz.), afnemend; wegsmeltend.
calandrone, v. (muz.) schalmei met twee kleppen.
calange, v. boete, aanhaling van smokkelwaren.
calangeeren, bw. gel., beboeten; aanhalen.
Calatrava-orde, v. militaire ridderorde in Spanje.
calcineeren, ow. gel., verkalken, gloeien, door gloeiing met de zuurstof verbinden of oxydeeren.
calcium, o. kalkmetaal.
calcul, m. calculatie, v. (calculatiën), berekening, overslag, raming.
calculator, m. (calculatoren), rekenaar; berekenaar.
[pagina 36]
[p. 36]
calculeeren, bw. gel., berekenen.
Calderari, mv. ketellappers (naam van een voormalig geheim politiek genootschap in Zuid-Italië).
calèche, v. kales, soort rijtuig.
calefacteeren, ow. gel., allerlei aan de hand hebben.
calefactor, m. (calefactors), kamerstoker, verwarmingstoestel; oorblazer; makelaar, beunhaas.
calembourg, m. zie calambour.
calibreeren, bw. gel., (nat.) de juiste doorsnede eener buis onderzoeken.
calicots, mv. geweven katoenen stof.
caliducten, m. mv. warmtegeleiders.
calineeren, bw. gel., liefkozen, zoenen, vertroetelen.
calligraaph, kalligraaf, m. (calligraphen, kalligrafen), schoonschrijver.
calligraphie, v. gmv. schoonschrijfkunst.
callilogie, v. gmv. welbespraaktheid, welsprekendheid.
calmeeren, bw. gel., stillen, doen bedaren, tot rust brengen.
calmuc, kalmuk, o. gmv. zekere wollen stof.
calomel, o. gmv. dikwijls gelouterd kwikzilver.
calo di peso, (kooph.) tekort op het vereischte gewicht.
calorifère, m. (calorifèren), warmtegeleider, kachel.
calorimeter, m. (calorimeters), warmtemeter (werktuig).
calorimotor, m. (calorimotoren), warmtevoortbrenger (werktuig).
calorisch, bn. de calorische machine, toestel van Ericson om door middel van verwarmde lucht vaartuigen in beweging te brengen.
calot, (calotten), calotte, v. (calotten), priestermutsje; deksel boven de onrust in een uurwerk; (fig.) priesterlijke ‒, kardinaalswaardigheid.
calottinocratie, v. gmv. priester-, papenheerschappij.
calqueeren, bw. gel., doorteekenen, natrekken (door middel van geolied papier).
calumet, v. (calumetten), vredepijp bij de amerik. wilden.
calumnie, calomnie, v. gmv. laster, lastering.
calumniëeren, bw. gel., lasteren, kwaadspreken, belasteren.
calumnieus, bn. lasterlijk.
calvinismus, o. gmv. leer van Calvijn.
calvinist, m. (calvinisten), belijder dezer leer.
calvinistisch, bn. tot de leer van Calvijn betrekkelijk.
calyx, v. bloemkelk.
camache-dienst, v. gmv. militaire dienst in vredestijd.
camachen, gamachen, v. mv. knoop-, over-, slobkousen.
camarilla, v. gmv. hofpartij (inz. in Spanje); invloed der hovelingen.
cambiëeren, bw. gel., wisselen, wisselhandel drijven; cambiaal-recht, wisselrecht.
cambio, o. wissel, wisselrecht; ducado di cambio, spaansche wisselmunt (= ongeveer ƒ 2.50).
cambium, o. teeltlaag (tusschen den bast en het hout).
cambrai, cambrick, o. gmv. kamerdoek, batist (zek. stof).
cambraja-steenen, m. mv. oost-indische granaten.
[pagina 37]
[p. 37]
camée, v. (caméeen), gesneden edelgesteente; portret in eenen steen of eene schelp gesneden.
camelia, v. (cameliaas), zekere bloem.
camelot, o. gmv. stof van kameelgeitenhaar.
camera, v. kamer; camera clara of lucida, heldere ‒, lichte kamer; camera obscura, donkere kamer, toestel tot den daguerréotype; camera illucida, misleidende kamer; (optische toestellen).
cameralia, v. mv. leer der staathuishoudkunde; wetenschappen betreffende het beheer der vorstelijke inkomsten.
cameralist, m. (cameralisten), staathuishoudkundige.
cameralistiek, v. gmv. staathuishoudkunde, leer van het geldwezen.
camisade, v. (camisaden), onverhoedsche aanval (in den nacht of vroegen morgenstond).
camisarde, m. (camisarden), straatroover.
camisards, m. mv. (fr. gesch.) de hervormden in de Cevennes.
campagne, v. (campagnes), buitenplaats; veldtocht; speelsaizoen, tooneeljaar (van eenen schouwburg); zie ook kampanje.
campèche-hout, o. brazilië-hout (zeker verfhout).
campement, o. (campementen), (mil.) veldlegering.
campeeren, ow. gel., in het veld gelegerd zijn.
camphine, v. gmv. gezuiverd terpentijnolie-gas.
camp volant, o. vliegend leger.
canaille, v. gmv. gemeen volk, gepeupel, janhagel, kanalje.
canailleus, bn. schelmachtig, nietswaardig.
canapé, m. (canapés), ruststoel, kussenbank, kanapee.
canard, m. (canards), eend; (fig.) fopperij, opzettelijk uitgedachte logen.
cancelleeren, bw. gel., omheinen; doorschrappen.
candelaber, m. (candelabers), arm-, kroonluchter, kroonkandelaar.
candeeren, bw. gel., met suiker bestrooien, suikeren.
caneçou, v. (caneçous), vrouwen-overhemd (boven een jurk).
canefas, canevas, o. geruit doek, netvormig geweven lijnwaad; eerste ontwerp, schets.
canneleeren, bw. gel., groeven, groefsgewijze ‒, ribsgewijze maken.
canneluren, v. mv. groeven (op zuilen).
cano, kano, v. (canoos, kanoos), indiaansch bootje, schuitje van boomschors.
canon, o. zie kanon.
cantabel, cantabile, (muz.) zingbaar.
cantate, v. (cantates), soort zang-dichtstuk.
canthariden, v. mv. spaansche vliegen.
cantillen, v. cantille-werk, mv. goud- en zilverdraad als een kurkentrekker gekronkeld.
cantine, v. (cantines), bier- of wijnhuis in vestingen; tapperij in werk- en verbeterhuizen, ‒ in een kamp.
caoutchouc, o. gmv. veerkrachtige gom, gom-elastiek, vederhars.
capabel, bn. (capabeler, capabelst), bekwaam, geschikt, in staat (tot).
[pagina 38]
[p. 38]
capaciteit, v. gmv. inhoudsruimte. capaciteit, (capaciteiten), bekwaamheid, geschiktheid, vatbaarheid.
capillair, bn. haar…; capillaire buizen, haarbuizen; capillair stelsel, haarvaatstelsel.
capillariteit, v. gmv. haarbuiskracht.
canto, o. (muz.) diskant; canto fëomo, eenstemmig (koraal) gezang.
capitatie, v. hoofdgeld, hoofdelijke omslag.
Capitolium, Kapitool, o. sterke burg in het oude Rome; (fig.) brein, hersenkas.
capittel, o. (capittels), hoofdstuk; vergadering van domheeren.
capitulariën, mv. wetten van Karel den Groote.
capitulatie, v. (capitulatiën), vergelijk, verdrag; overgave (eener stad); kiesverdrag (bij de verkiezing der duitsche keizers).
capituleeren, ow. gel., een verdrag aangaan; zich (op zekere voorwaarden) overgeven.
capot, v. (capotten), regenmantel met kap, soldaten-overjas; mijnwerkerskap.
capot, bijw. aan stukken, gebroken; (fig.) verslagen, ontsteld; § dood; capot maken, alle slagen hebben (in het kaartspel).
capote, v. (capotes), vrouwen-regenmantel; soort dameshoed; capote anglaise, foedraal, scheede (tegen de venerische besmetting).
capotteeren, bw. gel., dooden, neerhouwen.
caprice, v. (capricen), gril, luim, eigenzinnigheid; (fig.) vrijer, vrijster.
capricieus, bn. eigenzinnig, vol luimen, grillig.
capriole, v. (capriolen), luchtsprong, bokkensprong, gekke streek; capriolen maken.
caprinezuur, capronzuur, capranzuur of coprylzuur, o. (scheik.) vluchtige vetzuren.
captatie, v. (captatiën), het sluw bejagen van een oogmerk; captatio benevolentiae, bede om toegevend gehoor, ‒ om eene gunstige beoordeeling; gunstbejag.
capteeren, bw. gel., bejagen, vatten, verstrikken.
captatie, v. (captatiën), verstrikking, tegenstribbeling, chicane.
captief, bn. gevangen; krijgsgevangen en tot slaaf gemaakt.
captieus, bn. sluw, slim, arglistig, verstrikkend.
captiveeren, bw. gel., gevangen nemen; boeien, de gunst (van iem.) winnen.
captiviteit, v. gmv. gevangenschap.
captatuur, v. (captaturen), vangst; buit; prijs (op zee).
capuce, capuchon, v. (capuces, capuchons), kap, mantelkap.
capucine, v. (capucinen), tabakspijp zonder hieltje, koetsiertje.
capucijnen, capucijners, m. mv. kapmonniken, soort van franciskanerorde; zekere soort erwten.
capudan-pacha, m. groot-admiraal der turksche vloot.
caput, o. hoofd; caput mortuum, doodskop.
caqueteeren, ow. gel., snappen, kakelen; zwetsen, snoeven.
Carabas (markies van), m. (fig.) trotsche opkomeling.
carafe, v. (carafen), waterflesch, tafelflesch (van kristal).
[pagina 39]
[p. 39]
carambolage, v. (bilj.) het raken van meer dan één bal.
carambole, v. (bilj.) de roode bal; (ook) het spel met één rooden en twee witte ballen.
caramboleeren, ow. gel., (bilj.) meer dan één bal met den speelbal raken.
caramboline, v. (carambolines), (bilj.) gele bal; (ook) spel met vijf ballen.
caramel, v. gmv. gebrande suiker, bruine kandij, gerstesuiker, ulevel.
caramoussal, v. (caramoussalen), turksch koopvaardijschip.
caraque, v. (caraques), groot portugeesch schip.
caravansera, v. (caravanseraas), groot gebouw tot huisvesting van reizende karavanen.
caravelle, v. zie karveel.
carbon, o. carboleïne, v. zekere brandstof voor stoomwagens.
carbonade, v. (carbonaden), op den rooster gebraden vleesch.
carbonari, m. mv. kolenbranders; het genootschap der carbonari, geheim politiek genootschap in Italië; (fig.) de carbonari, vurige vrijheidsgezinden.
carbonaten, o. mv. koolzure zouten.
carbonisatie, v. gmv. verkoling.
carboniseeren, ow. gel., verkolen; gecarboniseerde turf.
carbonium, o. gmv. koolstof.
carcel-lamp, v. (carcel-lampen), lamp waarin de olie door twee perspompen tot bij de vlam wordt gebracht.
cardamon, o. zekere geurige plant; likeur daaruit gestookt.
cardinaal, bn. voornaamste; eerste (in zijne soort); cardinale punten, hoofdpunten.
cardinaal, m. zie kardinaal.
caroïde, v. (wisk.) zekere kromme lijn.
caresseeren, bw. gel., liefkozen, vleien, troetelen.
caret, o. (caretten), teeken dat iets uitgelaten is (^).
carga, v. (cargaas), (kooph.) scheepslading, vracht, factuur der lading; carga-lijst, opgave der lading van een binnengekomen schip.
cargadoor, m. (cargadoors), of cargo, scheepsmakelaar, scheepsbevrachter; supercargo, opzichter der lading.
caricatuur, v. (caricaturen), spotprent; bespottelijke overdrijving in de afbeelding van iets of iemand.
caricaturist, m. (caricaturisten), vervaardiger van spotprenten.
carillon, o. gmv. klokkenspel.
carina, mv. vlinderbloemen.
Carlisten, m. mv. aanhangers van don Carlos (in Spanje).
carmagnole, v. (eert.) fransch patriotisch lied.
carmagnole, m. (carmagnolen), (fig.) volbloed jakobijn.
carmelieten, m. mv. monniken van den berg Carmel.
carneool, o. rood-agaat (steen).
carnivora, mv. vleeschvretende ‒, roofdieren.
carogne, v. (carognes), kreng, ondeugende ‒, lastige vrouw, oude heks, feeks.
[pagina 40]
[p. 40]
carolien, m. gouden munt = ƒ 11 à ƒ 12.
caroline, v. zie caramboline.
carré, o. (carrés), vierkant, vierhoekige slagorde.
carreau, o. (carreaux), ruit; ruiten (op speelkaarten).
carrelet, o. (carreletten), vierkant liniaaltje.
carrière, v. loopbaan, levensloop; ambtsbediening; volle ren (van een paard).
carosse, v. (carossen), pracht-, staatsiekoets.
caroussel, o. (caroussels), ridderspel; ringsteken op houten paarden of in scheepjes enz., mallemolen.
carte, v. (cartes), kaart, spijskaart (in logementen en restauratiën); carte blanche, onbepaalde volmacht.
cartel, o. (cartels), verdrag tot uitlevering, uitwisselingstraktaat; uitdaging tot een tweegevecht.
carteeren, bw. gel., in eenen omtrek ‒, in eene teekening brengen.
cartesiaansch, bn. van Cartesius of Descartes; (nat.) cartesiaansche wijsbegeerte; cartesiaansche draaikring; cartesiaansche duiveltjes.
carthamine, v. gmv. zekere fraai roodgele kleurstof.
carton, o. (cartons), sterk blad papier; bordpapier; modelblad (voor schilders, tapijtwerkers enz.); zekere teekening; lichte band om een boek; pap. doos.
cartonneeren, bw. gel., in bordpapier binden.
caryatieden, mv. (bouwk.) lastdragers, vrouwenbeelden als schoorzuilen of pilasters.
casagne, v. (casagnes), korte rijrok, reisrok.
cascade, v. (cascaden), waterval; (ook) soort vuurwerk.
casco, o. (cascoos), scheepsromp, hol van een schip.
caseïne, v. gmv. kaasstof.
casimir, o. gmv. lichte gekeperde wollen stof.
casino, o. (casinoos), besloten gezelschap, kollegie, vereeniging.
casquet, m. (casquetten), ijzeren helm, stormhoed; pet, muts; op zijn casquet krijgen, slaag ‒, klappen krijgen.
cassa, v. gmv. geldvoorraad (van eenen koopman), kas; per cassa, tegen ‒, in gereed geld.
cassatie, v. gmv. vernietiging (van een vonnis enz.); ontzetting (van een ambt); in cassatie gaan, zich in cassatie voorzien; hof van cassatie, gerechtshof dat in hooger beroep uitspraak doet.
cassave, v. gmv. brood van den maniokwortel.
cassegrain, m. (cassegrains), spiegel-teleskoop.
casseeren, bw. gel., vernietigen; nietig verklaren; ontzetten (van een ambt); afdanken en wegjagen (eenen soldaat).
casserolle, v. (casserollen), koek-, braad-, stoofpan, kastrol.
cassette, v. (cassetten), kistje, koffertje, geldkistje.
cassonade, v. gmv. keukensuiker.
castagnetten, v. mv. klaphoutjes, duimkleppers (bij zekeren dans).
caste, v. (casten), familiestam (in Indië); volksafdeeling.
castel, o. (castellen), burg, vesting, klein kasteel; (zeew.) voor- en achterdek.
[pagina 41]
[p. 41]
castellaan, m. (castellanen), slotvoogd, kastelein.
castigatie, v. (castigatiën), tuchtiging.
castigeeren, bw. gel., tuchtigen, kastijden.
castor, m. (castoren), bever; castor-olie, wonderolie.
caseum, o. bevergeil.
castraat, m. (castraten), ontmande, gesnedene.
castratie, v. (castratiën), ontmanning, lubbing.
castreeren, bw. gel., lubben, ontmannen.
casualist, m. (casualisten), aanhanger van het stelsel dat alles van bloot toeval afhangt.
casueel, bn. en bijw. toevallig, bij gelegenheid; onzeker.
casuist, m. (casuisten), gewetensleeraar, beslisser van gewetenszaken.
casuistiek, casuisterij, v. gmv. gewetensleer, wijsheidsleer.
casus, m. (taalk.) geval, naamval; een casus criticus, een zwaarwichtig geval.
catacomben, mv. onderaardsche gangen (te Rome, Parijs enz.).
catadioptrisch, bn. schijnbaar naderbijbrengend, vergrootend.
catalecten, mv. verzamelde fragmenten uit oude werken.
catalectisch, bn. fragmentsgewijze, onvolledig.
catalogus, m. (catalogi, catalogussen), lijst ‒, register van voorwerpen (boeken enz.).
catapult, v. (oudt.) zeker oorlogswerktuig.
cataract, v. (cataracten), groote waterval; grauwe staar (blindheid).
catarrhaal, zinkingachtig; catarrhale koorts, zinkingkoorts.
catastrophe, v. (catastrophes), ongelukkige afloop eener zaak; groote ‒, algemeene ramp; ontknooping (van een treurspel).
catechetisch, bn. vraagswijze, in den vorm van een gesprek.
catechisatie, v. (catechisatiën), vraagonderricht, onderwijs in de godsdienst.
catechiseermeester, m. (catechiseermeesters), hervormd godsdienst-onderwijzer.
catechiseeren, bw. gel., godsdienstonderwijs geven, ‒ ontvangen.
catechismus, m. (catechismussen), vraagboek (bij het godsdienstonderwijs).
catechu, cachou, v. zekere sterk zamentrekkende stof.
categorie, v. (categoriën), klasse, rang, afdeeling.
categorisch, bn. onvoorwaardelijk, bepaald, zonder omwegen; eene categorische imperativus, een onvoorwaardelijk bevel, gebod der zedelijkheid.
cateeren, bw. gel., doek of laken persen, ‒ glanzen.
catheder, m. (catheders), leer-, preekstoel, spreekgestoelte.
cathedraal, v. (cathedralen), hoofd-, domkerk.
catheter, m. (catheters), buis tot aftapping der urine uit de blaas.
cathethus, m. (meetk.) zekere loodlijn.
catoptriek, v. gmv. leer van de terugkaatsing der lichtstralen.
[pagina 42]
[p. 42]
causa, v. grond; oorzaak; rechtszaak.
causal, bn. oorzakelijk, redegevend.
cause célèbre, v. beroemd rechtsgeding; veel gerucht makende zaak.
cautie, v. (cautiën), borgtocht, onderpand.
cautionneeren, bw. gel., borg stellen, ‒ staan voor iemand.
cavalcade, v. (cavalcades), optocht te paard; pleizierrid in gezelschap.
cavalier, m. (cavalieren), ruiter; ridder, edelman, begeleider eener dame; (vestingb.) kat, walkat.
cavalièrement, bijw. ridderlijk; ongedwongen, vrij.
cavalerie, v. gmv. ruiterij.
cavalerist, m. (cavaleristen), soldaat te paard.
cavata, cavatine, v. (muz.) kort gezang.
cavent, m. (caventen), borg, goedspreker.
caveeren, ow. gel., borg blijven, goed spreken; zich caveeren, ww. (fig.) op zijn hoede zijn.
caviteit, v. holte.
cedel, cedul, v. (cedellen), lijst; huurcedel, huurceel, huurkontrakt.
cedent, m. (cedenten), (recht., kooph.) die afstand doet.
cedeeren, bw. gel., afstaan, afstand doen van, overlaten; (fig.) toegeven; zwichten.
cedille, v. (cedilles), teeken in den vorm eener omgekeerde c, onder de c, om deze letter voor de a, o en u als eene scherpe s te doen uitspreken (ç).
ceèl, v. zie cedel.
ceintuur, v. (ceinturen), gordel, band.
cel, v. (cellen), vertrekje (in een klooster, in eene gevangenis); zeszijdig vakje in een honiggraat; (nat. hist., ontl.) vakje.
celadon, o. zeegroen (verf).
celatuur, v. beeld-, stempelsnijkunst.
celebratie, v. (celebratiën), viering.
celebreeren, bw. gel., vieren, plechtig gedenken.
celebriteit, v. (celebriteiten), vermaardheid; (fig.) beroemde naam; vermaarde persoon.
celeres, m. gmv. snelloopers (wacht van Romulus).
celeriteit, v. gmv. vlugheid, gezwindheid.
celibaat, o. gmv. ongehuwde staat; het celibaat der r.k. priesters.
cenobiet, m. (cenobieten), kloosterbroeder; kluizenaar.
cenotaphium, o. (cenotaphia), grafteeken, praalgraf.
censeeren, bw. ow. gel., beoordeelen, onderzoeken, achten; (fig.) geacht worden als, gehouden worden voor.
censor, m. (censoren), beoordeelaar, criticus, recensent, kunstrechter; (rom. gesch.) zedemeester.
censureeren, bw. gel., beoordeelen, onderzoeken, gispen, berispen, in den kerkban doen.
censuur, v. onderzoek en beoordeeling van staatswege van boekwerken (meestal vóór de uitgaaf), ook van tooneelstukken (vóór de opvoering).
census, m. gmv. cijns, belasting; maatstaf naar den belastingaanslag enz. om de staatsburgerrechten uit te oefenen.
[pagina 43]
[p. 43]
cent, centum, o. honderd; een cent (honderdste gedeelte van den nederlandschen gulden of den noord-amerikaanschen dollar); pro cent of percent, ten honderd.
centaur, (centauren), centaurus, m. (centauri), (fab.) paardmensch, monster, gedrocht (half mensch en half paard).
centi, honderdste deel van maten en gewichten.
centiare, v. (centiaren), vierkante palm, honderdste deel der wisse.
centifolie, v. (centifoliën), honderdbladige roos.
centigramme, v. (centigrammen), honderdste wichtje.
centilitre, m. (centilitres), vingerhoed, honderdste gedeelte der kan.
centimeter, m. (centimeters), duim, honderdste gedeelte eener el.
centistère, v. (centistères), honderdste deel eener wisse, kubieke nederlandsche el.
centime, m. (centimes), honderdste deel van een franc (muntstuk).
centraal, bn. middelpuntig; midden…; Centraal-Amerika, Midden-Amerika; centraal bestuur, hoofdbestuur.
centralisatie, v. samentrekking in één punt; vereeniging van de regeeringsmacht in één lichaam.
centraliseeren, bw. gel., in één middelpunt vereenigen, ‒ samentrekken.
centreeren, bw. gel., (glasbl.) in het middelpunt de grootste dikte brengen.
centrifugaal, bn. middelpuntschuwend.
centripetaal, bn. middelpuntzoekend.
centroscopie, v. gmv. bepaling van het midden- of zwaartepunt; beschouwing der zwaartekracht.
centrum, o. (centrums, centra), middelpunt, vereenigingspunt; plaats waar in eene landsvergadering de aanhangers van het bewind zitten; de gematigde partij in zulk eene vergadering.
centumvir, m. (centumvirs), (rom. gesch.) honderdman.
centumviraat, o. waardigheid van honderdman.
centupleeren, bw. gel., verhonderdvoudigen, met honderd vermenigvuldigen.
centurie, v. (centuriën), verdeeling in honderdtallen; bende van honderd man.
centurion, m. (centurionen), hoofdman over honderd.
cephalopoden, m. mv. koppootigen (eene orde van weekdieren).
ceracine, v. gmv. kersengom.
ceratieten, m. mv. zeker geslacht van weekdieren.
Cerberus, m. gmv. (fab.) helhond. *cerberus, (cerberussen), (fig.) norsche portier of deurwachter.
cercle, m. (cercles) kring, gezelschap, bezoek.
cerealiën, mv. graangewassen, granen.
cerebrum, cerebellum, o. hersenen.
ceremonie, v. (ceremoniën), plechtigheid, plichtpleging; hof-, kerkgebruik.
ceremoniëel, bn. plechtstatig. ceremoniëel, o. vastgesteld gebruik bij plechtigheden of feesten enz.
ceremonieus, bn. vol plichtplegingen, overdreven beleefd.
Ceres, v. godin van den landbouw en de veldvruchten; naam eener planeet, aangewezen door het teken ♀; Ceres en Bacchus, het koren en de wijn.
[pagina 44]
[p. 44]
cerine, v. zeker bestanddeel van het bijenwas.
cerirum, o. een zeer zeldzaam metaal.
cerneeren, bw. gel., insluiten, omringen.
certepartij, ook cherte- of charte-partie, v. overeenkomst tusschen den bevrachter en den reeder of scheepseigenaar.
certificaat, o. (certificaten), getuigschrift, verklaring, bewijs, attest.
certificeeren, certifiëren, bw. gel., bij getuigschrift bevestigen.
ceruis, o. gmv. loodwit.
cervelaat-worst, v. (cervelaat-worsten), sterk gekruide en gerookte vleeschworst; (ook) zult, hoofdkaas, hoofdvleesch.
ces, v. (muz.) verlagende halve toon.
cesseeren, on. w. ophouden, een einde nemen.
cessie, v. (cessiën), afstand, overlating van een recht; boedelafstand.
cessionaris, m. (cessionarissen), die afstand doet.
cetaceën, mv. walvischaardige dieren.
cetrarine, v. een bestanddeel van het ijslandsche mos.
chaconne, v. (chaconnes), soort zangstuk.
chagrin, chagrijn, o. gmv. verdriet.
chagrijneeren, bw. gel., bedroeven, kwellen, verdriet veroorzaken, krenken.
chaîne, v. (chaînes), keten (in de danskunst), kettingdans; rij (van uitgezette posten).
chaise, v. sjees, licht tweewielig rijtuig.
chako, m. (chakoos), soldatenhoed.
chalaza, v. (plant.) vaatmerk; navelvlek.
chalcedon, m. halfdoorzichtige en witte agaat.
chalcedron, o. engelsch gewicht voor steenkolen (te Londen = ruim 1000 ned. pond, te New-castle = 1027 ned. pond).
chalcographie, v. gmv. plaatsnijkunst, graveerkunst.
chaleureus, bn. heet, vurig (van aard); vol vuur, vol gloed, vol leven.
chamade, v. (oorl.) teeken van overgave.
chamarreeren, bw. gel., borduren, met borduursel of bloemwerk bezetten.
chambre, v. kamer; chambre ardente, (oudt.) gerechtshof in Frankrijk dat het doodvonnis, door middel van levend verbranden, over ketters en gifmengers uitsprak; chambre garnie, gestoffeerde ‒, gemeubeleerde kamer. Zie verder camera.
chameleon, m. zie kameleon.
champêtre, bn. landelijk; fête champêtre, landelijk feest; bal champêtre, danspartij in eenen tuin, ‒ in de open lucht.
champignon, m. (champignons), kampernoelje, paddestoel; (fig.) opkomeling.
chamsin, m. zekere schadelijke zuidwestenwind (in Egypte).
change, v. changement, o. ruil, wisseling, verandering; changement à vue, verandering van tooneeldecoratie, zonder dat de gordijn valt.
[pagina 45]
[p. 45]
changeeren, bw. ow. gel., veranderen, verwisselen; verschieten (van kleuren).
chanson, v. (chansons), liedje, zangstukje.
chaos, m. gmv. bajert, vormlooze klomp, mengelklomp; (fig.) warboel.
chapeau bas, bijw. den hoed onder den arm, blootshoofds.
chaperonneeren, bw. gel., eene jonge dame tot geleider en beschermer verstrekken.
chapitre, m. (chapitres), hoofdstuk; (fig.) onderwerp van gesprek.
chaptaliseeren, bw. gel., suiker bij het druivensap voegen om beteren wijn te verkrijgen.
char-à-bancs, m. naam van zeker rijtuig.
charade, v. (charades), lettergreepraadsel.
charge, v. (chargen), eerepost, bediening, ambt; last, vracht; aanval, aanval der ruiterij.
chargé d’affaires, m. zaakgelastigde.
chargeeren, bw. gel., belasten; beladen; gelasten; berekenen; opdragen, een aanval doen (der ruiterij).
charivari, o. ketel-, kattenmuziek, getier, geschreeuw, standje; verschillende kleinodiën aan een horlogeketting.
charlatan, m. (charlatans), kwakzalver; windbuil, praalhans.
charlatanerie, v. kwakzalverij, pocherij, snoeverij.
charmant, bn. en bw. (charmanter, charmantst), schoon, bekoorlijk, innemend, bij uitstek fraai.
charmeeren, bw. gel., verrukken, betooveren, innemen.
charmotte, v. zekere vuurvaste steenen.
Charons boot, (fig.) de dood, overgang tot een beter leven.
Charta-magna, v. (gesch.) oude grondwet van Engeland.
charte-partie, v. zie certepartij.
charter, o. oirkonde; grondwet; kaliber; schepen van zwaar charter (of kaliber).
chartisten, m. mv. naam van zekere staatspartij in Engeland (in het belang van het volk), partij der demokraten van 1848.
Charybdis, m. gevaarlijke draaikolk, tusschen Kalabrië en Sicilië; zie Scylla.
chatouille, v. (chatouillen), geldkistje; bijzondere kas (van eenen vorst enz.).
chaussée, v. (chausséën), straat-, steenweg, kunststraat.
chausseeren (zich), ww. gel., zijne kousen en schoenen ‒, zijne schoenen of laarzen aantrekken, ze dragen.
check, v. kassiersboekje, aanwijzing op de kas ter betaling.
chef, m. (chefs), hoofd, opperhoofd, opperste aanvoerder, leider.
chefd’oeuvre, o. meesterstuk.
chekao, o. zeker deeg, waarvan de Chinezen figuren op porselein maken.
chelidonine, o. zeker alcaloïde.
chemie, chymie, v. gmv. scheikunde.
chemicaliën, mv. scheikundig bewerkte waren (artsenijen, droogerijen enz.).
chemisch, bn. scheikundig.
chemismus, o. scheikundige kracht of werking.
[pagina 46]
[p. 46]
chemist, m. (chemisten), scheikundige.
chemitypie, v. gmv. zie glyphographie.
chemisette, v. (chemisetten), halfhemd, kraaghemdje; chemisetspeld, doek-, borstspeld.
chenille, v. (chenilles), zekere vrouwenmantel; soort knoopwerk; en chenille werken.
chenilles, mv. fluweelkoorden, boordsels.
Chersonesus, m. schiereiland.
cherub, cherubijn, m. (cherubijnen), hemelling, hemelgeest, vuur-, vlambode.
Cheswan, m. zie Marcheswan.
cheval de bataille, m. (fig.) stokpaardje.
chevalier d’industrie, m. (fig.) oneerlijke fortuinzoeker.
chicane, v. (chicanes), rechtsverdraaiing, haarkloverij; spitsvondigheid.
chicaneeren, ow. gel., zich van rechtsverdraaiing bedienen; vitten, het iem. lastig maken.
chicaneur, m. (chicaneurs), pleitziek mensch, haarklover, rechtsverdraaier.
chiffonnière, v. (chiffonnières), ladekast, hooge ladetafel.
chijl, o. (ontl.) maagsap.
chiliade, v. (chiliaden), duizendtal.
chimaera, chimère, v. droombeeld, hersenschim.
chimpansé, m. (chimpansés), naam van een soort zeer groote apen.
china, chinabast, m. zie kinabast.
chinchilla, o. zuid-amerikaansch knaagdier; bont, zeer fijne pelterij van dit dier.
chine, o. vlammige stof.
chineeren, bw. gel., vlammig weven, ‒ bewerken; gechineerde stoffen, gevlamde ‒, met vlammige patronen geweven stoffen.
chinine, chinoïdine, v. zie kinabast.
chique, ook wel pique of bicho genoemd, m. zekere vloo (in de keerkringlanden). *chique, bn. (fig.) dat staat zeer chique, dat is zeer smaakvol, naar de laatste mode.
chirimoya, v. zekere vrucht (in de keerkringlanden).
chirologie, v. gmv. handen-, vingerspraak.
chiromantie, v. gmv. handwaarzeggerij.
chirurgie, v. gmv. wondheelkunst.
chirurgijn, (chirurgijns), chirurgus, (chirurgussen), m. heelmeester, wondheeler.
chirurgicaal, bn. heelkunstig.
chits, o. zie sits.
chladni (figuren van), o. mv. klankfiguren.
chloor, o. zoutzuurgas.
chlooralcali, o.
chloorammonium, o. salmoniak.
chloorcalcium, o.
chloorkalium, o.
chloornatrium, o. keukenzout.
chloorpotassium, o.
chloorsodium, o.
[pagina 47]
[p. 47]
chloriet, o. zekere glimmersoort (delfstof).
chloroform, v. chloorverbinding die het gevoel verdooft.
chlorometrie, v. gmv. chloorbepaling.
chlorophaan, o. zekere vloeispaath.
chlorophyllum, bladgroen.
cholera morbus, v. aziatische braakloop.
cholerine, v. cholera in lichten graad.
cholerisch, choleriek, bn. galzuchtig, driftig, oploop; het cholerisch temperam.
cholestearine, v. galvet.
chondrine, v. kraakbeenlijm.
choquant, bn. (choquanter, choquantst), aanstootelijk, stuitend, walgelijk.
choqueeren, bw. gel., aanstoot geven, hinderen, tegen de borst stuiten.
chordometer, m. (chordometers), (meetk.) werktuig tot het meten van hoeken door de bepaling van hunne koorden bij een gegeven straal.
chorograaph, m. (chorographen), landschapteekenaar.
chorographie, v. gmv. beschrijving van landen.
chose, v. (choses), zaak, ding; grap, klucht.
Chouans, m. mv. (fr. gesch.) aanhangers der Bourbons in de Vendée
chrestomathie, v. (chrestomathiën), verzameling van uittreksels der werken van dichters en prozaschrijvers, bloemlezing.
chrie, v. (chriën), korte spreuk; opstel dat de leerlingen moeten uitbreiden.
chroma, v. kleur.
chromatiek, v. gmv. leer van het ontstaan en de verhouding der kleuren.
chromatisch, bn. de chromatische schaal, (muz.) zekere toonreeks.
chromatophoren, m. mv. (ontl.) kleurdragers.
chromatroop, m. gmv. nevelbeelden (door twee tooverlantaarns voortgebracht), dissolving-views.
chromium, o. zeker metaal.
chronique scandaleuse, v. schandelijk stadspraatje.
chronisch, bn. langdurig, slepend (van ziekten).
chronogram, v. (chronogrammen), jaartal-vers.
chronographie, v. gmv. tijdbeschrijving.
chronologie, v. gmv. tijdrekenkunde, tijdleer.
chronologisch, bn. tijdrekenkundig.
chronoscoop, m. (chronoscopen), toestel om zeer kleine tijddeelen (bv. duizendsten of tienduizendsten van sekonden) te meten.
chrysoberyll, o. zeker edelgesteente.
chrysographie, v. gmv. goudschrijfkunst.
chrysolieth, m. zekere delfstof.
chrysopras, v. goudsbloem.
chrysorhamnine, v. avignonbessen, perzische bessen, geelbessen (bevattende eene goudgele kleurstof).
chrysotypie, v. gmv. photographie op papier dat met eene onzijdige goudoplossing behandeld is.
chrysoot, o. een naar goud gelijkend metaalmengsel.
[pagina 48]
[p. 48]
chthonisothermen (ook isogeothermen), mv. zekere lijnen op de oppervlakte des aardbols.
chymus, m. (ontl.) spijspap, maagbrij.
chut! m. stil! zwijg!
ciborie, v. (ciboriën), (bij de r.k.) hostiekas, ouwelvaas.
cicade, v. schuimbeestje.
cicero, m. (boekdr.) zekere lettersoort.
cicerone, m. (ciceronen), gids, geleider, wegwijzer.
cichorei, v. (B. voor de plant m. voor den wortel), suikerij, zeker wortelgewas.
cicisbeo, m. damesgeleider, vertrouwde vriend eener gehuwde vrouw (in Italië).
cid, m. aanvoerder, eeretitel van een beroemden spaanschen held.
cyder, (B. cider), m. gmv. ooftwijn, appeldrank.
ci-devants, m. mv. (in Frankrijk) spotnaam voor de personen uit adellijke en vorstelijke familiën.
cimier, o. en m. (B.) helmkam.
cinellen, v. mv. koperen bekkens bij de turksche veldmuziek.
cinetorama, o. verbeterde camera-obscura.
cinnamomum, o. kaneel.
circassienne, v. (circassiennes), fijn gekeperde wollen stof.
circe, v. (circes), verleidelijke boeleerster.
circulair, bn. kringvormig, rondachtig.
circulaire, v. (circulaires), rondgaande brief, rondschrijven.
circulatie, v. (bloeds)omloop, (gelds)omloop.
circuleeren, ow. gel., in omloop zijn; (laten) rondgaan (ter onderteekening, ter lezing); het circuleerend medium, geld in omloop.
circumferentie, v. omvang, omkring.
circumflex, circumflexus, m. omgebogen toonteeken, kapje (^).
circummediaanshoogten, v. mv. hoogten der hemellichamen, gemeten terwijl deze zich in de nabijheid van den meridiaan bevinden.
circumpolairsterren, v. mv. hemellichten die voor ons nooit opkomen of ondergaan.
circumscribeeren, ow. gel., omschrijven; (iem.) beperken.
circumspectie, v. gmv. omzichtigheid, behoedzaamheid.
circumstantie, v. gmv. gesteldheid, omstandigheid, geschapenheid, toestand.
circumvallatie, v. (circumvallatiën), (vest.) omschansing, insluiting.
circumventie, v. (circumventiën), bedrog, bedriegerij.
circus, m. ronde schouwplaats, strijd-, renbaan, worstelperk.
cis, v. (muz.) verhoogende halve toon. cis, bijw. aan deze zijde; cisalpijnsch, aan deze zijde der Alpen.
ciseleeren, bw. gel., metalen kunstmatig bewerken met scherpe werktuigen, steken (met de stift); ingraveeren, drijven (zilver).
citaat, o. (citaten), aangehaalde plaats.
citatie, v. (citatiën), aanhaling, aangehaalde plaats (uit een geschrift). citatie, v. (citatiën), (recht.) dagvaarding, daging.
[pagina 49]
[p. 49]
citadel, v. (citadellen), burgt, sterkte, kasteel.
citeeren, bw. gel., aanhalen (eenen schrijver of zijn werk), gewag maken van; (recht.) dagvaarden; dagen.
cité, v. stad (meer bepaald de oude stad van Parijs).
citer, cither, (B.) cyther, v. (citers, cithers, cythers), snarenspeeltuig.
cito, met spoed (op adressen van brieven); citissime, in allerijl.
city, v. stad (meer bepaald de oude stad van Londen).
civiel, bn. (civieler, civielst), burgerlijk; den burgerstand betreffende (in tegenstelling van militair); billijk, goedkoop, niet hoog in prijs; beleefd, hoffelijk; de civiele lijst, som aan eenen vorst op de staatsbegrooting toegekend; de civiele staat, burgerlijke stand.
civilisatie, v. gmv. beschaving, verfijning der zeden.
civiliseeren, bw. gel., beschaven, verlichten.
civiliteit, v. gmv. welgemanierdheid, hoffelijkheid.
clairet, m. bleekroode wijn, bleekert.
clairvoyant, bv. helderziende.
clairvoyante, v. (clairvoyantes), helderziende vrouw (helpster der magnetiseurs).
clandestien, bn. heimelijk, verboden; geheim.
claque, v. (eert.) gehuurde bende handenklappers in de parijsche schouwburgen.
claqueurs, m. mv. gehuurde toejuichers.
clarificeeren, clarifiëeren, bw. gel., klaren.
clarine, clarino, v. trompet.
classiek, bn. zie klassiek.
classificatie, v. rangschikking in klassen, klassenverdeeling.
classificeeren, classifiëeren, bw. gel., in klassen rangschikken, ‒ verdeelen.
clausa, v. cel, kluis.
clausule, v. (clausulen), voorwaarde, bepaling.
claves, v. mv. (muz.) toetsen, klavieren van een snarenbord.
claviatuur, v. al de klaviertoetsen, toetsenbord.
clavis, v. (muz.) sleutel.
clerezie, clerezy, v. clerus, m. gmv. geestelijkheid; de bisschoppelijke clerezy, het oud-roomsche kerkgenootschap, de jansenisten.
clericus, m. (clerici), geestelijke.
clicheeren, bw. gel., zekere wijze om de metalen vormen van plaatwerken af te nemen; een cliché, een op deze wijze verkregen afdruk.
cliënt, m. (cliënten), beschermeling; iemand die zich door eenen advokaat laat bedienen.
climax, m. (red. en dichtk.) opklimming.
clinische school, v. (scholen), instelling voor onderwijs in de heelkunde en artsenijmengkunde.
clique, v. (cliques), vereeniging van lieden met slechte bedoelingen, kliek, bende, rot.
cloak, v. (cloaken), manteljas, mantel.
clown, m. (clowns), hansworst, grappenmaker.
club, klub, v. (clubs, klubs), besloten gezelschap, sociëteit; politieke vereeniging.
[pagina 50]
[p. 50]
clubbist, m. (clubbisten), lid eener club.
coactie, v. (coactiën), dwang, gewelddadige aanranding.
coactief, bn. dringend, met geweld.
coadjutor, m. (coadjutors), helper, bijstander (van eenen prelaat enz.).
coaguleeren, ow. gel., stollen.
coaks¸ mv. coke, v. gaskolen, verkoolde of ontzwavelde steenkolen.
coaliseeren, bw. gel., verbinden, vereenigen.
coalitie, v. (coalitiën), verbond, vereeniging (b.v. van twee of meer mogendheden tegen eene andere).
cocagne, cogagnemast, m. (cocagnemasten), klimmast, klauterboom (tot gymnastische oefening of als volksspel gebezigd); (fig.) land van Cocagne, luilekkerland.
cocarde, v. (cocarden), hoedstrik, mutsstrik, veldteeken, nationaal teeken.
cochenille, v. (cochenilles), konzenilje, halfvleugelig insekt; fraaie roode verfstof (karmijn).
cocon, m. (cocons), tonnetje, weefsel ‒, pop van eenen zijdeworm.
code, codex, m. wetboek; oud handschrift, code Napoleon, burgerlijk wetboek van Napoleon I.
codicil, o. (codicillen), bijvoegsel ‒, aanhangsel tot een testament.
codille, v. dubbel verlies (in zekere kaartspelen). codille, bijw. verloren, bedorven, geruïneerd.
coëfficiënt, v. (coëfficiënten), (stelk.) bekend of als bekend aangenomen getal; vermenigvuldiger.
coelestin, o. gmv. zekere gekristalliseerde delfstof.
coërceerend, bn. coërceerende middelen, dwangmiddelen.
coërcibel, bn. coërcibele gassoorten, die tot den drupvormigen vloeibaren toestand kunnen gebracht worden.
coërcitief, bn. bedwingend.
coërceerende kracht, v. gmv. eigenschap van het staal tot verhindering van de scheiding der vereenigde, en hereeniging der eenmaal gescheiden metalen.
coeur, m. gmv. harten (in het kaartspel).
cognac, m. gmv. fransche brandewijn van Cognac.
cognaten, mv. bloedverwanten van moederszijde.
cognitie, v. gmv. kennisneming, onderzoek.
cognossement, connossement, (cognossementen, connossementen), (kooph.) zeevrachtbrief.
cohaerentie, cohaesiekracht, v. (nat.) samenhang, bijeenhoudende kracht.
cohobatie, v. (cohobatiën), herhaalde destillatie van vloeistoffen.
cohorte, v. (cohorten), legerafdeeling, krijgsbende.
cohue, v. verwarde volkshoop; woest geraas, getier.
coiffeeren, bw. ow. gel., kappen; (fig.) met iets gecoiffeerd zijn, over iets in zijnen schik ‒, met iets vereerd zijn.
coiffeur, m. (coiffeurs), kapper.
coiffure, v. (coiffures), kapsel.
coïncideeren, ow. gel., samenvallen, op hetzelfde uitkomen.
coïonneeren, koejonneeren, bw. gel., smadelijk bejegenen, plagen, zeer lastig vallen.
coke, zie coaks.
[pagina 51]
[p. 51]
col, m. (cols), bergpas; halsdoek, stropdas, gespdas.
colchicaceën, mv. zekere planten-familie.
coleriek, bn. oploopend, haastig.
coliseum, o. (colisea), schouwburg van het oude Rome; groot en prachtig gebouw voor openbare vermakelijkheden.
collaborator, m. (collaborators), medearbeider.
collateraal, bn. en bw. zijdelingsch; zijdelings; collaterale erfgenamen, erfgenamen in de zijlinie; collaterale successie, erfenis die op eenen zijtak overgaat. collateraal, o. recht van successie, belasting op het aanvaarden van eene nalatenschap of een legaat.
collateralen, mv. zijdelingsche bloedverwanten.
collatie, v. vergelijking van geschriften, nalezing; recht van collatie, recht om eene predikantsplaats enz. te begeven.
collation, o. (collations), maaltijd van koud vleesch, fruit, gebak enz.
collationneeren, bw. gel., nalezen, vergelijken (boeken, geschriften met elkander).
collator, m. (collatoren), die eene predikantsplaats begeeft.
collé, collébal, m. (bilj.), bal onder den band.
collectaneum, o. (collectanea), verzameling van geschriften.
collectant, m. (collectanten), inzamelaar van giften.
collecte, v. (collecten), inzameling van giften (voor de armen enz.); verkoop van loterij-loten.
collecteeren, bw. gel., inzamelen (giften).
collecteur, m. gekwalificeerde collecteur, van regeeringswege aangestelde verkooper van loten in de staatsloterij.
collectie, v. (collectiën), verzameling; aantal.
collectief, bn. verzamelend, gemeenschappelijk, te zamen.
collecteerglas, o. (collecteerglazen), (gez.) verzamelglas, lens waardoor de lichtstralen in één brandpunt worden verzameld.
collector, m. (collectoren), (nat.) werktuig om electriciteit te binden en op te hoopen.
collega, m. (collegaas), ambtgenoot.
collegie, v. (collegiën), vereeniging, kring, gezelschap; lichaam; vergaderplaats; lessen der hoogleeraren aan de akademiën en athenea; collegie houden, collegie aanhooren, voorlezingen houden of hooren (over zeker vak van wetenschap).
collegiemeester, m. (collegiemeesters), cathechiseermeester.
collegiant, m. (collegianten), lid van zekere (inz. doopsgezinde) kerkgezindte.
collet, m. (collets), rijbuis, ruiterbuis, kolder.
colli, o. (collis), kist, vat, fust (ter verzending van waren).
collideeren, ow. gel., samentreffen, tegen elkander aandruischen, botsen.
collimatie, v. (collimatiën), verschil tusschen den uitslag der meting en de werkelijke waarde van het gemetene.
collilijn, v. (gez.) gezichtslijn.
collimator, m. (collimators), zeker werktuig.
collisie, v. (collisiën), botsing, strijd; (fig.) beklemdheid, nood.
collier, m. (colliers), halsband, halssnoer (sieraad).
collodion, collodium, o. gmv. oplossing van schietkatoen in aether.
[pagina 52]
[p. 52]
colloquium, o. (colloquia), samenspraak, mondeling voorloopig onderzoek der protestantsche geestelijken.
colombien, bn. duivenhalskleurig (donkerrood en blauw).
colombier, o. zekere papiersoort.
colonnade, v. (colonnades), zuilenrij.
colonne, v. (colonnes), zuil, pilaar, kolom; krijgsbende, legerafdeeling; zekere dansfiguur; vliegende colonne, verspreide krijgsmacht.
colophonium, o. gmv. spiegel-, vioolhars.
coloraturen, v. mv. (muz.) kunstige toonwendingen.
coloreeren, bw. gel., verven, kleuren; (fig.) vergoelijken, eenen schijn geven.
coloriet, o. gmv. kleurgeving, kleurmenging.
colorist, m. (coloristen), kleurgever, kleurmenger.
colorine, v. gmv. zekere roode verfstof.
colos, colossus, m. zie kolossus.
colporteeren, bw. gel., waren aan de huizen venten; boeken ‒, geschriften verspreiden.
colporteur, m. (colporteurs), marskramer, straatkoopman; verspreider van boeken of geschriften, reiziger voor den boekhandel.
columbine, v. gmv. zekere meststof.
combinatie, v. (combinatiën), verbinding, samenstelling (in gedachten); berekening; ontwerp; leer der combinatiën, (wisk.) leer der vereeniging van elementen; (ook) waarschijnlijkheidsleer.
combineeren, bw. gel., vereenigen, samenvoegen; vergelijken, berekenen; ontwerpen.
combustie, v. (combustiën), verbranding; brandschade; opschudding.
comestibelen, mv. eetwaren, mondbehoeften.
comfort, o. gmv. gemak, welbehagen, tevredenheid.
comfortable, bn. gemakkelijk, genoegelijk, behagelijk, aangenaam.
comitaat, o. (comitaten), geleide (in Hongarije) arrondissement, district; arrondissementsvergadering.
comité, o. (comités), vereeniging van personen met eenig onderzoek of met de behartiging van zekere belangen belast; kommissie (uit den boezem van eene vergadering of een bestuur); vergaderen in comité, of comité generaal, eene zitting met gesloten deuren houden.
commandant, m. (commandanten), bevelhebber.
commandement, o. (commandementen), bevel, bevoegdheid te gebieden of te bevelen; militaire commandementen, afdeelingen waarin een land (wat zijn krijgswezen betreft) verdeeld is.
commandeeren, bw. gel., bevel voeren, bevelen, gebieden.
commanderie, v. (oudt.) gebied eener ridderorde.
commandeur, m. (commandeurs), bevelhebber, naam van een der hoogste rangen bij ridderorden.
commanditair, m. en bn. commanditaire deelgenoot; deelgenoot in een handelsvereeniging; waar de een het geld schiet en de ander de zaak bestuurt, stille deelgenoot.
commanditie, v. zoodanige vereeniging, commanditaire vennootschap.
[pagina 53]
[p. 53]
commando, o. bevel; zie commandement; staf van commando, veldheersstaf.
comme il faut, bijw. zoo als het behoort, in orde.
commemoratie, v. (commemoratiën), gedachte, herinnering; gedachtenis.
commensaal, v. (commensalen), inwoner (ten huize van iem.), kostganger.
commensales, v. (commensalessen), inwoonster (ten huize van iem.), kostgangster.
commensurabel, bn. commensurabele grootheden, wier onderlinge verhouding door de eenheid van een getal kan worden uitgedrukt.
commentair, v. (commentairen), verklaring, uitlegging, opheldering.
commentator, m. (commentators), verklaarder, uitlegger.
commenteeren, bw. gel., verklaren, van uitleggingen voorzien.
commerce, m. gmv. zeker kaartspel.
commercie, v. gmv. handel, koophandel.
commerciëel, bn. tot den handel behoorende, handels…
commettant, m. (commettanten), lastgever, principaal.
commis, m. zie kommies; commis voyageur, reiziger voor den handel, reizend handelsbediende.
commissariaat, o. (commissariaten), ambt ‒ of bediening ‒, kantoor van den commissaris.
commissaris, m. (commissarissen), gelastigde, volmachthebber, uitvoerder, bezorger; bestuurder (eener sociëteit), toezicht hebbende deelhebber (eener maatschappij); aanteekenaar (van een beurt- of marktveer); commissaris van politie; commissaris van orde; commissaris van oorlog.
commissie, v. (commissiën), volmacht, last; bestelling, boodschap; vereeniging van eenige personen tot het verrichten van zekeren hun opgedragen last; (kooph.) loon voor de bezorging eener zaak.
commissionnair, m. (commissionnairs), lasthebbend zaakwaarnemer, gevolmachtigde.
commissoriaal, bijw. iets commissoriaal maken, het onderzoek van iets aan eene commissie opdragen.
committent, m. (committenten), lastgever.
committeeren, bw. gel., last geven, opdragen, volmacht geven; een gecommitteerde, lasthebber.
commode, v. (commodes), ladetafel.
commode, commood, bn. gemakkelijk.
commoditeit, v. (commoditeiten), gemak; geheim gemak.
commodore, m. (commodores), bevelhebber van een smaldeel (in Engeland en Noord-Amerika).
commodoners, m. mv. studenten van den tweeden rang (in Engeland).
Commons, mv. het Lagerhuis, de leden van het Lagerhuis (in Engeland).
commun, bn. en bw. gemeen; gemeenschappelijk.
communicatie, v. (communicatiën), mededeeling, kennisgeving.
communicatief, bn. mededeelzaam, praatachtig.
[pagina 54]
[p. 54]
communiceeren, bw. gel., mededeelen.
communie, v. gemeenschappelijk bezit; gemeenschappelijk leven; heilig avondmaal; (r.k.) opneming in de kerk.
communiëeren, ow. gel., (r.k.) ten avondmaal gaan.
communismus, communisme, o. gmv. stelsel der gemeenschap van goederen en der afschaffing van het eigendomsrecht.
communist, m. (communisten), aanhanger ‒, voorstander van het communismus.
compact, bn. en bijw. (compacter, compactst), vast ‒,dicht ineengedrongen.
compagnie, v. (compagniën), handelsvereeniging, maatschappij; vennootschap; afdeeling soldaten onder eenen kapitein.
compagnieschap, o. (compagnieschappen), compagnon, m. (compagnons), gezel, deelnemer, medearbeider; handelsgenoot, vennoot, lid eener handelsfirma.
comparant, bn. verschijnende.
comparant, m. (comparanten), comparante, v. (comparanten), die (voor eenen notaris enz.) verschijnt om eene akte op te maken enz.
comparateur, m. (comparateurs), (wisk.) werktuig tot vergelijking der lengte.
comparatief, bn. en bijw. vergelijkend, vergelijkenderwijze.
compareeren, ow. gel., verschijnen; zich voor (het gerecht enz.) stellen; vergelijken.
comparitie, v. (comparitiën), verschijning (voor het gerecht); vergadering, bijeenkomst (b.v. van schuldeischers).
compartimenten, o. mv. regelmatig afgedeelde vakken.
compatibel, bn. vereenigbaar, bestaanbaar met, samenpassend.
compatibiliteit, v. vatbaarheid (van twee dingen) tot samenvoeging; bestaanbaarheid (met).
compendieus, bn. kort, ineengedrongen, gemakkelijk.
compendium, o. (compendia), kort begrip eener wetenschap; beknopt uittreksel; handboek.
compensatie, v. (compensatiën), vergoeding, vereffening.
compenseeren, bw. gel., vereffenen; tegen elkander opwegen.
compère, m. (fig.) vroolijke snaak; medestander; (helper eens goochelaars, magnetiseurs enz.).
competent, bn. (competenter, competentst), bevoegd, gerechtigd; behoorlijk, rechtmatig; de competente portie, (bij verdeelingen).
competent, m. (competenten) mededinger (naar een ambt).
competentie, v. bevoegdheid; rechtmatig aandeel; bevoegd oordeel; mededinging.
competeeren, ow. gel., wettig toekomen; dingen (naar).
compilatie, v. (compilatiën), samenflansing, werk uit brokstukken van andere werken bestaande.
compilator, m. (compilators), verzamelaar van uittreksels van verschillende werken tot een geheel, samenflanser.
compileeren, bw. gel., bijeenbrengen uit verschillende werken.
compleet, bn. en bijw. voltallig, ongeschonden.
[pagina 55]
[p. 55]
complement, o. (complementen), aanvulsel, (ook wis- en taalkunde).
complementair, bn. complementaire kleuren, aanvullingskleuren.
complementeeren, bw. gel., aanvullen, voltallig maken, het ontbrekende bijvoegen.
complexie, v. lichaamsgesteldheid; gemoedstoestand.
complicatie, v. (complicatiën) verwikkelde toestand, verwardheid.
complicen, mv. medeplichtigen, medeschuldigen.
compliceeren, bw. gel., verwikkelen, verwarren.
compliciteit, v. medeplichtigheid.
compliment, o. (complimenten), beleefdheidsbetuiging, groet.
complimenteeren, bw. gel., begroeten.
complimenteus, bn. en bijw. vol complimenten.
complot, o. (complotten), samenrotting, geheim verbond (met eene kwade bedoeling), samenzwering; de saamgezworenen.
complotteeren, ow. gel., samenrotten, smeden, brouwen (iets misdadigs).
componeeren, bw. gel., samenstellen, schrijven, scheppen (inz. in muziekstukken).
componist, m. (componisten), toonzetter, toondichter.
compositie, v. (compositiën), samenstelling; metaalmengsel; ordening eener schilderij of van een bouwwerk, toonzetting, muziekstuk; minnelijk verdrag.
compost, o. (landb.) mengselmest.
compot, compote, v. ingelegde vruchten; glas of glazen kom waarin deze worden op tafel gebracht.
comprehensie, v. gmv. bevattingskracht.
compres, bn. vast, samengedrukt; compres gedrukt, dicht ineengedrukt (van boekdrukwerk).
compres, v. bevochtigd lapje, wiekje (op eene wond)
compressie, v. samendrukking, persing, verdichting (b.v. der lucht).
comprimeeren, bw. gel., samendrukken, bedwingen, in toom houden.
compromis, o. (compromites), minnelijke schikking; (ned. gesch.) verbond der edelen; (recht.) akte van benoeming van scheidsrechters.
compromitteeren, bw. gel. (iem.) in opspraak brengen, verdacht maken, in zijne eer aantasten; in het spel trekken, verantwoordelijk maken; zich compromitteeren, ww. zich blootstellen, zijne eer ‒, zijnen goeden naam in gevaar brengen, ‒ op het spel zetten.
comptabiliteit, v. gmv. verantwoordelijkheid, rekenplichtigheid.
comptabel, bn. rekenplichtig.
comptant, zie contant.
computatie, v. (computatiën), overslag, berekening.
computeeren, bw. gel., eenen overslag maken, berekenen.
cón, vz. con affetto, (muz.) aandoenlijk, roerend; con affizione, (muz.) droevig, zwaarmoedig; con amore, met liefde of lust, zeer gaarne, gemoedelijk; con brio, (muz.) met gedruisch, druischend; con esprezzione, (muz.) met uitdrukking, uitdrukkelijk; con fuoco, (muz.)
[pagina 56]
[p. 56]
met vuur, levendig; con gravita, (muz.) met waardigheid; con grazia, (muz.) met bevalligheid; con moto, (muz.) met beweging, levendig, treffend.
concaaf, bn. hol, holrond.
concatenatie, v. (concatenatiën), aaneenschakeling, samenstrengeling.
concedeeren, bw. gel., inwilligen, bewilligen in, toestaan; concedo, ik stem toe, het zij zoo.
concentratie, v. (concentratiën), vereeniging ‒, samentrekking in één punt; vereeniging van al het gezag in één persoon of slechts weinige personen.
concentreeren, bw. ow. gel., samendringen, vereenigen ‒, samentrekken tot één punt; (nat.) dichter maken, versterken.
concentrisch, bn. een gemeenschapp. middelpunt hebbende.
concept, o. (concepten), ontwerp, schets, plan, opstel, minuut; begrip; conceptwet, conceptreglement; uit zijn concept gebracht worden, in den loop zijner gedachten gestoord worden.
conceptie, v. bevatting, begrip, gedachte; korte samenvatting (van een geschrift); ontvangenis.
concerneeren, ow. gel., betreffen, raken, aangaan.
concert, o. (concerten), uitvoering door verschillende toonkunstenaars en zangers, muziekpartij; de concert, eenstemmig, eensgezind.
concerteeren, ow. gel., wedijveren, op een concert medespelen.
concessie, v. (concessiën), vergunning (tot den aanleg van werken of diensten van openbaar nut enz.); gunning; inwilliging, bewilliging (het toegeven aan de eischen eens volks, eener partij enz.).
concessionneeren, bw. gel., een geconcessionneerde spoorweg, een spoorweg tot welks aanleg aan partikulieren vergunning is verleend (in tegenstelling van eenen staatsspoorweg).
concetti, mv. schijnbaar, geestige invallen of zetten; (red.) valsche ‒, overdrevene figuren.
concha, v. tweeschalige schelp.
conchifera, mv. schelpdieren.
conchoïde, v. (meetk.) kromme schelpvormige lijn.
conchyliën, mv. schelp-, schaaldieren.
conchyliologie, v. gmv. horens- en schelpenkennis.
concierge, m. en v. (concierges), bewaarder, bewaarster, cipier; opzichter, opzichtster; huisbewaarder.
conciergerie, v. (conciergeriën), cipierswoning; naam eener gevangenis te Parijs.
concilie, v. (B. o. en v.), (conciliën), concilium, o. (concilia), kerkvergadering.
conciliëeren, bw. gel., verzoenen, bemiddelen.
concipiëeren, bw. gel., ontwerpen, opstellen.
conclave, o. vergadering van kardinalen (na ’s pausen dood, ter verkiezing van eenen nieuwen paus).
concludeeren, bw. gel., besluiten, gevolgtrekkingen maken; (recht.) eischen stellen.
conclusie, v. (conclusiën), besluit, gevolgtrekking, slot; (recht.) eisch.
[pagina 57]
[p. 57]
concordaat, o. (concordaten), verdrag, overeenkomst, traktaat; (inz. met den paus over de aangelegenheden der r.k. kerk).
concordant, bn. overeenstemmend.
concordantie, v. overeenstemming; alphabetische lijst der spreuken in de H.S.
concordeeren, ow. gel., overeenstemmen.
concordia, v. eendracht, overeenstemming; concordia res parvae crescunt, eendracht maakt macht (oud-holl. spreuk, randschrift op de oud-holl. munten).
concours, o. bijeenkomst der schuldeischers van eenen gefailleerde ter indiening hunner vorderingen; wedstrijd, het dingen naar een uitgeschreven prijs, konkoers.
concreet, bn. vereenigd, gestold; concreet begrip, begrip dat de eigenschap met het onderwerp vereenigt (in tegenstelling van abstract begrip, waarbij men de voorwerpen op zich zelven beschouwt); het concrete (benoemde) getal.
concrement, o. (concrementen), (ontl.) zeker samengroeisel.
concrete, v. soort wortel.
concurrent, m. (concurrenten), mededinger; mede-schuldeischer; mede-erfgenaam.
concurrentie, v. gmv. wedijver, mededinging.
concurreeren, ow. gel., wedijveren, mededingen; in eene failliete massa met de anderen deelen.
condemnatie, v. (condemnatiën), veroordeeling.
condemneeren, bw. gel., veroordeelen, laken, afkeuren.
condensatie, v. (nat.) verdichting, het samendringen der stof in een kleineren omvang.
condensator, m. (condensators), verdichter, destilleertoestel.
condenseeren, bw. gel., verdichten, samendringen (eene kleinere ruimte).
conditie, v. (conditiën), voorwaarde, beding; toestand; voorslag; bediening, post, stand; heildronk, toast.
conditionneel, bn. en bw. voorwaardelijk.
conditionneeren, bw. gel., voorwaarden bedingen; in een goeden toestand brengen of houden; een wel geconditionneerde bibliotheek.
conditio, v. conditio sine qua non, onvermijdelijke voorwaarde.
condoleantiebrief, m. (condoleantiebrieven), brief van rouwbeklag.
condoleeren, bw. gel., (iem.) rouwbeklag betuigen.
condor, m. (condors), een der grootste roofvogels.
conduct, o. begeleiding, geleide.
conducteur, m. (conducteurs), geleider; persoon die (op omnibussen, diligences, stoombooten en spoorwagens) voor het gemak en de veiligheid van personen en goederen zorgt.
conductor, m. (conductoren), (nat.) electriciteits-geleider.
conduite, v. gedrag; opzicht, leiding; conduitelijsten, gedraglijsten (bij het leger enz.).
confederatie, v. (confederatiën), verbond, statenbond, bondstaat.
confedereeren, bw. gel., verbinden; de geconfedereerden, de verbondenen.
conferentie, v. (conferentiën), bijeenkomst, vergadering, samenkomst en beraadslaging.
[pagina 58]
[p. 58]
confereeren, bw. gel., vergelijken, beraadslagen.
conferven, mv. draadwieren.
confessie, v. (confessiën), belijdenis, bekentenis; geloofsbelijdenis; geloofspartij; de augsburgsche confessie, de helvetische confessie.
confessionnaris, m. (confessionarissen), r. biechtvader.
confesso, in confesso, (recht.) erkend, toegegeven.
confidentiëel, bn. en bijw. vertrouwelijk.
configuratie, v. configuratie der sterren, de verschillende standen van de wachters ten opzichte van de planeten waartoe zij behooren.
confinement, o. gmv., huis-, stad-arrest, opsluiting, gevangenzetting.
confineeren, bw. gel., belenden, palen aan, grenzen aan; gevangen zetten, opsluiten, arrest geven.
confirmandus, m. (confirmandi), nieuw aangenomen lid der kerk; vormkind.
confirmatie, v. (confirmatiën), bevestiging; inwijding, opneming (als lidmaat der kerk).
confirmatief, bn. bekrachtigend.
confirmeeren, bevestigen, bekrachtigen; opnemen (als lidmaat der kerk); vormen, inzegenen.
confiscatie, v. (confiscatiën), gerechtelijke inbeslagneming, verbeurdverklaring.
confisqueeren, bw. gel., gerchtelijk in beslag nemen, verbeurd verklaren, aanhalen (sluikgoederen).
confiteor, ik beken, ik belijd.
confituren, mv. ingemaakte vruchten enz.
conflict, v. (conflicten), samenstooting, botsing, strijd.
confluentie, v. (confluentiën), samenvloeiing.
conflueeren, ow. gel., samenvloeien.
conform, bijw. overeenstemmend, overeenkomstig met, in orde.
conformisten, m. mv., aanhangers der heerschende bisschoppelijke kerk in Engeland; nonconformisten, die van deze kerk afwijken.
conformiteit, v. gelijkvormigheid, overeenstemming.
confortable, zie comfortable.
confrater, m. (confraters), ambtgenoot, medelid, medebroeder, medearbeider.
confrontatie, v. (confrontatiën), tegen-elkander-stelling, tegen-overstelling (van twee personen enz.).
confronteeren, bw. gel., vergelijken; tegen elkander overstellen (personen door den rechter), getuigen hooren en hunne getuigenissen vergelijken.
confundeeren, bw. gel., verwarren, verwisselen.
confusie, v. verwarring, beschaamdheid, verlegenheid.
confuus, bn. en bijw. (confuzer, confuust), verward, verlegen, beschaamd, verbluft.
confutatie, v. (confutatiën), wederlegging.
confuteeren, bw. gel. wederleggen.
congé, o. gmv. afscheid; ontslag; iem. zijn congé geven, ontslaan (uit de dienst enz.).
[pagina 59]
[p. 59]
congédiëeren, bw. gel., ontslaan, afscheid geven, wegzenden.
congelatie of conglaciatie, v. bevriezing; het verstijven door de koude.
congestie, v. (congestiën), aandrang, ophooping (b.v. van bloed naar het hoofd).
conglomeraat, o. samenhooping van verschillende bestanddeelen; de conglomeraten, zekere rotsmassa’s (ook puddingen of samengeklonterde gesteenten genoemd).
conglutinaat, o. het aaneengelijmde, verdikte.
conglutineeren, bw. gel., samenlijmen, samenkleven.
congratulatie, v. (congratulatiën), gelukwensching.
congratuleeren, bw. gel., geluk wenschen, feliciteeren.
congregatie, v. (congregatiën), verzameling, vergadering, vereeniging (inz. van geestelijke personen).
congregeeren, verzamelen, verbroederen.
congres, o. (congressen), samenkomst (van vorstelijke personen of hunne gezanten, ministers, diplomaten); vergadering (ter behandeling van wetenschappelijke en andere onderwerpen); wetgevende vergadering (b.v. in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika).
congreszuil, v. gedenkteeken te Brussel opgericht aan het nationaal congres aldaar in 1830 en 1831 gehouden.
congrevisch, bn. congrevische vuurpijlen, (zoo genoemd naar William Congreve, die in de vervaardiging daarvan verbetering bracht); congrevische druk, (zoo genoemd naar denzelfden Engelschman, die de kunst heeft uitgevonden met onderscheidene kleuren tegelijk te drukken).
congruent, bn. overeenstemmend, gelijkvormig.
congruentie, v. overeenstemming, gelijkh., gelijkvormigh.
congrueeren, ow. gel., overeenstemmen, samenpassen; elk. volkomen passen.
conifeeren, mv. kegeldragers.
coniïne, cicutine, v. zekere vergiftige vloeistof.
conisch, bn. kegelvormig.
conjectureeren, bw. gel., vermoeden, gissen, onderstellen.
conjugaal, bn. echtelijk.
conjugatie, v. (conjugatiën), (taalk.) vervoeging (der werkwoorden).
conjugeeren, bw. gel. vervoegen.
conjunctie v. (conjunctiën), vereeniging, verbinding; samenstand (van twee hemellichamen.)
conjunctivus, m. gmv. (taalk.) bij-, aanvoegende wijs.
conjuncturen, v. mv. samentreffende invloedrijke omstandigheden; (ook) tijdsomstandigheden.
conjuratie, (conjuratiën), samenzwering, komplot.
conjureeren, bw. gel. samenzweren; bezweren.
connaissement, connossement, o. zie cognossement.
connetable, m. (connetablen) (oudt.) opper-rijksmaarschalk en veldheer der Kroon (in Frankrijk).
connexie, v. (connexiën), samenhang, verbinding; invloedrijke kennissen, omgeving; handelsbetrekking.
[pagina 60]
[p. 60]
conniventie, v. oogluiking, toegevendheid; medeplichtigheid aan een strafbaar bedrijf door het niet te beletten.
conniveeren, bw. gel., door de vingers zien, oogluikend toelaten; (fig.) medeplichtig zijn.
conrector, m. (conrectors), tweede leeraar aan een latijnsche school of een gymnasium.
conrectoraat, o. ambt van conrector.
conscientie, v. geweten, bewustzijn; ik heb er conscientie van, ik gevoel er berouw over.
conscientieus, bn. (conscientieuzer, conscientieust), gemoedelijk, nauwgezet, stipt eerlijk.
conscribeeren, bw. gel., opschrijven; (mil.) dienstplichtig verklaren.
conscriptie, v. krijgsopschrijving, inschrijving en loting voor de militaire dienst.
conscrit, m. (conscrits), loteling, militieplichtige, jong soldaat.
consecratie, v. inzegening (bij de r.k. eeredienst).
consecreeren, bw. gel., wijden, inzegenen.
consecutief, bn. en bw. achtereenvolgend, achtereenvolgens.
consent, consentement, o. toestemming, vergunning.
consentbiljet, o. (consentbiljetten), verlofbriefje, bewijs van vergunning; gelei-biljet (voor belaste goederen).
consenteeren, ow. gel., toestemmen, bewilligen in, vergunnen, wie zwijgt consenteert, wie geen antwoord geeft, stemt toe.
consequent, bn. en bijw. (consequenter; consequentst), in overeenstemming met (beginselen, daden enz.).
consequentie, v. (consequentiën), gevolgtrekking; het getrouw blijven aan beginselen.
conserf, o. (conserven). stroop van gesuikerde vruchten; kruidensuiker.
conservatie, v. gmv. bewaring, behoud.
conservator, m. (conservatoren), bewaarder (persoon belast met het toezicht van kabinetten, verzamelingen enz.).
conservatieven, m. mv. behoudsmannen, voorstanders van het stelsel van behoud (in aangelegenheden van kerk of staat enz.).
conserveeren, bw. gel., bewaren, behouden; in acht nemen, zorg dragen voor.
considerable, bn en bijw. (considerabler, considerablest), aanmerkelijk, aanzienlijk, gewichtig; belangrijk.
considerans, v. (consideransen), beweegreden, overweging (van eene wet, een besluit enz.).
consideratie, v. (consideratiën), overweging; toegeeflijkheid, inschikkelijkheid; (fig.) aanzien, eer, achting; dit stuk is in zijne handen gesteld om consideratie en advies, om het te onderzoeken en er zijn oordeel over uit te brengen.
considereeren, bw. gel., in overweging ‒, in aanmerking nemen, behartigen, hoogachten.
consignatie, v. (consignatiën), (kooph.) toezending (van goederen) tot verkoop voor rekening des afzenders.
consigne, v. (consignen), loswoord, parool, lastgeving; aanteekenboek der vrachtgoederen en geleibrieven.
[pagina 61]
[p. 61]
consigneeren, bw. gel., goederen afzenden ten verkoop; overleveren; een schildwacht consigneeren, hem de lastgeving van zijnen post mededeelen; soldaten in de kazerne consigneeren, hun verbieden de kazerne te verlaten.
consilium, o. (consilia), raad, raadsvergadering.
consistent, bn. en bijw. (consistenter, consistentst), dicht, vast, duurzaam.
consistentie, v. gmv. samenhang, dikte; lijvigheid (van vloeistoffen).
consistorie, o. (consistoriën), kerkeraad, kerkekamer.
console, v. (consoles), penant-, spiegeltafeltje.
consolideeren, bw. gel., hecht ‒, vast en duurzaam maken; eene staatsschuld consolideeren.
consols, geconsolideerde (belegde, gedekte) fondsen; gevestigde schuld, (inz. engelsche staatsschuld).
consommatie, v. consommeeren, bw. zie consumatie, consumeeren.
consonant, bn. eenstemming, eensluidend. consonant, m. (consonanten), (taalk.) medeklinker.
consorten, m. mv. medestanders; medeplichtigen.
conspiratie, v. (conspiratiën), samenzwering, komplot.
conspireeren, ow. gel., samenzweren.
constabel, m. (constabels), politie-agent in Engeland.
constant, bn. en bijw. (constanter, constantst), onveranderlijk, bestendig; volhardend, vasthoudend; erkend, vast, heerschend, zeker, gewis.
constantie, v. standvastigheid, bestendigheid.
constateeren, bw. gel., vaststellen, bewijzen; de aandacht vestigen; wijzen op (een feit); staven, bekrachtigen.
constellatie, v. (constellatiën), onderlinge stand, schijnbare nabijheid (van twee hemellichamen); sterrebeeld.
consternatie, v. gmv. ontsteltenis, verslagenheid.
consterneeren, bw. gel., doen ontstellen, verbaasd staan.
constituante, v. (fr. gesch.) nationale vergadering (van 1789).
constitueeren, bw. gel., vaststellen, verordenen; zich constitueeren, zich voor wettig en voltallig verklaren (van eene vergadering, kommissie, bestuur); de constitueerende deelen, bestanddeelen.
constitutie, v. (constitutiën), vaststelling, verordening; staatsregeling, grondwet; gestel, gezondheidstoestand.
constitutionneel, bn. en bijw. grondwettig, grondwettelijk.
constringent, constringeerend, bn. (constringenter, constringentst), samentrekkend (inz. van geneesmiddelen).
constructeur, m. (constructeurs), scheepsbouwmeester.
constructie, v. (constructiën), bouw ‒, samenstelling ‒, inrichting ‒, schikking der deelen; bouworde; woordschikking.
construeeren, bw. gel., oprichten, samenstellen; opbouwen; volzinnen ‒, meetkunstige figuren samenstellen.
consul, m. (consuls), (rom. gesch.) eerste overheidspersoon in den Staat; gevolmachtigde of vertegenwoordiger eener vreemde regeering in eene stad, ter waarneming van de belangen der onderdanen van dien Staat.
consulaat, o. (consulaten), ambt ‒, waardigheid, woning of bureau eens consuls.
[pagina 62]
[p. 62]
consulair, bn den consul betreffende.
consuleeren, bw. gel., raadplegen, iemands gevoelen inwinnen.
consulent, m. (consulenten); raadgever.
consult, o. (consulten), consultatie, v. (consultatiën), beraadslaging; consult houden (van geneesheeren over eenen lijder).
consultant, m. (consultanten), raadpleger, raadgever.
consulteeren, bw. gel., overleggen, beraadslagen.
consultum, o. senatus consultum, raadsbesluit.
consumatie, v. verbruik.
consument, m. (consumenten), verteerder, gebruiker.
consumeeren, bw. gel., verteren, gebruiken.
consummeeren, bw. gel., voleinden, volbrengen, voltooien.
consumtie, consumatie, consumptie, v. (consumtiën, consumatiën, consumptiën), verbruik (van levensmiddelen enz.); consumptieve belastingen, belastingen op voorwerpen van verbruik.
contact, o. gmv. aanraking; (fig.) botsing.
contagie, v. besmetting.
contagium, o. smetstof.
contagieus, bn. (contagieuzer, contagieust), besmettelijk.
contant, bn. en bijw. gereed, in specie, in kontante penningen, in klinkende munt.
contanten, m. mv. geld (in tegenoverstelling van munt- of bankpapier enz.).
contemplatie, v. (contemplatiën), beschouwing, bespiegeling.
contemplatief, bn. (contemplatiever, contemplatiefst), beschouwend, bespiegelend.
contemporair, bn. gelijktijdig.
contenance, v. gmv. houding; gemoedskalmte, bedaardheid van geest.
content, bn. tevreden.
contentement, o. gmv. tevredenheid.
contenten, mv. (kooph.) cargalijsten.
contenteeren, bw. gel., tevreden stellen, genoegen doen; betalen.
conterfeiten, bw. gel., afbeelden, uitschilderen.
conterfeitsel, o. (conterfeitsels), afbeeldsel, portret.
contestatie, v. (contestatiën), twist, gekijf; betwisting.
contesteeren, bw. gel., bestrijden, betwisten.
context, o. redeverbinding, samenhang.
continent, o. gmv. vasteland.
continentaal, bn. continentaal stelsel, afsluiting van het vasteland (door Napoleon I); continentaalstroomen, vastelandsrivieren.
continentie, v. matiging, onthouding.
contingens, o. iets toevalligs; het toevallige.
contingent, o. (contingenten), verschuldigd aandeel (in krijgsvolk, belastingen enz.).
continuatie, v. gmv. voortduring, voortzetting.
continueel, bn. voordurend, aanhoudend, onophoudelijk.
continueeren, bw. ow. gel., voortgaan (met) vervolgen, voortzetten; voortduren.
continuïteit, v. gmv. samenhang der deelen, onafgebroken duur.
conto, v. rekening; ruimte van iemands rekening in het
[pagina 63]
[p. 63]
grootboek; a conto, op rekening; conto corrente, loopende rekening; conto finto, gefingeerde rekening; meto, conto a meta, voor halve rekening: conto mio, conto suo, conto nostro, mijne ‒, zijne ‒, onze rekening.
contorsie, v. (contorsiën), verdraaien; geweldige onwillekeurige beweging der leden.
contra, bijw. tegen.
contrabande, v. zie contrebande.
contramine, v. zie contremine.
contract, o. (contracten), verdrag, verbindtenis, overeenkomst; speelmerk.
contractant, m. (contractanten), die een contract sluit.
contracteeren, ow. bw. gel., een verdrag sluiten, eene overeenkomst aangaan; samentrekken.
contractief, bn. samentrekkend.
contradiceeren, bw. gel., tegenspreken, wederleggen.
contradicent, m. (contradicenten), tegenspreker, weerpartij.
contradictie, v. (contradictiën), tegenspraak, tegenstrijdigheid.
contrafact, o. (contrafacten), namaaksel, nadruk.
contrahent, m. (contrahenten), contractant.
contraheeren, bw. gel., samentrekken.
contraorder, v. (contraorders), tegenbevel.
contraponeeren, bw. gel., door-, af-, bijschrijven; eenen misslag verbeteren.
contrapositie, v. (contrapositiën), tegenstelling.
contrapunt, o. (muz.) kunst van de toonplaatsing (inz. van de stemwisseling).
contratiëeren, bw. gel., dwarsboomen, tegenwerken.
contrasigneeren, bw. gel., mede-onderteekenen (b.v. een koninklijk besluit door een verantwoordelijken minister.
contrast, o. (contrasten), tegenstelling.
contrasteeren, ow. gel., tegen elk. afsteken.
contra-toonen, m. mv. (muz.), de zwaarste bastoonen.
contraveniëeren, bw. gel., overtreden (eene wet, verordening enz.)
contraventie, v. (contraventiën); overtreding; in contraventie zijn, eene overtreding begaan hebben.
contravisite, v. (contravisiten), tegenbezoek.
contre, bijw. tegen.
contrebalanceeren, bw. gel., opwegen, in evenwicht houden.
contrebande, v. smokkelwaar, sluikgoederen; oorlogscontrebande, voorwerpen wier vervoer gedurende eenen oorlog verboden is.
contrebandier, m. (contrebandiers), sluikhandelaar, smokkelaar.
contrecoeur, à contrecoeur, met tegenzin, ongaarne.
contrecoup, m. tegenslag, terugstoot; (fig) ongeluk, ramp, tegenspoed.
contrefort, m. (contreforten), steunpilaar, pijler.
contremandeeren, bw. gel., tegenbevel geven, afzeggen.
contremarque, v. (contremarques), straatmerkje (in schouwburgen).
contremine, v. tegenmijn, tegenlist; in de contremine zijn, op daling spekuleeren (bij het beursspel).
[pagina 64]
[p. 64]
contremineeren, bw. gel., tegenwerken, trachten te verijdelen; tegenlist gebruiken.
contremineur, m. (contremineurs), speculant op daling.
contrerevolutie, v. (contrerevolutiën), tegenomwenteling.
contrescarp, v. (contrescarpen), (vest.) uiterste rand of helling der gracht; tegenwal, bolwerk; bedekte weg met het glacis.
contrei, v. contreien, mv. omstreken.
contribuabel, bn. belastingplichtig, belastingschuldig; de contribuabelen, de belastingschuldigen; aangeslagenen.
contribueeren, bw. gel., bijdragen, opbrengen, medewerken, bevorderen.
contributie, v. (contributiën), bijdrage (tot het onderhouden van iets); belasting.
contritie, v. knaging, berouw; zelfkastijding.
contrôle, v. opzicht, toezicht; tegenrekening, dubbel register.
contrôleeren, bw. gel., toezicht ‒, tegenrekening houden.
controleur, m (controleurs), ambtenaar met zeker toezicht belast (bij belastingen enz.); (nat.) hevelbarometer.
controverse, v. strijd van geleerden; twistpunt (inz. op het gebied der godsdienst).
controversist, m. (controversisten), geloofstwister.
contubernalen, m. mv. samenwoners, mede-inwonenden; kamergenoten.
contumax, bijw. weerspannig aan de wet; voortvluchtig.
contumacie, v. weerspannigheid aan de wet; gezondheidsproef (bij het heerschen van besmettelijke ziekten); in contumaciam (bij verstek) veroordeelen.
convalescent, (convalescenten), zieke die aan de beterhand is.
convenable, bn. (convenabler, convenablest), geschikt, passend, voegzaam, betamend.
conveniëntie, convenance, v. overeenkomst, gepastheid.
conveniëeren, bw. gel., overeenkomen; aanstaan, passen gelegen komen; betamen; welvoegelijk zijn.
convent, o. (conventen), klooster.
convent, o. conventie, v. (conventiën), samenkomst, vergadering; de nationale conventie.
conventie, v. (conventiën), overeenkomt, verdrag.
conventioneel, bn. en bijw. op gewoonte en overeenkomst berustende.
convergeeren, ow. gel., (nat.) samenloopen, toenaderen; tot elkander neigen (van lijnen, lichtstralen enz.); convergeerende reeksen, (rek.) reeksen wier opeenvolgende termen steeds kleiner worden.
conversatie, v. (conversatiën), gesprek, omgang.
converseeren, ow. gel., verkeer (met iemand); een onderhoud (met iemand) hebben.
conversie, v. (conversiën), omstempeling der munten; verandering der rente (eener staatsschuld); verwisseling der oude schuldbrieven tegen nieuwe; overgang tot eene andere godsd.
converteeren, bw. gel., veranderen; verwisselen; overgaan, bekeeren (in de beteekenissen hierboven bij conversie opgegeven).
[pagina 65]
[p. 65]
convex, bijw. bolrond, gewelfd, lensvormig; convex concaaf, bol aan de eene en hol aan de andere zijde; convex convex, aan beide zijden bol.
convictie, v. overtuiging; intieme convictie, innige overtuiging.
convocatie, v. (convocatiën), samenroeping, bijeenroeping (eener vergadering).
convoceeren, bw. gel., samen-, bijeenroepen, beleggen (eene vergadering).
convooi, o. (convooijen), begeleidng, bedekking (door gewapende macht, door oorlogsschepen).
convooibriefje, (B. convooibriefjen), o (convooibriefjes), geleibriefje.
convooilooper, m. (convooiloopers), die zich met het in orde brengen en bezorgen der benoodigde stukken tot uit- of inklaren van goederen belast.
convoyeeren, bw. gel., begeleiden.
coördinaten, v. mv. zekere technische benaming in de wis- en sterrekunde.
copaiva-balsem, m. gmv (gen.) zekere zuidamerik. balsem.
copal, o. gmv. zekere harssoort.
copulatie, v. (copulatiën), verbinding, koppeling, paring; vleeschelijke gemeenschap.
copuleeren, bw. gel., verbinden, samenvoeg., koppelen, paren.
copy-holders, m. mv. cijns-, erfpachters (in Engeland)
coquet, bn. en bijw. (coquetter, coquetst), behaagziek, lichtvaardig, pronklievend.
coquette, v. (coquettes), behaagzieke vrouw, hartevangster.
coquetterie, v. laakbare behaagzucht, minnaarsjacht.
cordaat, bn. en bijw. (cordater, cordaatst), hartelijk, ongekunsteld, rond, oprecht.
cordiaal, bn. en bijw. (cordialer, codiaalst), hartelijk; hartsterkend.
cordon, o. (cordons), band, snoer; grensbezetting (door militair.); lijn van grensafsluiting (ter voorkoming van smokkelarij, ter wering van besmettelijke ziekten enz.); een cordon trekken.
corduaan, o. gmv. fijn spaansch leder (uit geitenvellen vervaardigd).
cornalijn, o. zekere edelgesteenten.
cornet, m. (cornetten), vaandrig bij de ruiterij; standaarddrager, vlaggejonker, horentje (blaasinstr.); cornet à piston (blaasinstr.)
cornet, cornette, v. (cornetten), ruitervaan; vrouwenmuts, kornet.
cornetto, m. kromhoorn; (blaasinstrument)
corollarium, o. (corollaria), toevoegsel, bijvoegsel; opheldering.
coroner, m. (coroners), van staatswege aangestelde lijkschouwer (in Engeland).
corporatie, v. (corporatiën), al de leden van een gezelschap, genootschap enz.; gild, broederschap; gevestigd lichaam.
corporeel, bn. lichamelijk, lijfelijk.
corps, o. (corpsen), lichaam; vereeniging van vele personen onder één hoofd; legerafdeeling; en corps, allen te zamen, corps de garde, wachthuis, hoofdwacht, kortegaard; corps de réserve, spaarbende, tweede ban; corps diplomatique, het personeel der vertegenwoordiger v. vreemde staten bij een hof.
corpulent, bn. (corpulenter, corpulentst), zwaarlijvig, gezet.
[pagina 66]
[p. 66]
corpulentie, v. gmv. zwaarlijvigheid.
corpus, o. lichaam; corpus delicti, voorwerp waarmede eene misdaad, een wanbedrijf of eene overtreding is begaan; het gestolene; corpus juris, het romeinsche recht (wetboek van keizer Justinianus).
correale obligatie, v. verplichting of vordering, verscheidene personen in gelijke mate betreffende en denzelfden oorsprong hebbende.
correct, bn. en bijw. (correcter, correctst), zuiver, zonder fouten.
correctheid, v. gmv. juistheid, zuiverheid (van taal, druk, teekening enz.).
correctie, v. (correctiën), verbetering, terechtwijzing; tuchtiging; het nazien en de verbetering (van drukproeven); huis van correctie, verbeterhuis.
correctioneel, bn. en bijw. verbeterend; een correctioneel vonnis, vonnis waarbij geen onteerende straf is uitgesproken.
corrector, m. (correctoren), verbeteraar (inz. van drukproeven).
corregidor, m. (corregidors), zekere ambtenaar van politie (in Spanje en Portugal).
correlatie, v. (correlatiën), wederzijdsche ‒, onderlinge betrekking.
correspondent, m. (correspondenten), handelsvriend; berichtgever (aan dagbladen enz.).
correspondentie, v. (correspondentiën), briefwisseling; bijzondere berichten in een dagblad.
correspondeeren, ow. gel., briefwisseling houden; overeenstemmen met; gemeenschap hebben (van kamers, gangen enz.)
corridor, m. (corridors), smalle gedekte gang tusschen twee rijen kamers; doorloop.
corrigeeren, bw. gel., verbeteren, van fouten zuiveren; herstellen; berispen, straffen; (boekdr.) corrigeersteen, steen waarop de vormen gelegd worden om de fouten te verbeteren.
corrosie, v. gmv., het wegknagen, bijten, oplossen van vaste deelen door corrosieve of bijtende middelen.
corrupt, bn. bedorven; slecht.
corruptie, v. (corruptiën), bederf, verdorvenheid; omkooping, verleiding vervalsching.
corset, o. (corsetten), rijglijf, keurslijf, keurs.
corso, v. koers (van het geld, van de wissels); renbaan.
cortes, m. mv. landsvertegenwoordig. in Spanje en Portugal.
corvée, v. leendienst; (mil.) werkzaamheden die beurtelings door de manschap eener compagnie verricht worden; (fig.) verdrietig ‒, ondankbaar werk.
coryphee, v. (corypheën), (oudh.) aanvoerder eener rij of van een koor; (fig.) volksmenner, raddraaier; eerste danser, ‒ danseres (in een ballet).
cos, (regel der), (oudt.) algebra.
cosmetiek, v. gmv. verfraaiingskunst; middel tot verfraaiing van de huid of het haar.
cosmisch, bn. de wereld ‒, het heelal betreffende.
cosmogonie, v. gmv. leer der wereldschepping.
[pagina 67]
[p. 67]
cosmographie, v. gmv. wereldbeschrijving.
cosmologie, v. gmv. wereldleer.
cosmopoliet, cosmopolitaan, (cosmopolieten), wereldburger.
cosmopolitismus, o. gmv. wereldburgerschap.
cosmorama, o. (cosmoramaas), wereldschilderij, soort panorama.
costi, daar; a costi, in uwe stad, aan uwe markt, ten uwent.
costumeeren, bw. gel., kleeden, inrichten (overeenkomstig het gebruik van een aangegeven tijdvak).
costuum, o. (costumes), ambtskleeding, plechtgewaad, volksdracht, toneelkleeding.
cotelette, v. (coteletten), gerooste rib.
coteeren, bw. gel. teekenen, merken (met nommers of letters).
coterie, v. (coteriën), kransje, besloten gezelschap; (fig.) kliek, bent.
cothurnen, v. mv. (oudh.) tooneellaarzen.
cotillon, m. (cotillons), zekere dans; onderrok.
cotisatie, v. (cotisatiën), omslag, bepaling van ieders aandeel (in de kosten van iets).
cotiseeren, bw. gel. aanslaan, schatten; bepalen (ieders aandeel).
couche, v. (couches), laag (in mijnen).
couche, tw. zwijg! lig stil!
coucheeren, bw. gel. te boek stellen, inschrijven; doen liggen.
coujon, m. (coujons), nietswaardige vent; deugniet, schurk, schelm.
coujonaden, v. mv. schimpwoorden.
coujoneeren, bw. gel., verachtelijk ‒, met minachting behandelen, kwellen, plagen.
couchonerie, v. (couchoneriën), schelmstuk, schurkenstreek, verachtelijk behandelen.
coulage, v. verlies van vloeistoffen (door wegvloeiing).
coulant, bn. (coulanter, coulantst), vloeiend (van stijl of schrift); (fig.) toegevend, gedienstig.
coulant, o. kleinood van een vrouwenhalssnoer.
coulisse, (coulissen), (toon) beweegbaar zijstuk eener decoratie.
coup, m. coup de main, overrompeling, verrassing, handgreep; coup d’état, staatsstreek, staatsgreep; coup d’oeil, oogopslag, vluchtige blik; coup de gràce, genadeslag.
coupé, m (coupés), voorste afdeeling eener diligence, zekere danspas.
coupeeren, bw. gel., afsnijden; kortstaarten; kaarten afnemen (in het spel); troef inleggen; coupez (kaartsp.) neem af.
coupleeren, bw. gel., paren, koppelen.
couplet, o. (coupletten), koeplet, afdeeling van een lied.
coupon, m. (coupons), rentebewijs, interestbillet (bij de obligatiën); lap, snipper.
cour, v. het hof, de hofplaats; opwachting ten hove; hofstoet; de cour maken, naar iem. gunst streven; aardigheden zeggen (inz. aan een meisje).
courage, m. moed.
courage, tw. moed! moed gehouden!
[pagina 68]
[p. 68]
courageeren, bw. gel., moed geven, bemoedigen, opwekken.
courageus, bn. (courageuzer, courageust), moedig, dapper.
courant, bn. en bw. (couranter, courantst), gangbaar, in omloop (van muntspeciën); courante schulden, kleine loopende schulden; courante waren, licht verkoopbare waren.
courant, o. gmv. gangbare ‒, grove zilvermunt.
courant, v. (couranten), nieuwspapier, dagblad, krant.
courantier, m. (courantiers), dagbladschrijver, drukker ‒, uitgever van een dagblad.
courbette, v. (courbetten), (rijk.) korte boogsprong, buiging.
courier, m. zie koerier.
cours, m. zie koers.
coursabel, bn. gangbaar, voor koers vatbaar.
coursen, bw. gel., den koers richten, koers zetten naar; schatten, begrooten, ramen; ten uitvoer brengen.
courseeren, ow. gel. in omloop ‒, gangbaar zijn.
courtage, v. makelaarsloon.
courtier, m. (courtiers), makelaar.
courtine, v. (courtines), (vest.) gordijn, middenwal.
courtisan, m. (courtisans), hoveling.
courtisane, v. (courtisanes), hofdame; onzedelijke vrouw.
courtiseeren, bw. gel., vleien (uit praalzucht); iem. het hof maken.
courtoisie, v. gmv. hoffelijkheid, beleefdheid.
cousin, m. (cousins), neef (titel door keizers en koningen aan vorsten van minderen rang gegeven).
coûte que coûte, het koste wat het wil, tot elken prijs.
coûteus, bn. kostbaar, duur, hoog in prijs.
couvert, o. (couverts) brievenomslag; hulsel; bedekking; tafelgereedsch. voor één persoon; een diner van veertig couverts.
couverture, v. (couvertures), deksel, omslag.
covenant, convenant, o. (covenanten, convenanten), verdrag; overeenkomst; (eng. gesch.) vergadering der puriteinen tegen Karel I.
covenanter, m. (covenanters), lid van deze vergadering.
cracheeren, ow. bw. gel., spuwen, uitwerpen.
cranerie, v. dolle streek, kuur, uitzinnig gedrag, pralerij.
craniologie, v. schedelleer.
cranioscopie, v. schedelbeschouwing.
crassulaceën, mv. vetplanten.
crastinatie, v. het verschuiven tot morgen.
crater, m. (craters), groote drinkschaal; vulkaan-opening.
crates, m. misvormd mensch.
cravate, v. (cravaten), halsdoek; das.
crayon, o. (crayons), teekenstift, potlood, griffel.
crayonneeren, bw. gel., met potlood of houtskool teekenen; schetsen, ontwerpen.
creatuur, o. (creaturen), schepsel; gunsteling, afhangeling; (fig.) werktuig (van een aanzienlijk persoon); gering ‒, gemeen persoon.
credentialen, mv. geloofsbrieven, brieven van credentie.
crediet, o. gmv. geloof, vertrouwen, aanzien, goede naam, gunstige bekendheid (in geld- en handelszaken); goede-
[pagina 69]
[p. 69]
ren op crediet, goederen die niet dadelijk betaald worden; iem. een crediet openen.
credietbrief, m. (credietbrieven), brief van borgtocht; aanbevelingsbrief.
credietwet, v. (credietwetten), wet, waarbij, in afwachting van de vaststelling der begrooting, machtiging tot het doen van uitgaven wordt verleend.
credit, (mv. credunt), (kooph.) te goed, rechterzijde in het grootboek.
crediteeren, bw. gel., op vertrouwen geven, borgen, leenen; te goed schrijven, posten op de creditzijde boeken.
crediteur, m. (crediteuren), schuldeischer.
credo, ik geloof.
credo, o. gmv. geloofsbelijdenis, geloof.
creduliteit, v. gmv. lichtgeloovigheid.
creëeren, bw. gel., scheppen, instellen; benoemen, aanstellen; (toon.) voor het eerst eene rol vervullen; eene schuld creëeren, eene leening sluiten.
crème, v. room; (fig.) het beste, het puik.
cremometer, m. (cremometers), roommeter, toestel om het roomgehalte in de melk te bepalen.
cremor tartari, cremortart, o. room van wijnsteen, overwijnsteenzure potasch.
creneleeren, bw. gel., kerven, uittanden; van schietgaten voorzien; eenen kerfrand geven (aan muntstukken).
creool, m. (creolen), iem. die in een ander werelddeel geboren is uit ouders, waarvan slechts een tot de Europeanen behoort.
creosoot, o. middel tegen tandpijn; houtbederfwerend middel.
creosoteeren, bw. gel., (hout) tegen bederf bewaren.
crepeeren, ow. gel., sterven (van dieren); ellendig omkomen, sterven van gebrek; ergeren.
crescendo, bijw. (muz.) toenemende, trapsgewijze sterker wordende (van toonen).
cretins, cretinen, m. mv. kropmenschen (zekere idioten in Zwitserland, Savoye, Piemont).
crime, m. crimen, o. misdaad; crimen laesae majestatis, misdaad van gekwetste majesteit, hoogverraad.
crimineel, bn. en bijw. misdadig, lijfstraffelijk, crimineel recht, strafrecht.
crinoline, v. (crinolines), hoepelrok.
crisis, v. (crisis), beslissend oogenblik (eener zaak), keerpunt; (hoogste punt eener ziekte).
criterium, o. (criteria), merk, onderscheidingsteeken; maatstaf (ter beslissing van iets).
criticaster, m. (criticasters), verachtelijk recensent, muggezifter, vitter.
criticus, m. (critici), kunstrechter, kunstbeoordeelaar.
critiek, v. gmv. beoordeeling, toetsing; kunstbeoordeeling; beneden de critiek, niet waard beoordeeld te worden.
critiek, critisch, bn. hachelijk, netelig, zorgelijk, zorgbarend.
critiseeren, bw. gel., beoordeelen, vitten.
croesus, m. (fig.) zeer rijk man.
[pagina 70]
[p. 70]
croiseeren, bw. gel., kruisen, overkruis plaatsen, elkander croiseeren, elkander kruisen of snijden (van lijnen, wegen enz.); ook van twee brieven of personen die denzelfden weg in tegenovergestelde richting afleggen.
croquis, o. schets (eener schilderij enz.).
croup, v. zekere keelziekte.
croupier, m. (croupiers), oppasser bij openlijke speelbanken (op badplaatsen enz.); stille compagnon in een handelshuis.
crucifix, o. kruisifiks, kruisbeeld, Christusbeeld.
cruditeit, v. gmv. rauwheid; onverteerbaarheid.
cruquius, m. een der drie stoomwerktuigen van den Haarlemmermeerpolder (genoemd naar den nederl. bouwkundige Nicolaas Cruquius).
crusado, m. (crusadoos), muntstuk (in Portugal de zilveren =ƒ 1.20: de gouden = ƒ 3.60 en meer; in Spanje de gouden = ƒ 2.10 à ƒ 2.70).
crustaceën, mv. schaaldieren.
cryptogamen, m. bedekt bloeiende planten.
cryptographie, v. gmv. geheime schrijfkunst.
cubebe peper, v. staartpeper (geneeskrachtige vrucht van een javaansch gewas).
cubeeren, bw. gel., den inhoud van een lichaam berekenen.
cubiek, bn. en bijw. teerling-, dobbelsteenvormig; de cubieke inhoud, lengte, breedte en hoogte of diepte.
cubus, m. (cubi); teerling.
cucurbitaceën, mv. komkommers.
cudbear, o. persio (roodachtig paarsche kleurstof).
cul, cul de Paris, opvulsel om de dameskleedjes van achteren te doen uitstaan; cul de-sac, slob, keerweer, zak, straat of steeg zonder uitgang.
culbuteeren, ow. bw. gel., buitelen, tuimelen; overhoop werpen; in het verderf storten.
culminatie, v. (ster.), grootste hoogte, doorgang van het middelpunt der zon of sterren door den meridiaan.
culminatiepunt, o. hoogste standpunt, keerpunt (van macht, aanzien, roem enz.).
culmineeren, ow. gel., de grootste hoogte bereikt hebben.
culot, o. zwart aanzetsel in het onderste van een lang gebruikten pijpenkop.
culotte, v. (culottes), broek, korte broek.
culpa, v. schuld; mea culpa, mijne schuld.
culpabiliteit, v. gmv. strafbaarheid.
cultivateur, m. (cultivateurs), landbouwer; boer, landbouwkundige.
cultiveeren, bw. gel., be-, aanbouwen (het land, den grond), aankweeken; beschaven, oefenen; trachten te behouden (b.v. iemands vriendschap).
cultus, m. eeredienst; openbare godsvereering.
cultuur, v. aanbouw, veldbouw; beschaving, verstandsoefening, veredeling des geestes, vorming des harten.
cultuurstelsel, o. het door den graaf Van den Bosch in Nederl.-Indië ingevoerde stelsel van grondarbeid.
cumarine, v. (kruidk.) zekere welriekende kleurlooze zelfstandigheid.
[pagina 71]
[p. 71]
cumuleeren, bw. gel., opeenhoopen, opstapeling; cumulatie van ambten, het gelijktijdig waarnemen van verscheidene betrekkingen door één persoon.
cupelleeren, bw. gel., louteren, zuiveren.
cupiditeit, v. gmv. begeerlijkheid, gelddorst.
curabel, bn. geneeslijk, heelbaar.
curaçao, likeur uit oranjeschillen.
curare, v. zeer sterk vergif in Noord-Amerika.
curateele, v. gmv. voogdij, voogdijschap; curatorschap; onder curateele stellen, iem. het vrij beheer zijner zaken ontnem.
curator, m. (curators, curatoren), bewindvoerder, voogd, beheerder; bestuurder (eener school enz.).
curcuma, v. geelwortel (kleurstof).
cureeren, bw. gel., genezen, herstellen.
curie, de roomsche curie, de pauselijke regeering, het hof van Rome (inz. op kerkelijk gebied).
curieus, bn. zeldzaam, aardig, vreemd, mooi.
curiositeit, v. (curiositeiten), zeldzaamheid, merkwaardigheid.
cursief, o. kursijf, loopende letter, schuinliggende drukletter.
cursus, m. (cursussen), loop, leergang; reeks lessen over een bepaald vak.
curve, v. (meetk.) kromme lijn.
curvatuur, v. kromming, bocht.
custos, m. (custodes), wachter, oppasser, bewaker; koster, kerkeknecht; (boekdr.) voorheen gebruikelijk vervolg- of merkteeken onder aan eene bladzijde.
cyan, cyanogenium, o. (scheik.) blauwstof, verbinding van koolstof en stikstof.
cyaniseeren, bw. gel., hout voor verrotting bewaren.
cyankalium, o. zeker wit zeer vergiftig zout.
cyankwikzilver, o. zeer vergiftige zelfstandigheid.
cyanometer, m. (cyanometers), blauwtemeter, toestel om de intensiteit van de blauwe kleur des hemels en tevens den graad van zuiverheid der lucht te bepalen.
cyanotropie, v. gmv. photografie op met cyanijzer behandeld papier.
cyanuurzuur, o. verbinding van cyan met zuurstof.
cyanwaterstofzuur, o. blauwzuur.
cyanzilver, o. soort wit poeder.
cycloïde, v. (cycloïden), (meetk.) radlijn, roltrek.
cyclometrie, v. gmv. cirkelmeting.
cycloop, m. (fab.) reus met een rond oog in het midden des voorhoofds, helper van Vulcanus.
cyclorama, o. (cycloramas, cycloramata), rondgezicht.
cyclus, m. (cyclussen), kring, tijdkring (zeker aantal jaren na verloop waarvan dezelfde hemelverschijnselen zich weder in dezelfde orde voordoen).
cylinder, m. zie cilinder.
cyssoïde, v. (meetk.) kromme lijn.
czar, m. (czaren), czarin, v. (czarinnen), titel van den keizer en de keizerin aller Russen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken