Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelycke rymen, om te lesen ofte singhen (1647)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelycke rymen, om te lesen ofte singhen
Afbeelding van Stichtelycke rymen, om te lesen ofte singhenToon afbeelding van titelpagina van Stichtelycke rymen, om te lesen ofte singhen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.26 MB)

Scans (34.89 MB)

XML (0.71 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelycke rymen, om te lesen ofte singhen

(1647)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm CXIII.

 
NU is mijns Heeren hooch-salige uyre gekomen,
 
Hy heeft den Schepter zyns rijcx in handé genomen,
 
De Heer gants Heerlijck verciert, gaet moedige gangen,
 
Want sijnen schepter heeft alle d'aerde bevangen.
 
Sijn Heerschappye blijft t'allen tijden bestendich,
 
Gelijck sijn leven vast is, en nimmermeer endich;
 
Boose lieden persien 't rijck, dat desen Heere gesticht heeft,
 
Streckende soo wijdt, als de Sonne sijn helder licht geeft.
 
En naken fierlijck recht, als de geweldighe stroomen;
 
Wantse met haer baeren, als bergen dieygende koomen,
 
En door de winden onstuyminge blasinge swellen,
 
En haere oevers vergeefs, al rasende quellen,
 
Groot is al haer poogen, hooch loopen al haer gedachten.
 
De Heer noch hoger, en van veel meerdere machten.
 
't Woort sijner lippen, kan d'ongeleerden vol-leeren,
 
En 's menschen leven van 't quaet ten goeden bekeeren:
 
d'Eeeuwighe cieraeden, die hem zyn wooninge cieren,
 
Syn niet dan deugden en onbevleckte manieren;
 
Verschijnt Heer aldernoogste Godt die wreecken kont.
 
En niemand dan u selfs alleen de wraeck vergont.
 
O! ghy der quaden vyandt, en der goeden vrient,
 
Die yeder straft, oft loont, na dat hy hier verdient.
 
Ontwaeckt recht-vaerdig richter vande gantsche aerdt;
 
Vergelt de trotsen haere trotsheyt en hoovaert.
 
Hoe lang, hoe lang duyrt noch der boosen groots geprael?
 
Hoe lang, noch hoortmen haer gesnorcken spitse tael?
 
Hoe lang, noch roemt den spotter van zyn spotterny.
 
Den eerloos van bedroch, den schelm van schelmery:
 
Siet ghy niet, Heer, hoe datse met u volck omgaen,
 
En in u eygen hand u onderdanen slaen?
 
De manneloose vrouwen worden omgebracht,
 
De Vaderloose kinders wort niet opgeacht,
 
De stedeloose vreemdelingen komen om,
[pagina 306]
[p. 306]
 
Hier tusschen denckt haer hert(want sy zyn blint, en dom)
 
Ten heeft geen noot al wat wy doen; wie ist, die 't siet?
 
Of goet, of quaet, de Godt Israëls weet het niet.
 
O! beestich volck diep in onwetenheyt versmoort.(hoort.
 
Kont ghy noch mercken; merckt: kont ghy noch hooren:
 
Hoe lang noch blijven uwe herten doff, en loom?
 
Wanneer wilt ghy ontwaken uyt dien swaren droom?
 
Sou die niet konnen hooren wiens alwijse hant,
 
De ooren, om te hooren, selver heeft geplant?
 
Sou die niet sien (soo wel als yemant, die der leeft)
 
Die d'oogen om te sien den mensch gegeven heeft?
 
Sou hy niet straffen om der godloosheyt wil,
 
Haer die hy door sijn woort verwitticht van sijn wil?
 
Daer hy nochtans de vreemde volcken, sonder Wet
 
Een regel in haer hert van doen en laten set;
 
En meynt dan niet, dat ghy voor hem verborgen bent
 
Die 't hert der menschen, en al zijn gedachten kent;
 
Sijn vonden sijn aenslagen, diet inwendich drijft;
 
En al wat in eens menschen hert verholen blijft,
 
Dies is hy wel geluckig, dien Godt selver leert,
 
En door 't inprenten van sijn Wet het hert bekeert.
 
Alst qualijck gaet soo is hy stil, en heeft gedult;
 
Tot dat (wanneer de maet der boosen is vervult)
 
De boose komt ten val, en in sijn onheyl leyt;
 
Als in een kuyl, die lang te vooren is bereyt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken