Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Belegde broodjes

Het was in een broodjeswinkel.

Aan de toonbank stonden we, in een dubbele rij, zwijgend onze magen te vullen, toen dat groepje binnentrad.

Twee mannen, een vrouw en een kind.

De mannen gingen nors voorop - enorme gestalten, met de grote, eeltige jatten van de bouwvakken. De vrouw en het kind - een bleek jongetje van een jaar of acht - hadden dat gedweeë zwijgen ‘als vader praat’. En vader praatte inderdáád - tegen zijn makker, die hij kennelijk had meegenomen op deze vakantiedag, omdat hij zich met zijn dierbaren alléén stierlijk zou vervelen.

Aan een tafeltje namen ze met z'n vieren plaats.

Toen kwam de broodjesman in zijn witte jasje, om te vragen wat het wezen moest.

‘Geef mij maar een broodje tartaar,’ zei de vader. En zich tot zijn vriend wendend:

‘En jij?’

‘Lever.’

‘Mamma,’ begon het jongetje.

‘Bek hou'en,’ zei de vader.

Hij was er nog een met gezag en een harde hand - de láátste, vrees ik.

Het jongetje zag onmiddellijk van zijn vraag af, kneep zijn mond samen tot een dunne streep en ging naar zijn eigen knie zitten kijken. Een zoet ventje, om zo te zien. Maar geen ventje op vakantie. Dàt niet.

‘Moet jij ook wat?’ vroeg de man aan de vrouw.

‘Tartaar,’ antwoordde ze.

Hij keek even of hij de zaak overwoog en hechtte er toen zijn goedkeuring aan, met een korte knik.

‘En jij?’

Dat was tegen het jongetje.

Hij schrok er een beetje van en begon toen hulpeloos om zich heen te kijken. Want zo'n broodjeswinkel behelst zo weinig

[pagina 26]
[p. 26]

hemels voor een jongetje, dat op zo'n feestelijke dag droomt van ijsjes en van frietten.

‘Nou, schiet op,’ zei de vader.

‘Neem een balletje gehakt,’ adviseerde moeder zacht.

‘Nee.’

Want een balletje gehakt is gewoon voedsel, dat je thuis ook krijgt en geen traktatie, die bij de vakantie hoort.

‘Komt er nog wat van?’

‘Een broodje worst?’ vroeg de man met het witte jasje.

Het jongetje reageerde niet. Het zat radeloos te denken hoe hij deze, waarschijnlijk zelden in zijn leven voorkomende kans op iets lekkers zou benutten.

‘Dan krijg je niks,’ besliste de vader.

En zijn machtige hand maakte een definitief gebaar.

Terwijl het jongetje weer naar zijn eigen knie begon te kijken, werd de broodjesman actief. Het was geheel duidelijk dat hij op de tartaar van deze betonnen pa met liefde wat arsenicum zou strooien. Het jongetje bij de hand nemend, zei hij vriendelijk: ‘Loop jij nou maar eens met mij mee. Dan gaan we achter de toonbank kijken. Dan kun je zien wat we allemaal hebben. En dan kom je wel op een idee.’

Het ventje leefde zichtbaar op en ging mee. Toen hij even later terugkeerde droeg hij een schoteltje met een kroket. Dat was het. Hij begon er voorzichtig van te eten. De broodjesman keek met welgevallen op het resultaat van zijn geslaagde bemiddeling neer en vroeg speels:

‘En als je nou later groot bent, kom je dan bij mij in de zaak werken?’

Geen antwoord.

Maar hij lachte wel een beetje verlegen tegen die aardige meneer. ‘Of ga je later bij je vader werken?’ vervolgde deze.

Opeens ging het jongetje recht zitten. Zijn lach verdween en terwijl hij zijn vader met felle oogjes aankeek, zei hij:

‘Als ik groot ben, is hij allang dood.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken