Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd
Afbeelding van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugdToon afbeelding van titelpagina van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd

(1780)–J.H. Campe–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

Vyfde avond.

Den volgenden avond, toen het gezelschap op de gewoonelyke plaats by elkanderen gekomen was, kwam klaas met eene weitasch, door hem zelven vervaardigd, met een' fieren tred aanwandelen, en trok daardoor de oogen van allen tot zich. In de plaats van den zonnescherm had hy van de keukenmeid eene zeef geleend, die hy op een' stok boven zyn hoofd droeg. Zyne geheele houding was statig en deftig.

moeder.

Braaf, klaas, dat heb je wel gemaakt! Het scheelde weinig, of ik had u voor den rechten robinson aangezien.

jan.

Het is maar, dat ik nog niet heb kunnen gedaan krygen met myne weitasch; anders was ik mede dus opgeschikt gekomen!

willem.

Zo staat het met my ook!

vader.

Het is al vry wel, dat 'er een mede klaar gekomen is; nu zien wy evenwel, dat het gaat! Maar uw zonnescherm, klaas, deugt immers niet!

klaas.

Dat is waar, ik heb dien ook

[pagina 99]
[p. 99]

slechts uit nood gemaakt, omdat ik geen' anderen zó schielyk kon klaar krygen!

vader.

(Een' zonnescherm, door hem zelven gemaakt, achter de haag van daan krygende.) Wat zeg je daar van, vriend robinson?

klaas.

Heer! die is mooi!

vader.

Ik zal deezen zonnescherm bewaaren tot dat wy onze geschiedenis geheel hebben hooren vertellen. Die als dan van de dingen, welke robinson maakte, de meeste zal kunnen namaaken, die zal onze robinson weezen, en dien zal ik den zonnescherm schenken.

willem.

Moet die zich dan ook eene geheele hut bouwen?

vader.

Waarom niet?

allen.

Dat is mooi! dat is goed!

vader.

robinson kon naauwlyks wachten tot de dag aankwam; reeds vóór zonneopgang maakte hy zich gereed tot zynen togt. Hy hing de weitasch om, bond een touw om zyn lyf, stak zyne byl daarin, in de plaats van een' dagen, nam den zonnescherm op zyne schouders, en ving daarop gerust zyne reis aan.

Eerst ging hy zynen kokosboom opzoeken,

[pagina 100]
[p. 100]

om eenige nooten in zyne tasch te steeken; daarop liep hy naar het strand, om eenige oesters te zoeken; en zich met beiden zoveel noodig was voorzien, en tot zyn ontbyt een' goeden teug versch water uit de fontein gedronken hebbende, ging hy voort.

Het was een heerlyke morgenstond. De zon rees in haare gantsche pracht en luister, gelyk als uit de zee op, en vergulde de toppen der boomen. Duizend kleine en groote vogels van verwonderlyk schoone kleuren zongen hun' eersten morgenzang, en verblydden zich over den nieuwendag. De lucht was zó zuiver en zó verkwikkende, als of zy op dat oogenblik eerst uit de scheppende hand van God was voortgekomen, en de kruiden en bloemen verspreidden de aangenaamste geuren.

Het hart van robinson wierd geheel en al vervuld met vreugde en dankbaarheid jegens God. Zelfs hier, zeide hy tot zich zelven, zelfs hier betoond hy zich als den Algoeden! - Daarop paarde hy zyne stemmen met den zang der vogelen, en zong mede een morgenlied.

robinson nog bevreesd voor wilde men-

[pagina 101]
[p. 101]

schen en voor wilde dieren, mydde telkens op zynen togt, zo veel hem mogelyk was de digte bosschen en het kreupelhout, en sloeg liever den weg in naar die plaatsen, waar hy een ruim gezicht naar alle zyden had. Doch deeze waren juist de onvruchtbaarste streeken van zyn eiland. Hy was dus al vry verre voortgewandeld zonder iets hoegenaamd te vinden, dat voor hem van eenig nut had kunnen weezen.

Ten laatste kreeg hy eene plant in het oog, die hy dacht van nader by te moeten beschouwen. Het waren struiken, die naast elkanderen stonden, en als een klein bosch uitmaakten. Aan sommigen zag hy roodachtige, aan anderen witte bloesems, weder anderen droegen in de plaats van bloesems, kleine groene appelen, zo groot als karsen.

Hy nam 'er daadelyk een' en beet daarin, maar hy vond, dat zy oneetbaar waren. Van spyt rukte hy den struik, waarvan hy den appel geplukt had, uit den grond en wilde dien wegwerpen, wanneer hy tot zyne groote verwondering aan de wortels van de steelen verscheide kleine en groote knollen zag hangen. Hy dacht voorts, dat deeze knollen de

[pagina 102]
[p. 102]

eigentlyke vrucht der plant waren, en ging dezelve nader onderzoeken.

Maar in dezelve willende byten, kon hy daarin evenmin als in zyne voorgaande pooging slaagen. De vrucht was hard en zonder smaak. robinson stond gereed om haar weg te werpen: doch gelukkig kwam hem nog te binnen, dat eene zaak evenwel nog tot iets nuttig kon weezen, al was het ook, dat men haare nuttigheid niet zo voort ontdekte. Hy stak dus eenige van deeze knollen in zyne weitasch en vervolgde zyn' weg.

jan.

Ik weet al wat voor knollen dat waren!

vader.

Nu laat eens hooren, wat voor knollen denk je dan dat het waren?

jan

Het waren aardappelen! die groeijen immers juist zo, als zy hier beschreven worden!

gerrit.

En die groeijen immers ook in Amerika!

willem.

Wel ja, daarvan daan heeft ze Francois Drake mede gebragt! - Maar dat was toch zeer onnoozel, dat robinson die niet eens kende!

vader.

Wel waar van daan kent gy die dan?

[pagina 103]
[p. 103]
willem.

Wel heer! omdat ik ze menigmaal gezien en gegeten heb; ik houd 'er immers zo veel van!

vader.

Maar robinson had die nooit gezien en nooit gegeten.

willem.

Niet?

vader.

Neen; omdat dezelven toen ter tyd nog in 't geheel niet bekend waren. Het is nog niet veel jaaren geleden, dat zy by ons bekend zyn geworden, en het is al 200 jaaren geleden, dat onze robinson leefde.

willem.

Oho! dat is wat anders.

vader.

Zie je wel, lieve willem, dat men kwalyk doet, als men zo voorbaarig is met andere luiden te laaken? Wy behoorden ons zelve telkens eerst geheel en al in hunne omstandigheden te stellen, en ons alsdan eerst af te vraagen: of wy het beter zouden gemaakt hebben dan zy? Had gy ook nooit aardappelen gezien, en had gy nooit gehoord, hoe men die moest gereed maaken: dan zou je ook in den beginne gelyk robinson, niet weeten, hoe gy daarmede leeven moest? Laat deeze zaak u tot eene les strekken, om u nooit weder voor wyzer te houden, dan andere mensschen.

[pagina 104]
[p. 104]
willem.

Geef my een' zoen, Vadertje lief! 'k Zal het nooit meer doen!

vader.

Van daar ging robinson al verder; nogthans zeer langzaam en met groote onzichtigheid. Alle geruisch, dat de wind tusschen de boomen en struiken maakte, deed hem schrikken en naar zyne byl tasten, om zich te verweeren, zo 't noodig was. Dan zag hy telkens tot zyne groote vreugd, dat hy zonder rede bevreesd was geweest.

Ten laatste kwam hy by eene beek, en daar besloot hy, zyn' middagmaaltyd te houden. Daar ging hy onder een' dikken lommerryken boom zitten, en begon reeds met de grootslen lust te smullen. - Wanneer onverwachts een gedruisch, dat hy van verre hoorde, hem al weder een' vreeslyken schrik aanjoeg.

Hy liet, vol angst, zyne oogen rondom gaan en zag eindelyk een' geheelen hoop. -

klaas

Och! vast Wilden!

willem.

Of leeuwen en tygers!

vader.

Geen van beiden! maar een' geheelen hoop wilde beesten, die eenigermaate geleeken naar onze schaapen, behalven dat zy op den rug een' kleinen bult hadden, en daardoor het aanzien van een' kameel kreegen.

[pagina 105]
[p. 105]

Voor het overige waren zy niet veel grooter, dan een schaap.

Zo gy begeerig zyt te weeten wat voor beesten dat waren, en hoe zy genaamd worden, zal ik het u zeggen.

jan.

ô Ja!

vader.

Men noemt ze Lama's, anders ook Guanako's. Hun eigentlyk Vaderland is dat gedeelte van Amerika, daar (op de landkaart wyzende,) dat aan de Spanjaards behoort, en Peru heet. Daar hadden de Amerikaanen, vóór dat de Europeaanen hun land ontdekten, die zoort van beesten tam gemaakt, en bedienden zich van dezelve, als van ezels, tot het draagen van allerhande zwaare pakken. Van derzelver wol wisten zy stofse tot kleederen voor zich te vervaardigen.

jan.

Dus waren immers de luiden van Peru niet zo wild als de overige Amerikaanen?

vader.

Op verre na niet! Zy woonden, gelyk mede de Mexikaanen deeden, (daar in Noord-Amerika,) in ordentelyke huizen, hadden prachtige tempels gebouwd, en wierden behoorlyk door koningen beheerscht.

willem.

Is dat niet dat zelfde land, waarvandaan de Spanjaards die groote menigte

[pagina 106]
[p. 106]

goud en zilver haalen, die zy jaarlyks op de groote Zilver Vloot uit Amerika naar Europa overvoeren, gelyk gy ons weleer verhaald hebt?

vader.

Dat zelfde land! - Wanneer robinson deeze beesten, die wy voortaan ook Lama's zullen noemen, zag aankomen; gevoelde hy een' grooten trek naar een stuk gebraad, waarvan hy nu al in zo langen tyd niet geproefd had. Hy wenschte dus dat het hem gelukken mogt, één van dezelven te dooden, en ging daarom met zyne steenen byl achter den boom staan in hoop, dat 'er welligt een zó dicht voorby hem komen zou, dat hy hetzelve met zyne byl kon raaken.

Alles ging naar wensch. De onnoozele beesten, die, naar alle waarschynlykheid hier nooit waren gestoord geweest, gingen gerust langs den boom, achter welken robinson schuilde, voorby naar het water, en een derderzelver, en nog wel een jong, zo dicht by hem komende, dat hy het kon raaken, sloeg hy hetzelve met zyne byl zodanig in den nek, dat het daadelyk dood op den grond nederviel.

charlotte.

ô Foei! hoe kon hy dat doen? Het arme schaapje!

[pagina 107]
[p. 107]
moeder.

En waarom moest hy het dan niet doen?

charlotte.

Wel, het onnoozele beesje had hem immers geen kwaad gedaan; dan had hy het ook kunnen laaten leeven!

moeder.

Maar hy had immers het vleesch van dat beest noodig, om 'er van te eeten; en weet je dan niet, dat God ons vergund heeft, van de beesten dat gebruik te maaken, dat onze behoeften vereisschen?

vader.

Buiten noodzaaklykheid een beest te dooden, te pynigen, of slechts te ontrusten, zou wreedheid weezen, en dat zal immers ook geen goedaartig mensch in staat zyn te doen. Doch dezelve te gebruiken, tot dat geen waartoe zy geschikt zyn, die te slachten, om hun vleesch te nuttigen, dat staat ons vry. Heugt u niet meer, hoe ik u eens aangetoond heb, dat het zelfs voor de beesten zelve goed is, dat wy dus met hen te werk gaan?

jan.

ô Ja; zo wy van de beesten geen gebruik maakten, zouden wy ook niet voor hen zorgen, en dan zouden dezelve het op verre na niet zó goed hebben, als tegenwoordig, en dus zouden 'er veele 's winters van honger moeten vergaan!

[pagina 108]
[p. 108]
gerrit.

Ja, en zy zouden veel meer moeten lyden, als zy niet geslacht wierden, en door ziekten of van ouderdom stierven; omdat zy elkanderen niet kunnen helpen, gelyk de menschen doen!

vader.

En daarenboven moeten wy ook niet gelooven, dat de dood, dien wy de beesten aandoen, voor hen zó smartelyk is, als ons wel voorkomt. Zy weeten niet te vooren, dat zy geslacht zullen worden, zy zyn daarom gerust en te vrede tot het laatste oogenblik toe, en de aandoening der pyne, terwyl zy geslacht worden, is schielyk over.

Op het oogenblyik, toen robinson het jonge Lama gedood had, begon hy eerst te bedenken; hoe hy het nu diende aan te leggen om het vleesch gereed te maaken?

charlotte.

Wel heer! hy kon het immers kooken of braaden.

vader.

Dat had hy gaarne gedaan; doch ongelukkig ontbrak hem alles, dat hy daartoe noodig had. Hy had geen' pot en geen spit, en dat het slimste was, - hy had niet eens vuur.

charlotte.

Geen vuur? - Dat had hy immers kunnen maaken?

[pagina 109]
[p. 109]
vader.

Vast en zeker, als hy maar een' staal en een' vuursteen, en zwam of tontel, of zwavelstokken had gehad! doch van alle deezen dingen had hy nu juist niet met al.

jan.

Ik weet wel, wat ik gedaan had.

vader.

En wat dan?

jan.

Ik had twee stukken droog hout zo lang op elkanderen gewreven, totdat zy in brand geraakt waren; gelyk wy eens in eene reisbeschryving gelezen hebben, dat de Wilden doen.

vader.

Op dat zelfde vielen ook de gedachten van onzen robinson! Hy nam dus het doode Lama op zyne schouders, en sloeg daarmede den weg in, die naar zyne woonplaats leidde.

Op deezen weg deed hy nog eene ontdekking, die hem groote vreugd veroorzaakte. Hy vond namelyk zes of agt Citroenboomen, onder welken al verscheidene rype vruchten lagen, die 'er afgevallen waren. Hy raapte die zorgvuldig op, stelde een merkteken om de plaats te onthouden, waarop deeze boomen stonden, en keerde thans, zonder zich verder op te houden, zeer vergenoegd naar zyne wooning terug.

[pagina 110]
[p. 110]

Daar gekomen zynde was zyn eerste werk, de huid van het jonge Lama af te trekken. Dit gelukte hem door middel van een' scherpen steen, dien hy voor een mes gebruikte; de afgestroopte huid spreidde hy, zo goed hy kon, in de zon uit, om dezelve te laaten droogen, omdat hy voorzag, dat hy daarvan een goed gebruik zou kunnen maaken.

jan.

Wat kon hy toch daarvan maaken?

vader.

ô Veelerhande dingen! Vooreerst begonnen zynen schoenen en koussen al te slyten. Dus dacht hy, dat hy, geene schoenen meer hebbende, zich van de huid zoolen maaken, en deeze onder zyne voeten vast binden kon, om niet genoodzaakt te zyn, met de voeten heel en al bloot te loopen. In de tweede plaats was hy ook niet weinig bekommerd wegens den winter, en hy verheugde zich daarom zeer, dat hy thans een middel uitgevonden had, om zich van bont te voorzien, en dus niet blootgesteld te zyn aan het gevaar om van koude te vergaan.

Wel is waar dat deeze laatste zorg ongegrond was, omdat het in deeze streek nooit winter wierd.

willem.

Nooit winter?

vader.

Neen! In de geheele luchtstreek,

[pagina 111]
[p. 111]

daar tusschen de twee Keerkringen, die ik u onlangs uitgelegd heb, word het nooit winter. Maar daarentegen hebben deeze landen eenige maanden lang geduurigen regen. - Dog daarvan wist onze robinson nog niets, omdat hy in zyne jeugd zich niet behoorlyk had laaten onderrechten.

jan.

Maar, Vader, my dunkt evenwel, dat wy eens gelezen hebben, dat de hooge Piek op Teneriffe, en de hooge Cordilleras in Peru altoos met sneeuw bedekt zyn? dus moet het immers daar altyd winter weezen, en die leggen nogthans ook tusschen de Keerkringen?

vader.

Gy hebt gelyk, lieve jan; de zeer hooge toppen der bergen zyn hiervan uitgezonderd. Want op dezelven legt gewoonlyk eene altoosduurende sneeuw. Weet gy nog, wat ik u van eenige gewesten in Oost-Indië verhaalde, wanneer wy onlangs op de landkaart eene reis derwaarts gedaan hadden?

jan.

Oho! ik weet het al, dat daar in eenige streeken de zomer en de winter slechts eenige mylen van elkanderen afgelegen zyn! Op het eiland Ceilon en nog op eene andere

[pagina 112]
[p. 112]

plaats, - och! het wil my nu niet te binnen schieten!

vader.

Op het voorste Schiereiland. Te weeten, wanneer het aan deeze zyde van het gebergte Gate, op de kust van Malabar, winter is, dan is 'er aan de andere zyde van dat gebergte op de kust van Koromandel zomer, en dus omgekeerd. Het zelfde heeft, naar men zegt, ook plaats op het eiland Ceram, een van de Moluksche eilanden, daar men slechts drie mylen behoeft te gaan, om uit den winter in den zomer te komen.

Maar wy zyn in eens verre van onzen robinson afgedwaald! Zie daar hoe onze geest met een' enkelen uitstap zich schielyk naar plaatsen begeeven kan, die veel duizend mylen van ons afgelegen zyn! Uit Amerika staken wy in één oogenblik naar Asië over, en nu - let 'er eens wel op! nu zyn wy weder in Amerika, op het eiland van onzen vriend robinson. Is dat niet wonderbaar? -

Het vel afgestroopt, de ingewanden 'er uitgenomen en eene achterbout, om te braaden, afgesneden hebbende, was hy enkel bedacht, om een spit te maaken. Ten dien einde kapte hy een' jongen recht opgeschoten' boom,

[pagina 113]
[p. 113]

schilde dien, en maakte aan het boveneind eene punt. Daarop nam hy twee takken, als gaffels gevormd, waar op het spit kon rusten. Toen hy nu onder aan deezen ook eene punt gemaakt had, sloeg hy die tegen elkanderen over in den grond, stak het gebraad aan het spit, en was niet weinig in zyn schik, toen hy zag, dat hy het zeer gemakkelyk draaijen kon.

Nu ontbrak hem nog alleen het noodzaakelykste, te weeten, het vuur. Om hetzelve door wryven te verkrygen, kapte hy van een' dorren stam twee stukken hout af, en ging terstond aan het werk. Hy wreef, dat hem het zweet by groote druppels langs het aangezicht liep; doch het wilde hem niet gelukken. Want wanneer het hout reeds zodanig heet geworden was, dat het rookte, dan was hy telkens zó vermoeid, dat hy genoodzaakt was eenige oogenblikken het wryven te staaken, om weder nieuwe krachten te krygen. Dat maakte, dat het hout telkens weder een weinig bekoelde, en dat dus zyn voorgaande arbeid vergeefsch was.

Hier ondervond hy op nieuw op de treffendste wyze de hulpeloosheid van het eenzaam leven en de groote voordeelen, die

[pagina 114]
[p. 114]

het gezelschap van andere menschen ons aanbrengt. Had hy slechts één' enkelen makker gehad, die, wanneer hy zelf vermoeid was, hem verving en voortging met wryven, dan zou het hem vast gelukt zyn, het hout in brand te krygen; doch op deeze wyze was hem zulks onmooglyk.

jan.

Maar my dunkt evenwel, dat de Wilden door wryven van twee stukken hout vuur maaken?

vader.

Dat doen zy ook. Maar de rede daarvan is, dat deeze Wilden gemeenlyk sterker zyn, dan wy Europeaanen, door dien wy al te weeklyk opgebragt worden. Daarenboven weeten zy ook beter, hoe men doen moet. Zy neemen twee stukken hout van eene verschillende soort, een week, en een hard stuk, en wryven het laatste met groote behendigheid en snelheid op het eerste. Alsdan raakt dat in brand. Of zy maaken ook wel een gat in een stukje hout, steeken dan een ander daarin, en draaijen hetzelve daarna tusschen hunne handen zó schielyk en zonder ophouden rond, dat het in brand raakt.

Doch daarvan was robinson geheelenal onkundig, en daarom kon hy ook in zyn voorneemen niet slaagen.

Mismoedig wierp hy eindelyk de twee stuk-

[pagina 115]
[p. 115]

ken hout weg, ging op zyne legerstede zitten, leunde neerslagtig met het hoofd op zyn' arm; zag dikwyls met een' diepen zucht naar het schoone gebraad, dat hy nu niet eeten kon; en als hy overdacht wat hy in den toekomende winter beginnen zou, als hy geen vuur had, dan kwam hem zulk een angst over, dat hy schielyk moest opstaan en wat rond wandelen, om ruimer adem te kunnen haalen.

Dewyl zyn bloed daardoor grootelyks aan 't gisten geraakt was, ging hy naar de beek, om eenen dronk versch water in de bast van de kokosnoot te haalen. In dit water mengde hy het sap van eenige citroenen, en kreeg dusdoende een' verkoelenden drank, die hem by deeze omstandigheden zeer dienstig was.

Maar evenwel deed hem het schoon stuk vleesch nog steeds watertanden, doordien hy zo gaarne daarvan wilden eeten. Ten laatste bedacht hy, dat hy eens had hooren zeggen, dat de Tartaaren, die immers ook menschen zyn, het vleesch, dat zy eeten willen, onder den zadel van hun paard leggen, en hetzelve door het ryden malsch doen worden. Dat, dacht hy, moet immers ook op eene andere wyze mooglyk weezen; en derhalven besloot hy dit eens te beproeven.

[pagina 116]
[p. 116]

Zo gedacht, zo gedaan! Hy ging twee taamelyk breede en gladde steenen zoeken, van die soort als zyne byl was. Tusschen deeze steenen legde hy een stuk vleesch, waarin geene beenen waren, en begon toen met zyn' steenen hamer zonder ophouden op den bovensten steen te kloppen. Nog naauwlyk had hy dat tien minuuten gedaan, of de steen begon heet te worden. Dat moedigde hem aan om de slagen te verdubbelen, en nog geen half uur was 'er verlopen, of het vleesch was eensdeels door de hette van den steen, en anderdeels door het geduurig beuken, zó malsch geworden, dat het zeer wel eetbaar was.

Wel is waar, het smaakte niet volkomen zó wel, als of het op eene behoorlyke wyze gebraden was: doch voor robinson, die in zó langen tyd geen vleesch geproefd had, was het eene uitgezochte lekkerny. - ô Gy lekkerbekken onder myne landslieden, riep hy uit, gy die veeltyds de eêlste spyzen walgen, enkel en alleen omdat deeze uwen averrechtsen smaak niet streelen, waart gy slechts agt dagen in myn geval geweest, hoe gaarne zoudt gy in het toekomende u met elke gave Gods te vrede te stellen! Hoe zorgvuldig zoud gy u alsdan wachten, van

[pagina 117]
[p. 117]

door het versmaaden van de eene of andere gezonde spyzen u ondankbaar te toonen, jegens de hand der Voorzienigheid, die alles voed en alles onderhoud!

Om den smaak van deeze spys nog geuriger te maaken, voegde hy wat citroensap daarby: en dus deed hy een' maaltyd, gelyk hy langen tyd niet gedaan had! Hy vergat tevens niet, den Geever van alle goede gaaven hartelyk voor deeze nieuwe weldaad te danken.

Na het eindigen van zyn' maaltyd ging hy met zichzelven te raad, welk werk nu wel eerst diende gedaan te worden? De vrees voor den winter, die op dien dag zó levendig by hem geworden was, deed hem besluiten om eenige dagen enkel en alleen te besteeden, tot het vangen en dooden, van een vry groot getal Lama's, op dat hy vellen mogt krygen, om zich tegen de koude te dekken. Dat die beesten zo buitengemeen tam scheenen te zyn, deed hem hoopen, dat hy zynen wensch zonder groote moeite zouden kunnen verkrygen.

Met deeze hoop ging hy te bed leggen en een zachte en verkwikkende slaap vergold hem rykelyk alle de moeite, die hy den voorleden' dag doorgestaan had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken