Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Camouflage

Op zondagmorgen om een uur of twaalf trad eerst de bloemenman in zijn lange, grijze stofjas de kroeg binnen en zei schor: ‘'n Grote pils.’

De kastelein schonk in met meesterhand en vroeg:

‘Wèrk je vandaag?’

De ander ledigde het glas voor drie kwart, kreunde genotzuchtig en zei achteloos:

‘Nee.’

‘En je heb je stofjas aan.’

Nu maakte de man een onverschillig handgebaar.

‘Da's camouflage,’ zei hij. ‘Voor mijn vrouw. Anders mag ik niet weg.’

De kastelein liet het bij een korte, begrijpende knik.

Nu kwam een andere man binnen, die in een soortgelijke toestand verkeerde als de gecamoufleerde bloemist. Ook hij zei gebarsten: ‘'n Pils.’

Terwijl het glas werd getapt, stak hij de hand in zijn broekzak en bracht een paar dopjes van bierflessen te voorschijn, die hij op de bar legde.

‘Spáár je die?’ vroeg de kastelein, geringschattend.

‘Nee,’ antwoordde de man. ‘Maar je weet hoe het gaat. Op zaterdagavond mot je televisiekijken. Zo nu en dan wip ik even naar de keuken en pik een flesje bier. Maar ja, als ik die doppen laat liggen, dan ziet ze het, hè. Daarom steek ik ze maar in mijn zak.’

De kastelein telde.

‘Vier,’ zei hij. ‘Dan heb je 't nog mooi gehouden.’

De ander haalde zijn schouders op.

Alle kroegen in Nederland worden bevolkt door mannen, wier vrouwen jaar in jaar uit hardnekkig ageren tegen hun meest essentiële levensgewoonte. Omdat zo'n man, op ogenblikken van inkeer, telkens onbeheerste beloften doet en op het grijs canvas van zijn kater roekeloos een abstinente toekomst schildert, heeft

[pagina 30]
[p. 30]

de vrouw, als hij (uiteraard) zijn woord breekt, een weelde van citaten bij de hand, waaruit zij onder het motto ‘en je zei laatst nog’ kan putten om hem monddood te maken.

Ze heeft gelijk.

En hij heeft dorst.

De beste parodie op dit soort huwelijken zag ik jaren geleden eens samengevat in een getekend mopje. Een echtpaar ligt, tijdens noodweer in Zwitserland, half ingesneeuwd op een bergtop, een sint-Bernardshond is naderbij gekomen en de zieltogende man strekt een sidderende hand uit naar het cognacvaatje dat het dier, aan een riem, om de hals draagt. Dan zegt de vrouw:

‘George - en je hebt me zó beloofd...’

Ik heb een vent gekend die, met zijn (soortgelijke) vrouw, op de derde etage woonde, vlak tegenover een kroeg, waar ik veel kwam. Elke middag trad hij er binnen en stelde zich op een vaste plaats aan de tapkast op. Als hij dáár stond - zo wist hij - kon zijn vrouw hem uit het raam zien. De kastelein schonk dan twee borrels in een koffiekopje en zette dat voor hem neer. De man bracht het naar de lippen met een meesterlijk naturel. Eerst blies hij even, zoals men dat tegen hete koffie doet. Dan nam hij geen nip, maar een slok. Tijdens deze hele ceremonie was de blik uit den hoge op hem gericht. Hij wist dat ze beneden komen zou en de straat oversteken, als ze geen kopje, doch een kelkje voor hem zag staan en omdat haar monoloog dan luid en vernederend voor de mannelijke soort in het algemeen en hem in het bijzonder zou zijn, koos hij de kopjestruc. ‘De koffieboon’ werd hij genoemd, maar dat nam hij op de koop toe.

Nood breekt wet, maar maakt ook vindingrijk. Ik heb laatst, om een uur of zes in de middag, een man een kroeg zien binnen wapperen gekleed in een oliejas en gewapend met een leefnet, drie hengels en een stoeltje. Maar op zijn laarzen zat geen spat. Hij was zeer wazig en bestelde een oude klare.

‘Gevist?’ vroeg de kastelein.

De man keek hem omfloerst aan en antwoordde verbaasd:

‘Gevist? Ik? Waarom?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken