Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd
Afbeelding van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugdToon afbeelding van titelpagina van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd

(1780)–J.H. Campe–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

Vierde avond.

vader.

Wel, Kinderen, waar hebben wy gisteren onzen robinson gelaten?

jan.

Hy was weder op den boom geklommen, om daar te slaapen, en -

vader.

Goed, nu weet ik het al! - Deeze keer ging het beter; hy viel niet van den boom, maar sliep gerust tot den morgen.

Met het aanbreeken van den dag liep hy eerst naar het strand, om eenige oesters te zoeken, en dan weder aan zyn werk te gaan. Hy sloeg voor deeze keer een' anderen weg in, om aan het strand te komen, en trof onderwege het geluk van een' boom te vinden, die groote vruchten droeg. Hy wist juist wel niet, welke soort van vruchten het waren; maar hy hoopte evenwel dat zy eetbaar zouden zyn, en sloeg dus eene daarvan af.

Het was eene driekante noot, omtrent zó groot als het hoofd van een klein kind. De buitenste schil was vol vezelen en draden. Maar de tweede schil was byna zó haad als de schulp van eene schilpad, en robinson

[pagina 79]
[p. 79]

zag aanstonds, dat deeze hem voor eene drinkschaal zou kunnen dienen. Deeze schil is zó wyd en ruim, dat de kleine aap van Amerika, genaamd Sagoin, met zyn' langen straat zyn verblyf daarin kan hebben. De pit was vol sap, en had een' smaak als zoete amandelen, en in 't midden, dat hol was, vond hy eene wel smaakende zoete melk. Dat was eene heerlyke maaltyd voor onzen robinson, die zo lang had moeten vasten!

Zyne ledige maag was met ééne noot nog niet voldaan; hy sloeg daarom eene tweede af, die hy met even grooten smaak opat. Hy was zó verblyd over deeze gelukkige ontmoeting, dat hem de traanen in de oogen kwamen, die hy met eene dankbaare erkentenis van Gods goedheid uitstortte.

De boom was vry groot en hing vol vruchten. Maar helaas! hy zag welhaast, dat het de eenigste in deeze streek was!

willem.

Wat voor boom kan dat geweest zyn? Hier te lande zyn immers geene zodanige boomen.

vader.

Het was een Kokosboom, die voornaamelyk in Oost-Indien, en op de eilanden in de groote Zuidzee in menigte gevonden

[pagina 80]
[p. 80]

worden. Hoe deeze op het eiland van robinson gekomen was, kan ik u niet zeggen. Want men vind die op de eilanden van Amerika anders niet.

Schoon robinson thans genoeg gegeten had, liep hy evenwel naar het strand, om te zien, hoe het vandaag met de oesters gelegen was. Daar komende vond hy wel eenige, maar nogthans op verre na niet genoeg, om eene volkomen maaltyd daarmede te doen. Hy had dus groote rede om God te danken, dat hy hem vandaag en ander voedsel had laaten vinden. En dit deed hy ook inderdaad uit den grond van zyn hart.

De oesters, die hy vond, nam hy mede voor zyne middag maaltyd, en hervatte dus welgemoed zyn werk van den voorigen dag.

Hy had op het strand eene groote schulp gevonden, die hy voor eene schup gebruikte. Dat strekte hem tot eene groote verligting zyns arbeids. Kort daarna zag hy eene plant, waarvan steel vol vezelen en draaden was, gelyk by ons het vlas en de hennip. In andere tyden zou hy op zulke dingen in 't geheel geene acht geslagen hebben; maar tegenwoordig was niets hem onverschillig. Hy ging alles naauwkeurig na, en overdacht of

[pagina 81]
[p. 81]

hy niet ergens eenig voordeel 'er uit trekken kon.

In hoop, dat deeze plant als het vlas en hennip behandeld zoude kunnen worden, trok hy eene menigte daarvan uit, bond die in kleine bossen, en legde dezelven in 't water. Na verloop van eenige dagen bevindende, dat de buitenste grove schors door het water genoeg doorweekt was, nam hy de bossen daar uit, en liet de week gewordene steelen in de zon droogen. Nog naauwlyks waren die genoegzaam droog geworden, of hy beproefde, of zy zich nu ook, gelyk het vlas, door middel van een' grooten stok zouden laaten beuken en braaken. En, dat gelukte hem.

Van het vlas, dat daaruit voortkwam, nam hy de proef, om kleine touwen te slaan. Deezen wierden, wel is waar, niet zó vast, als die de touwslager by ons maakt; omdat robinson geen rad had, of niemand, die hem hielp. Ondertusschen wierden deeze touwen nogthans sterk genoeg, om met dezelven zyne groote schelp aan een' stok vast te binden, waardoor hy een gereedschap kreeg, dat vry wel naar eene schup geleek.

Nu ging hy met zyn werk yverig voort, en

[pagina 82]
[p. 82]

plantte boom by boom, tot hy eindelyk het kleine perk voor zyne woonplaats geheel omheind had. Doch dewyl hy oordeelde, dat eene enkele ry boomen nog geene genoegaamze en geene veilige borst weering was; gaf hy zich de moeite om nog eene tweede ry rondom buiten de eerste te planten. Dit gedaan hebbende, doorvlocht hy deeze twee ryen met groene takken, en ten laatste kreeg hy zelfs den inval, om de ruimte tusschen de twee ryen boomen met aarde aan te vullen. Dat maakte nu een' zó vasten wal, dat 'er al eene zeer groote kracht zoude noodig geweest zyn, om door denzelven te breeken.

Alle avonden en alle ochtenden begoot hy zyn jonge plantgewas met water uit de naby gelegene beek. Om water te scheppen gebruikte hy de schil van de kokosnoot. Welhaast smaakte hy het genoegen van de jonge boomen te zien uitbotten en groene bladen krygen.

Toen zyne omheining byna volkomen gereed was, besteedde hy een' geheelen dag om eene menigte van sterke touwen te draijen. Van deeze maakte hy, zo goed hy kon, eene ladder.

gerrit.

Waartoe deeze?

[pagina 83]
[p. 83]
vader.

Gy zult het zo daadelyk hooren. Hy was van zin om in 't geheel geene deur aan zyne wooning te maaken, maar zelfs de laatste opening met jonge boomen te sluiten.

gerrit.

Eilieve! hoe zou hy dan uit en ingaan?

vader.

Juist daartoe wilde hy de touwladder gebruiken. De steenrots, die zyne woonplaats van achteren dekte, was omtrent twee verdiepingen hoog. Boven op stond een boom. Aan deeezen maakte hy zyne touwladder vast, en liet die naar beneden afhangen. Hy beproefde nu of hy langs dezelve naar boven klimmen kon, en het gelukte hem naar wensch.

Dat alles gedaan zynde, ging hy voorts aan het overweegen, hoe hy het diende aan te leggen, om de kleine opening in den herg verder uit te hollen, zo dat zy groot genoeg wierd, om hem tot eene woonplaats te verstrekken. Met zyne handen alleen, zag hy zeer wel, zou het niet doenlyk weezen. Wat moest hy dan beginnen? Hy moest denken, om ergens eenig gereedschap uit te vinden, dat hem daartoe dienen kon.

Met dat oogmerk ging hy naar eene plaats, daar hy veele steenen van eene groene kleur,

[pagina 84]
[p. 84]

die zeer hard zyn, had zien leggen. Onder deeze naauwkeurig zoekende, vond hy 'er een', die hem, zodra hy denzelven zag, van vreugd deed opspringen.

Deeze steen was volmaakt als een byl gevormd, hy liep vooraan scherp toe en had zelfs een gat, om 'er eenen steel in te steeken. robinson zag voorts, dat hy daarvan eene volmaakte byl zou kunnen maaken, zo hy maar het gat een weinig wyder maakte. Dit gelukte hem ten laatste, door middel van een' anderen steen, na lang daarover gewerkt te hebben. Daarop stak hy een' dikken stok 'er in, om voor een' steel te dienen, en bond denzelven met bindtouw, dat hy zelf gedraaid had, zó vast als of die vast geklonken was.

Hy nam daarop aanstonds de proef, of hy een' jongen boom daarmede kon kappen; en zyne blydschap over den gelukkigen uitslag van deeze proef was onberschryflyk groot. Al had men hem ook duizend daalders voor deeze byl geboden, hy zoude dezelve niet gegeven hebben; zoveel nut hoopte hy 'er van te trekken!

Al verder onder de steenen zoekende, vond hy nog twee, die hem mede zeer dienstig scheenen. De eene was gevormd omtrent als een

[pagina 85]
[p. 85]

houten hamer, gelyk de steenhouwers en timmerlieden gebruiken. De andere had de gedaante van een' korten dikken knuppel, en liep onderaan puntig toe, gelyk een beitel. Deeze twee steenen nam robinson ook mede, en liep vol vreugd naar zyne woonplaats, om voorts aan 't werk te gaan.

Het werk ging hem uittermaate wel van de hand. Door den puntigen steen, die hem tot een' beitel strekte, tegen de aarde en de stukken van de rots te zetten, en met den anderen steen daarop te slaan, maakte hy een stuk voor en het andere na los, en vergrootte dusdoende zyn hol. In eenige dagen was hy zó verre gevorderd, dat hy de plaats ruim genoeg oordeelde te zyn, om hem tot eene wooning en slapplants te verstrekken.

Hy had al te vooren eene groote menigte gras met zyne handen uitgetrokken, en het zelve in de zon gelegd, om hooi daarvan te maaken. Dit was nu genoegzaam droog. Hy bragt het derhalve in zyn hol, om zich eene gemakkelyke rustplaats te maaken.

Nu was 'er niets meer, dat hem verhinderde, eens weder te gaan slaapen, op eene wyze die den mensch voegt, dat is, leggende, nadat hy agt nachten, gelyk de vogels

[pagina 86]
[p. 86]

op een' boom zittende, had moeten doorbrengen. Wat was het toen een vermaak voor hem, dat hy zyne vermoeide leden op het zachte hooi kon uitstrekken! Hy dankte God daarvoor, en dacht by zich zelven: ‘Och als myne landslieden in Europa maar wisten, wat dat zeggen wil, veele nachten achtereen, op een' harden tak zittende, door te brengen! - Trouwens, zy zouden zich gelukkig achten, dat zy alle avonden op eene zachte en veilige rustplaats konden gaan leggen, en zy zouden niet vergeeten, ook voor deeze weldaad God dagelyks dank toe te brengen!’

Den volgenden dag was het zondag. robinson besteedde denzelven daarom tot rusten, bidden en overdenken van zyne eigen gemoedsgesteltenis. Geheele uuren lag hy op zyne kniën, de oogen vol traanen naar den hemel geslagen, en smeekte God om vergiffenis zyner zonden en om zegen en troost voor zyne arme Ouders. Daarna dankte hy God met traanen van blydschap voor de wonderbaare hulp, hem in zyn' verlaten' toestand bewezen, en deed gelofte van zich meer en meer te zullen beteren, en God met kinderlyke ge-

[pagina 87]
[p. 87]

hoorzaamheid altoos onderdanig te zullen weezen. -

charlotte.

Nu is hy immers veel beter man, dan hy te vooren was?

vader.

Onze lieve Heer wist ook te vooren, dat hy zich beteren zoude, als het hem niet wel ging; en daarom schikte hy hem ook dat lyden toe! Zo handelt de algoede hemelsche Vader telkens met ons. Niet uit gramschap, maar uit liefde, laat hy ons somtyds onder tegenspoeden zuchten, wel weetende dat wy anders niet deugdzaam zouden worden.

Om niet te vergeeten, hoe de dagen op elkanderen volgen, en om telkens te weeten, welke dag een zondag was, was robinson bedacht, om een' almanak te maaken.

jan.

Een' almanak?

vader.

Dat is te zeggen, geen' zó naauwkeurigen en op papier gedrukten almanak, gelyk men die in Europa maaken kan; maar nogthans een' almanak, die hem kon dienen om de dagen te tellen.

jan.

En hoe deed hy dan?

vader.

Geen papier en geene schryfbehoeften hebbende, koos hy vier naast elkanderen staande boomen uit, die eene gladde

[pagina 88]
[p. 88]

bast hadden. Op den grootsten van deeze boomen sneed hy alle avonden met een' puntigen steen een streepje, dat telkens een' ververlopenen dag betekende. Zo menigmaal hy zeven streepjes gemaakt had, was 'er eene week verlopen; en dan sneed hy op den naasten boom eene streep, die eene week betekende. Zo menigmaal hy nu op deezen tweeden boom vier streepen gemaakt had, sneed hy op den derden boom eene streep ten teken, dat 'er eene maand verstreken was. Eindelyk wanneer 'er van deeze laatste streepjes, die eene maand betekenden, twaalf waren gesneden, ging hy op den vierden boom een teken maaken, dat nu een geheel jaar ten einde was.

gerrit.

Maar de maanden zyn immers allen niet even groot! Eenige hebben dertig, en anderen één-en-dertig dagen: hoe kon hy dan telkens weeten, hoe veel ieder maand had.

vader.

Dat wist hy op zyne vingers te tellen.

jan.

Op de vingers?

vader.

Ja op de vingers; en zo gy wilt, zal ik u dat ook leeren.

allen.

Och ja! Vader lief.

[pagina 89]
[p. 89]
vader.

Wel nu, let dan wel op! Ziet, hy deed op deeze wyze de hand toe; daarop raakte hy met een' vinger van de andere hand eerst een' deezer uitsteekende knokkels aan, dan in de laagte of het kuiltje daar naast, en noemde, terwyl hy dat deed, tevens de maanden in die order, zo als zy op elkanderen volgen. Iedere maand, die hy noemde, wanneer hy een' knokkel aanraakte, heeft één-en-dertig dagen, doch de anderen, die by het aanraken van de kuiltjes genoemd worden, hebben slechts dertig, behalve February alleen, die niet dertig, maar slechts agt-en-twintig, en elk vierde jaar negen-en-twintig dagen heeft.

Maar hy begon met den knokkel van den voorsten vinger en noemde, denzelven aanraakende, de eerste maand in 't jaar, te weeten de January. Die heeft dus, hoeveel dagen?

jan.

Eén-en-dertig.

vader.

Nu zal ik voortgaan met de maanden dus op de knokkel te stellen, en gy, jan, kunt telkens het getal der dagen zeggen.-Dus ten tweede: February?

jan.

Moest dertig dagen hebben, maar

[pagina 90]
[p. 90]

heeft slechts agt-en-twintig, somwylen negen-en-twintig.

vader.

Maart?

jan.

Eén-en-dertig.

vader.

April?

jan.

Dertig.

vader.

Mei?

jan.

Eén-en-dertig.

vader.

Juny?

jan.

Dertig.

vader.

July?

jan.

Eén-en-dertig.

vader.

Augustus? (op den knokkel van den duim wyzende.)

jan.

Eén-en-dertig.

vader.

September?

jan.

Dertig.

vader.

October?

jan.

Eén-en-dertig.

vader.

November?

jan.

Dertig.

vader.

December?

jan.

Eén-en-dertig dagen.

vader.

gerrit, hebje telkens in uwen almanak nagezien, of onze opgaaf naauwkeurig was?

[pagina 91]
[p. 91]
gerrit.

Ja, alles kwam volmaakt over een.

vader.

Zulke dingen behoorde men te onthouden, omdat men niet altyd een' almanak by de hand heeft, en 'er ons nogthans menigmaal aan gelegen legt, om te weeten, hoeveel dagen elke maand heeft.

jan.

ô Ik zal het zeker niet vergeeten!

gerrit.

Ik ook niet; ik heb het wel onthouden!

vader.

Op deeze wyze droeg robinson zorg, dat hy de tydrekening niet kwyt raakte, en telkens wist, welke dag een zondag was, om denzelven, gelyk de Christenen doen, te kunnen vieren.

Middelerwyl had hy de grootste helft der kokosnooten van den eenigsten boom, dien hy tot hiertoe gezien had, reeds opgegeten, en de vloed wierp zó weinig oesters op het strand, dat hy daar van alleen niet bestaan kon. Hy begon dus wederom voor het toekomend onderhoud van zyn leven ongerust te worden.

Uit vrees voor wilde dieren en menschen, had hy tot hiertoe het nog niet durven waagen, zich op een' afgelegen' afstand van zyne wooning te begeeven. Thans drong

[pagina 92]
[p. 92]

hem de nood, moed te vatten, en wat verder op het eiland rond te zien, of hy ook nog ander voedsel voor hem vinden kon. Met dat oogmerk besloot hy, den volgenden dag in Gods naam eene nieuwe reis landwaarts te doen.

Maar om zich tegen de brandende hette der zonne te dekken, hield hy zich dien avond bezig met eenen zonnescherm te maaken.

klaas.

Waarvandaan kreeg hy dan het linnen of de zyde en de baleinen?

vader.

Hy had nog linnen, noch zyde, noch baleinen, noch mes of schaar, noch naald en gaaren, en evenwel - wat denkt gy, dat hy deed, om zich een' zonnescherm te maaken?

klaas.

Ja, dat weet ik niet.

vader.

Hy nam dunne takken van den wilgeboom, en vlocht daarvan een klein schermtje, stak in het midden van hetzelve een' stok, die hy met bindtouw vast maakte, en toen ging hy van zyn' kokosboom breede bladen haalen, die hy met spelden op zyn gevlochten scherm vast maakte.

jan.

Met spelden? Eilieve, hoe kwam hy toch aan spelden?

vader.

Raad dat eens!

[pagina 93]
[p. 93]
charlotte.

ô, Nu weet ik het al! Die, had hy gevonden in het vuilnis, dat van de vloer geveegd wierd, en in de reeten van de planken; ik vind die daar ook zo dikwils!

jan.

Gy hebt het schoon geraden! Alsof men spelden vinden kon, daar niemand die verloren heeft! Zeg my toch eens, waren 'er dan deelen en vuilnis in het hol van robinson?

vader.

Wie kan het nu raaden? hoe zoud gylieden doen, als gy iets wilde vast steeken, en gy geene spelden had?

jan.

Ik zou de doornen van den haagdoorn neemen.

willem.

En ik die van den kruisbeziën boom.

vader.

Dat laat zich hooren. - Ik moet u evenwel zeggen, dat robinson noch het een, noch het ander gebruikte, omdat hy noch doornboomen, noch kruisbeziënboomen op zyn eiland gevonden had.

jan.

Wat nam hy dan?

vader.

Vischgraaten. De zee wierp van tyd tot tyd doode visschen op het strand; en deeze verrot of door de roofvogels opgegeten zynde, bleeven de graaten daarvan leggen. Van deeze had robinson de sterksten en

[pagina 94]
[p. 94]

puntigsten genomen, om die als spelden te gebruiken.

Door middel van dezelve vervaardigde robinson een' zo dichten zonnescherm, dat geen' enkele zonnestraal daar dóór dringen kon. Zo dikwils hem zulk een nieuw werk gelukte, gevoelde hy daarover eene onbeschryfelyke vreugd; en alsdan was hy gewoon tot zich zelven te zeggen: Welk een groote dwaas ben ik toch in myne jonge jaaren geweest, dat ik myn' grootsten tyd met ledig gaan versleten heb! Indien ik tegenwoordig in Europa was, en daar die groote menigte van gereedschappen had, die men daar zó gemakkelyk kan krygen: wat zou ik niet al maaken! Welk eene vreugd zou het my weezen, dat ik meest alle de dingen, die ik noodig had, voor my zelve vervaardigde!

Dewyl de zon nog vry hoog stond, begon hy te bedenken, of hy niet een zakje zou kunnen maaken, waarin hy wat eeten op zyne togtjes kon mede neemen, en datgeen naar huis draagen, wat hy ten opzichte van nieuwe levensmiddelen zo gelukkig mogt weezen op te doen. Hy overdacht zyn voorneemen een' tydlang, en ten laatste ge-

[pagina 95]
[p. 95]

lukte het hem, om ook daartoe raad te vinden.

Hy had een' vry grooten voorraad van bindtouw gemaakt; hier van nam hy voor, een net te knoopen, en van het net eene soort van weitasch te maaken.

En dat begon hy aldus. Aan twee boomen, die groote twee voeten van elkanderen af stonden, maakte hy draaden, een' onder den anderen, vast, en wel zó dicht als mooglyk was. Dat moest nu weezen het geen men by het weeven de scheering noemt. Daarop knoopte hy, van boven beginnende ook draaden, naast den anderen, mede zó dicht als mooglyk; en met deeze laatsten legde hy telkens om elken dwarsloopenden draad eenen knoop, juist zo, als men doet by het knoopen van beurzen of andere werken van dien aart. Deeze laatste naar beneden loopende draaden waren dus de inslag. En dusdoende vervaardigde hy een netje, dat naar een fyn vischnet geleek. Hy maakte daarop de einden der draaden van de boomen los, knoopte die op de zyden en onderaan aan elkanderen vast, en liet slechts de bovenste zyde open. En nu had hy dus eene volkomen weitasch

[pagina 96]
[p. 96]

vervaardigd, die hy door middel van een touw, dat hy boven aan weêrskanten vast maakte, over zyne schouders hangen kon.

Van vreugde over het wel slaagen zyner poogingen en moeite kon hy byna de gantsche nacht geen oog toedoen.

willem.

Och ik zou my ook gaarne eene weitasch willen maaken!

klaas.

Ik ook; als wy maar bindtouw hadden!

moeder.

Zo gy even groote vreugd over uw werk wilde hebben als robinson, dan diende gy ook eerst het bindtouw voor u zelven te draaijen, en zelfs eerst het vlas of de hennip gereed te maaken. Doch dewyl deeze op het veld nog niet ryp zyn, zal ik u wel bindtouw geeven.

willem.

ô Wil je dat doen, lieve Moeder?

moeder.

Gaarne, zo gy het begeert. Komt, wy zullen het gaan haalen.

willem.

ô Dat is heerlyk!

charlotte.

Dat is goed, Kinderen, dat gy zulks namaakt. Want zo gy ooit eens op een eiland mogt komen, daar geene menschen zyn; dan weet gy al, hoe gy doen moet. Is 't niet zo, Vader?

[pagina 97]
[p. 97]
vader.

Zeer wel; doet het maar! - Wat onzen robinson betreft, deezen zullen wy wel tot morgen moeten laaten slapen! - Ik zal in dien tusschentyd eens zien; of ik niet van hem de kunst kan leeren, om een' zonnescherm te maaken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken