Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tweelingzusjes Wil en Til (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van De tweelingzusjes Wil en Til
Afbeelding van De tweelingzusjes Wil en TilToon afbeelding van titelpagina van De tweelingzusjes Wil en Til

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.71 MB)

Scans (41.73 MB)

ebook (4.21 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tweelingzusjes Wil en Til

(1928)– Cara–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Een geheimpje.

Grootmoeder staat aan het station. Ze wacht op den trein. Daar ginds heel in de verte komt hij aan. Het duurt niet lang, of hij staat hijgend stil. Zoo moe is hij van al dat draven.

Grootmoeder kijkt, of ze niet twee kleine meisjes ziet, die erg veel op elkaar lijken. Twee kleine meisjes, die allebei een witte jurk aan hebben.

Daar stappen de menschen al uit den trein. Ja, hoor, ze zijn er bij. Kijk ze eens zwaaien! ‘Grootmoeder! Daaaag!’

‘Wel, wel, zijn jullie daar’, lacht grootmoeder. ‘Prettig hoor, dat je weer eens een poosje bij ons komt.’

‘Als ze maar niet te druk zijn’, zegt moeder. ‘U bent het samen met grootvader zoo stilletjes gewend.’

‘O, maar moes, wij zullen heusch niet wild doen’, belooft Wil.

‘Nee, écht niet’, zegt Til.

‘We zullen eens kijken’, lacht grootmoeder.

‘Loopen jullie maar vooruit, moeder en ik komen wel.’

[pagina 85]
[p. 85]

Daar gaan ze, twee aan twee. Wat loopen die meisjes vlug, veel vlugger dan moeder en grootmoeder.

‘Het is veel te warm, om zoo hard te loopen’, zegt moeder. ‘Ze weten den weg nog wel, denk ik.’

De koffer wordt straks door een witkiel thuisgebracht. Wil en Til vinden het erg jammer. Ze zouden zoo graag, al dadelijk de panlappen aan grootmoeder laten zien. En nu moeten ze nog zoo'n poos wachten. Til heeft al verteld:

‘Grootmoe, in den koffer zit iets, iets voor u.’

‘Hè, niet zeggen, wàt’, zegt Wil.

‘Laat grootmoeder maar eens raden.’

‘Iets voor mij? Dat raad ik nooit. Kan ik het opeten?’

Toen moesten de tweelingen lachen.

Nee, mis, maar we zeggen het lekker toch niet.

En nu moet grootmoeder ook geduld hebben. Net als de tweelingen.

Op den hoek van den dorpsstraat wachten ze even. Ze kijken om, en gaan dan nog een eindje terug.

‘Het is iets erg nuttigs, grootmoeder’, zegt Til wijs.

‘Wat maken jullie me nieuwsgierig. Wacht maar, ik zal jullie ook eens nieuwsgierig maken.’

[pagina 86]
[p. 86]

‘Hè ja’, roepen de meisjes allebei.

‘Nou, luistert dan. Als we dadelijk thuis zijn, dan moeten jullie eens achter in den tuin gaan kijken. En nu zeg ik óok niets meer.’

‘Een nieuw kippenhok’, raadt Til.

‘Mis.’

‘Een priëeltje’, roept Wil.

‘Weer mis.’

‘Zeg u het dan maar’, vleit Wil.

‘Nee hoor, ik verklap het geheim niet.’

‘Dan loopen we hard, kom Wil.’

Ze zijn al haast bij grootmoeders huis. Daar staat de school.

‘Kijk’, roept Til, ‘daar heb je grootvader. Hij kijkt door het raam van de school.’

Ja, Wil ziet het ook. Grootvader knikt de meisjes vriendelijk toe.

‘Even naar grootvader toe gaan?’ zegt Wil.

‘Màg dat wel, zoo midden onder schooltijd?’ vraagt Til.

‘Wel ja, kind, natuurlijk, 't is toch onze eigen grootvader.’

Dan gaan ze de groote deur in. Daar staat met gouden letters boven: School met den Bijbel.

Ze loopen de gang door, naar grootvaders lokaal. Ze vergeten te kloppen, gooien de deur open en roepen: ‘Dag grootvader.’

‘Wel zoo, zijn jullie daar?’

[pagina 87]
[p. 87]
Grootvader, die heel sterk is, neemt op iederen arm een van de tweelingen. De jongens en meisjes

illustratie
Wil en Til op den arm van den bovenmeester.


lachen. Het is ook zoo'n leuk gezicht: Wil en Til op den arm van den bovenmeester.

‘En waar is moeder nou?’

[pagina 88]
[p. 88]

‘Moeder en grootmoeder komen achteraan. Wij zijn vast vooruit geloopen.

Hè, we waren zoo nieuwsgierig, want er is iets, dat wij niet weten.’

‘Zóo, lacht grootvader. Heel de klas lacht weer mee. Ze zijn niet verlegen, die tweelingen.

‘Heb jullie Henkeman niet meegebracht?’

‘Natuurlijk niet, zegt Wil. Broer is nog veel te klein. Hij zou telkens om moeder huilen.’

‘Jullie niet, hé? Zulke groote meisjes huilen nooit.’

‘Nog wel 's een keertje’, zegt Wil eerlijk, ‘als we school moeten blijven, hé Til?’

‘Ja, ja’, lacht grootvader, ‘dat begrijp ik. En nou, een, twee, drie naar huis hoor! Wij moeten weer aan 't werk. Dag kleuters!’ Grootvader kust de tweelingen op de wangen, maar ze vegen het gauw af.

Wil vindt het eng. Het kriebelt zoo met dien baard.

Dag, grootva, roepen ze, daag!

 

Nu wéten ze het geheimpje. Achter in den tuin heeft grootvader zóo iets moois laten maken, zóo iets moois! Geen kippenhok, hoor! En geen priëeltje! Nee, iets veel fijners!

Een schommel, een echten schommel, nét als in een speeltuin. Grootvader heeft tegen groot-

[pagina 89]
[p. 89]

moeder gezegd: Als de tweelingen hier komen, moeten ze prettig kunnen spelen. En als later Henkie meekomt, die kleine druktemaker, wat zal hij dán meedoen met zijn zusjes. En toen heeft grootvader dien mooien schommel laten maken.

‘O, grootmoeder, hoe fijn’, roept Wil.

‘Wat een dikke touwen. Die zal wel stevig zijn, hé, moeder?’

‘Nou’, zegt moeder ‘dat geloof ik ook wel.’

‘Mogen wij er even op?’ vraagt Til.

‘Wel ja’, zegt grootmoe ‘als je maar voorzichtig bent.’

Wat gaat dat heerlijk. ‘Niet te hoog. Til’, waarschuwt moeder. ‘En goed vasthouden.’

Terwijl de kinderen schommelen, vertelt grootmoe aan moeder:

‘We hebben hem laten maken door iemand die al maanden zonder werk is. Hij wil zoo graag wat verdienen. Zijn vrouw komt weleens een daagje om kleeren te verstellen en kousen te stoppen. Dan verdient ze ook weer wat. Je kent haar misschien wel, vrouw Stok heet ze.

“O ja”, zegt moeder “ze woont buiten het dorp in zoo'n klein huisje. Ja, die ken ik wel.”

Daar komt Aaltje aan. Ze houdt een bakje in de hand. In het bakje zit voer. Ze strooit het voer in het kippenhok.

[pagina 90]
[p. 90]

“Kok, kok, kok” doen de kippen, en ze beginnen heel gulzig te pikken.

“Aaltje”, zegt grootmoeder, “blijf jij even bij de kinderen? En pas je er op, dat ze niet te hoog gaan?”

“Ja, mevrouw, ik zal wel even hier blijven.”

Nu durven moeder en grootmoe gerust weg te gaan. Aaltje is zoo voorzichtig. Til vraagt al gauw: “Toe Aaltje, nou 's hóog!”

“Maar Aaltje zegt: “Nee, Til, dat mag niet. Ik zou geen raad weten, als je er afviel.”

Til trekt haar neus op. Ze zou wel graag roepen: “Hè, wat een flauwe meid ben jij!”

Maar dat durft ze toch niet goed. Want ze weet wel, dat ze gehoorzaam moet zijn, ook aan Aaltje.

“Daar is de man met onzen koffer”, roept Wil opeens. “Kom Til, dan gaan we gauw naar binnen.”

Aaltje houdt den schommel stil. En dan hollen de meisjes den tuin door, naar huis toe.

“De koffer”, hijgt Wil.

“Je doet ons schrikken”, zegt moeder. Til zou wel graag alles zóo maar op de tafel gooien, alles door elkaar. En dan grabbelen, tot ze de panlappen heeft gevonden. Maar moeder zegt: “Kalm aan, Til, laat mij het maar doen. Ik weet precies hoe alles in den koffer ligt.” En dan - dan komen al gauw de panlappen te voorschijn.

[pagina 91]
[p. 91]

Grootvader, die juist uit school komt, kijkt ook mee. “Hè prachtig”, zegt grootmoeder. Zijn die nu voor mij? En heb je die al zelf gebreid? Wat een knappe kleindochters krijgen we al, hé, grootvader?”

“Nou”, zegt grootvader, 't is fijn hoor! “Welke vindt u 't mooiste?”, vraagt Til.

“Dat weet ik niet, ze zijn allebei even mooi”, Zegt grootmoeder.

“De groene is van mij”, zegt Til, maar het puntje heeft moes gehaakt.’

‘Ik ben er erg mee in mijn schik’, lacht grootmoeder. En ik dank jullie wel, hoor!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken