Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de neus in de boeken (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de neus in de boeken
Afbeelding van Met de neus in de boekenToon afbeelding van titelpagina van Met de neus in de boeken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.39 MB)

Scans (11.52 MB)

ebook (8.20 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter van Straaten



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de neus in de boeken

(1983)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Werken aan een tekst met Tati

Schrijven is een eenzame bezigheid. Daarom beleefde ik zo'n unieke ervaring toen ik, in de jaren zestig, op verzoek van Bert Haanstra het commentaar maakte bij zijn film Alleman. Voor het eerst van mijn leven werkte ik in een team. Ik schreef wel in m'n eentje een brok tekst, maar die moest getoetst worden aan het beeld en opgewassen zijn tegen de kritiek van Bert Haanstra en Anton Koolhaas. Zinnen die ik thuis op papier had gezet, bleken in de studio te lang, te kort of geheel overbodig. Het was een leuke manier van werken. Elkaar aanvullend kwamen we, langzaam maar zeker, tot de definitieve vorm. Die had succes. Alleman draaide maanden achtereen in uitverkochte bioscopen.

Tati, de schepper van de onvergetelijke monsieur Hulot, zag de film in Amsterdam en voelde iets voor een Franse versie. Daarom gingen Bert Haanstra, Anton Koolhaas en ik een week naar Parijs om de problematiek van zo'n Franse versie grondig met Tati door te nemen.

Samenwerken met iemand van zo'n uitzonderlijk formaat is erg boeiend. Zoals alle grote, waarlijk creatieve mensen in de kunst, mist Tati ieder spoor van wat zweemt naar kapsones. Hij kan heel goed luisteren en hij heeft, als hij aan het werk is, alle tijd.

Wat het praten en overleggen over de problemen van zo'n Franse versie zo aardig maakt, is de ongewone combinatie van eigenschappen die Tati in zich verenigt. Je zit tegenover een man met een uiterst helder, scherpzinnig oordeel en een enorme kennis van zijn métier, die toch nooit ophoudt een formidabele komiek te zijn. Zijn humor zie je steeds in zijn donkere, altijd observerende ogen, maar ook in de kleine, mimisch volmaakt gespeelde mannetjes die hij, in de loop van een ernstig betoog over de inhoud van de tekst, bij wijze van illustratie even voor je neerzet.

[pagina 49]
[p. 49]


illustratie

Als hij je het verschil tussen de Franse en de Engelse toon wil aangeven, verandert hij, achter zijn bureau, plotseling in een Londense hotelportier, die hij perfect persifleert. Even later gaat het gesprek over de vraag of, voor het spreken van het Franse commentaar, gebruik zal worden gemaakt van een in Parijs wonende journalist.

Iemand van ons zegt : ‘'t Is zo'n aardige vent.’

Opeens rijst Tati zeer langzaam overeind en verandert het vertrek in een bioscoopzaal. Hij bevindt zich in het middenpad en buigt zich diep over een imaginaire stoel op de derde rij om, wijzend naar het doek, te zeggen: ‘Madame, dit is heel slecht gedaan hoor, maar't is zo'n aardige vent.’

En hij stapt naar een volgende stoel, ten einde hetzelfde uit te leggen. Vervolgens gaat hij weer rechtop staan om - nu weer diep ernstig - te betogen, dat bij het kiezen van mensen de vraag of iemand aardig is nooit mag meespreken, omdat het publiek daar lak aan heeft en alleen kijkt naar wat de betrokkene presteert.

Met het publiek bedoelt hij het gróte publiek. En hij doet

[pagina 50]
[p. 50]

je, geaffaireerd paffend aan een denkbeeldig sigaretje, even een uitermate precieus jongmens voor, dat alles, maar dan ook álles weet van kunst, om, weer in zichzelf veranderd, vast te stellen: ‘Als ik films moest maken voor zulke lieden, maakte ik geen films.’

Hij wil gewone mensen, die betaald hebben om in het theater te komen (dat vindt hij zeer essentieel, want genodigden vormen geen publiek, zegt hij) treffen en amuseren.

‘Het verhaal is altijd moeilijk,’ zegt hij een beetje klaaglijk, ‘want hoe gaat het? Een man gaat een avondje naar de bioscoop om zich te ontspannen omdat zijn vader zo ziek is en dan krijgt hij een film te zien over een man, wiens vader zo ziek is. Dat deugt toch niet.’

Neen, een verhaal moet iets hebben van... en hij houdt zijn hoofd wat schuin en fluit even, als een vogeltje in het bos. Het moet ook teder zijn. En bij dat woordje knijpt hij de ogen half dicht en streelt even zacht met de hand over de eigen wang.

Opeens, midden in een gesprek over een beeld dat er misschien beter uit zou kunnen omdat de Fransen het toch niet zouden begrijpen, ontspant hij en vertelt met grote pretogen hoe hij laatst, in München, op een persconferentie door het behang ging, door op de vraag: ‘Hoe voelt u zich hier?’ te antwoorden: ‘Heel gelukkig, want ik ben zo blij dat ze in München nog niet helemaal klaar zijn met bouwen en dat is fijn, want als Duitsers klaar zijn in hun eigen land, willen ze altijd naar andere landen, om dáár van alles te gaan regelen, enne - nou ja, mochten jullie daar in de toekomst ooit weer aanvechtingen toe voelen, ga dan zonder wapens, naar Marseille bij voorbeeld, om er ook zulke mooie grote huizen te bouwen, dan zullen ze jullie met open armen ontvangen want ze zijn er daar zelf veel te lui voor.’

Het werd niet gewaardeerd.

‘Om films te maken moet je overal rondhangen waar mensen zijn,’ zegt Tati.

[pagina 51]
[p. 51]

Hij zwerft heel wat af en gaat veel naar de sport. Catch acht hij de hoogste vorm van aanstellerij. En hij doet even een met hem bevriende Franse acteur voor, die de vechters serieus les geeft in het trekken van smartelijke gezichten bij het incasseren van een vreselijke klap.

‘Póf. Nee, niet goed. De mond wat wijder open. Nóg eens.’

Ook Tati is van mening dat je de ware humor niet achter de schrijftafel kunt bedenken, maar moet plukken uit het dagelijks leven. Ter illustratie speelt hij ons een kleine scène voor die hij in Parijs meemaakte, tijdens een catchwedstrijd.

De held van de ring had zijn tegenstander zo'n enorme optater verkocht dat hij met zijn gezicht plat op de vloer viel. Vervolgens was hij hem op de rug gesprongen. Hij knelde 's mans paars aanlopend hoofd met kracht tussen zijn gespierde dijen. Op dat ogenblik riep een man uit de zaal: ‘Persen, Emile! 't Is een jongen!’

[pagina 52]
[p. 52]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken