Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pinokkio in Afrika (ca. 1930-1940 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Pinokkio in Afrika
Afbeelding van Pinokkio in Afrika Toon afbeelding van titelpagina van Pinokkio in Afrika

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.41 MB)

Scans (60.91 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Cramer

Vertaler

Louise J. van Everdingen



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Italiaans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pinokkio in Afrika

(ca. 1930-1940 )–E. Cherubini–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

XXXVIII
Keizer Pinokkio is voor de eerste maal Voorzitter van het Hoog Gerechtshof en verbaast alle aanwezigen door de gevatheid van zijn uitspraken.

* * *

 

Het gezag van Keizer Pinokkio nam snel bij al zijn ministers toe. Zijn moed in den strijd van man tegen man met het nijlpaard was met groot succes bekroond. Hij was toch waarlijk de voor hen bestemde heerscher. De profeten en de wijzen van het rijk hadden zich in hun voorspellingen niet vergist.

Het was dan ook om die reden, dat de Groote Raad hem reeds rijp oordeelde om voorzitter te zijn van het Hoog Gerechtshof, dat dien dag zitting zou houden om uitspraak te doen in allerlei processen, die nog niet berecht hadden kunnen worden om de kroningsfeesten.

Den volgenden morgen begaf de Eerste Ceremoniemeester zich dus naar het vorstelijk paleis en verzocht Zijne Majesteit met aandrang, zich wel te willen verwaardigen zijn licht te laten schijnen bij de behandeling der verschillende processen en over de uitspraken, die dien dag vallen zouden.

Pinokkio's eerste gedachte was zich van zijn gewone krijgslist te bedienen, dat wil zeggen zich te doen vervangen door zijn vriend Mharameho, maar daarop bedacht hij, dat het een te ernstige zaak betrof en dat zijn tegenwoordigheid beslist noodzakelijk was.

Hij hulde zich een minuut of wat in een plechtig stilzwijgen en daarop liet hij zich in zijn gelegenheids-kleeding steken en beval luid:

[pagina 144]
[p. 144]

‘Mijn hoogwaardigheidsbekleeders! Mijn Kamerheer! De rechters met hun toga's aan! Mijn soldaten van de wacht!’

Onmiddellijk traden al de genoemde personen naar voren. Zij bogen zóó diep, dat ze de aarde voor de voeten van Zijne Majesteit den Keizer hadden kunnen kussen, en na een goed half uur van plichtplegingen en kniebuigingen stelde het Groote Hof zich in beweging, gevolgd door de lijfwacht.

In het midden, onder een groot baldakijn van struisveeren, omhooggehouden door een pracht van een jongeman zoo zwart als roet, schreed Pinokkio I, Keizer en Koning van alle Afrikaansche vorsten majestueus voort, gekleed in een wijden geel en rooden mantel, die letterlijk bezaaid was met kostbare steenen, dat wil zeggen met roode, blauwe en oranje stukjes van drinkglazen, zoutvaatjes, kandelabers en flesschen, waarbij schitterende keisteentjes en andere kostbare kleinodiën gevoegd

illustratie

waren, die met veel inspanning uit de rijke mijnen van zijn onmetelijke en welvarende staten bijeen verzameld waren.

De rechtszitting werd in de open lucht gehouden, wat Pinokkio buitengewoon beviel, want het was een gloeiend heete dag, zooals trouwens alle dagen onder dezen hemel. De menschen stroomden samen: ze klommen naar boven uit de helwitte dalen, ze daalden af van de donkergroene bergen, kortom ze kwamen van alle kanten bijeen.

Toen het vor-

[pagina 145]
[p. 145]

stelijk hof naderde bogen allen ter aarde met hun hoofd tusschen hun handen, en niemand stond op, voordat het Gerechtshof zich gemakkelijk neergevleid had op den kalen bodem en de trompetten dit met blij geschal verkondigden.

Op een teeken van Keizer Pinokkio beval de Grootkanselier, dat de eerste zaak voorgelegd zou worden.

En ziet! Dadelijk verschijnen twee kerels, wier hoofd, behalve mond en oogen geheel bedekt is door een grooten doek van een stof zoo slecht en smerig, dat het niet uit te maken is hoe ze er nieuw zou uitgezien hebben. Na een twintigtal buigingen voor Zijne Keizerlijke Hoogheid en het verzamelde hof, en na evenveel keer den grond met de punt van hun neus te hebben aangeraakt, kijken ze naar alle zijden van den hemel, waarbij ze hun mond zóó vertrekken, dat een masker van een fontein het hen niet verbetert. Eindelijk staan ze stil en wachten stokstijf op wat er gebeuren gaat.

De Eerste Kamerheer geeft Pinokkio een teeken, maar deze begrijpt heelemaal niet wat deze hooge functionaris van hem wil. Medelijdend glimlachend om Zijner Majesteits onwetendheid veroorlooft de Kamerheer zich de keizerlijke ooren te naderen om er iets in te fluisteren. Nu begrijpt Pinokkio het op slag en, zich naar een van die havelooze kerels omwendend, vraagt hij vriendelijk:

‘Wat voert u voor Zijne Majesteit den Keizer?’

De ondervraagde wringt zich in allerlei bochten, alsof hij zoo juist een half ons Engelsch zout heeft geslikt; dan neemt hij beide handen vol zand, strooit dit over zijn hoofd, slaat met zijn vuisten op zijn buik en opent eindelijk zijn mond om te zeggen:

‘Er was eens......’

‘Een koning!’ denkt Pinokkio. ‘Is die kerel van plan ons een verhaaltje op te disschen? Ik zou het anders niet naar vinden daarnaar te luisteren. Wie weet hoe aardig zoo'n Afrikaansche vertelling is......!’ En hij zette zich tot luisteren.

‘Er was eens een oude man...... een knappe oude man, heel wat zwarter dan ik, die veel zonen had, waarvan ik er een ben. Om welke reden, daar deze oude man mijn papa was......’

‘Hij was immers zijn zoon! Die redeneering klopt als een

[pagina 146]
[p. 146]

bus!’ dacht de marionet bij zichzelf, maar knipte zelfs niet met zijn oogen, waardoor hij toonde steeds meer aandacht aan de zaak te schenken, wat allen buitengewoon beviel.

‘......om welke reden, daar deze oude man mijn vader was, hij me uitstuurde om de familie-schapen te hoeden. Op zekeren dag, liever gezegd avond, bevond ik mij aan den oever van de rivier om mijn kudde te laten drinken en daar bemerk ik, dat er - hoe ik ook tel - een schaap te weinig is. Dat bedroeft me zeer en daar ik niet naar huis wou gaan zonder dat eene schaap, ga ik angstig overal zoeken, maar vergeefs: het lieve dier is niet te vinden. Met een hart zwaar van droefheid stond ik op den top van een heuvel te schreien toen ik, opkijkend, achter een dicht met riet begroeide plek dien mooien meneer daar heel op zijn gemak op een steen zie zitten met een schaap tusschen zijn knieën. Ik hol er heen en roep hem toe: “Waarom hebt ge mijn schaap gestolen?” Hij zwijgt. Luider herhaal ik: “Waarom hebt ge mijn schaap gestolen?” Ik had net zoo goed tegen een muur kunnen spreken. Verblind van woede kom ik naderbij met het plan mijn stok op zijn hoofd stuk te slaan, toen dit heerschap opstaat en zoo snel als de wind wegholt. Ik gun me den tijd niet hem na te rennen, maar loop op het schaap toe, omhels het en licht het heel gemakkelijk op; wat zeg ik, te gemakkelijk en toen bemerk ik (en ik ril van afgrijzen bij het vertellen) dat ik alleen maar de vacht in mijn hand heb, die zoo netjes is neergelegd, dat het precies een levend schaap gelijkt...... De roover had niets anders overgelaten, zelfs de beenderen niet......!’

Toen het verhaal uit was, barstte de arme herder zoo hevig in schreien uit, dat het zelfs een steen zou vermurwen. En onder het snikken door zei hij met een stem als een gebarsten trompet: ‘Mijn schaapje! Mijn schaapje! Nooit zal ik het lieve dier weerzien. Het was zoo aardig. Waar zou het nu zijn?’

Pinokkio was door het vertoon van diep medelijden en groote droefheid van dien man tot in zijn ziel getroffen en reeds opende hij den mond om wie weet wat voor zwaar vonnis te vellen over dien dief, die stil en onaandoenlijk als een standbeeld erbij stond. Maar hij had een te groote achting voor het recht, dat gebiedt ook te luisteren naar de verdediging van den-

[pagina 147]
[p. 147]

gene, wiens schuld bewezen is, om hem niet met een donker gezicht een teeken te geven, dat hij spreken mocht.

Bij die keizerlijke uitnoodiging schrikte de man op alsof hij uit een diepen slaap werd gewekt, keek wezenloos om zich heen en zei daarna met een plechtige, langzame stem: ‘De zon schijnt...’

En aangezien de schelm bleef doorpraten over sterrenhemels, blauwe zeeën en dergelijke, riep de marionet, die zijn geduld verloor, hem toe:

‘Om kort te gaan, hebt gij dat schaap gestolen en gevild, of niet?’

‘Majesteit,’ antwoordde de man doodkalm, ‘dat heb ik zeer zeker......! Maar vraagt U eens aan dien mooien meneer, wie mij den vorigen dag in mijn kuit had gebeten?!’

En met een onverschilligheid, alsof hij er geen grein pijn aan had, wees hij op zijn linkerbeen, waaraan een leelijke wond te zien was.

‘Majesteit, ik had zoo'n honger!’ kermde toen de herder; ‘ik had honger, en daarom beet ik hem puur bij vergissing in zijn kuit.’

‘Mooie vergissing,’ dacht Pinokkio trillend van boosheid, ‘maar wat zijn dat hier voor menschen, en in wat voor land ben ik hier terecht gekomen? Wat een geluk, dat ik van hout ben!’

Ondertusschen hadden de twee twistenden hun hoofd gebogen en wachtten nederig op hun vonnis, maar Pinokkio was te veel van streek om een woord te kunnen zeggen.

De Eerste Kamerheer kwam hem te hulp, stootte hem tegen zijn elleboog en fluisterde hem iets in het oor.

‘Zegt U het maar,’ zei de marionet beleefd. ‘Zegt U het maar, al wat U doet, is welgedaan.’

De Eerste Kamerheer, verrukt om het vertrouwen, dat Zijne Majesteit in hem had, wendde zich met een gezicht zoo zwart als de nacht tot de twee boosdoeners en zei plechtig:

‘Een schaap te weinig of een wond in de kuit, dat is geen van beide onoverkomelijk; daarom zult ge ditmaal allebei opgehangen worden, maar een volgenden keer......’

En hij beval het tweetal te boeien en weg te leiden.

Pinokkio keek den Kamerheer diep verbaasd aan en vroeg

[pagina 148]
[p. 148]

zich af, wat voor straf hij op die beide booswichten zou kunnen laten toepassen, als ze eenmaal opgehangen waren; maar hij had geen tijd zich in deze gedachte te verdiepen.

De rechtzaken volgden elkaar met een schrikbarende snelheid op en iederen keer, dat er een vonnis moest worden gewezen, zei de marionet onveranderlijk tegen zijn Kamerheer: ‘Och, zegt U het maar. Al wat U doet is wel gedaan.’

En die uitstekende ambtenaar vervulde zijn taak zóó goed, dat op dien dag vijfhonderd jaar gevangenisstraf toegewezen werden, tweehonderd jaar dwangarbeid, duizend zweepslagen en verscheidene doodvonnissen.

Aan de gerechtigheid was voldaan, en Keizer Pinokkio werd plechtig naar het vorstelijk paleis teruggeleid en toegejuicht als de zachtmoedigste, wijste en rechtvaardigste aller vorsten, zoowel van het verleden als van het heden en de toekomst.

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken