Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pinokkio in Afrika (ca. 1930-1940 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Pinokkio in Afrika
Afbeelding van Pinokkio in Afrika Toon afbeelding van titelpagina van Pinokkio in Afrika

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.41 MB)

Scans (60.91 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Cramer

Vertaler

Louise J. van Everdingen



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Italiaans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pinokkio in Afrika

(ca. 1930-1940 )–E. Cherubini–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 149]
[p. 149]

XXXIX
Keizer Pinokkio bepaalt, dat hij een groote reis door zijn staten gaat maken; maar eenmaal onderweg komt hij er achter, dat zijn ministers hem willen dooden, en daarom gaat hij op de vlucht.

* * *

 

Opdat al zijn onderdanen tenminste eenmaal zouden kunnen genieten van den aanblik van hun nieuwen soeverein - die, zooals de waarzeggers en de geleerden voorspeld hadden, door den hemel gezonden en door den krokodil uitgespuwd was - besloot Pinokkio I, dat alle steden en dorpen van zijn uitgebreide rijk door hem bezocht zouden worden, opdat hij ter plaatse de behoeften der bevolking kon leeren kennen, haar klachten aanhooren en er zoo snel mogelijk in voorzien.

Het was dus om kort te gaan niets meer of minder dan een politieke reis en het plan ervoor werd drie maanden lang door den ministerraad van alle kanten bezien en voorbereid.

Met de toebereidselen werd belast een commissie, bestaande uit den Eersten Ceremoniemeester, den Eersten Kamerheer, den Minister van Oorlog en tien attaché's van buitenlandsche gezantschappen. Er werden telegrammen gezonden aan alle rijkscommissarissen, die op hun beurt de ontvangst moesten voorbereiden, deputaties benoemen, orders geven voor het schoonmaken van pleinen, straten en huizen, en op alle mogelijke wijzen hun beste beentje moesten voorzetten.

Zonder ophouden werd er gewerkt, waarvan echter den

[pagina 150]
[p. 150]

Keizer niet het geringste ter oore kwam, daar hij het zoo druk had met vliegen van zijn neus jagen, krekels, vogels en aapjes nazitten en aan zijn pages, vooral aan zijn vertrouweling Mharameho, uitleggen wat een vervelende bezigheid leeren is, en hoe heerlijk nietsdoen. Soms sprak hij van vroegere tijden en vertelde met tallooze bijzonderheden van de avonturen uit zijn jeugd, en bovenal, hoe hij in zee had moeten worstelen tegen de woedende golven en tegen vreeselijke zeemonsters, toen hij zijn vader van een wissen dood had willen redden. Vol geestdrift beschreef hij ook zijn lieve Fee, dat aardige mooie meisje met de Blauwe Haren, en met zijn hand op zijn hart zwoer hij bij zijn woord van keizer en koning, dat hij haar en zijn vader samen naar Afrika zou laten komen.

Steeds meer in vuur gerakend bij die gedachte beschreef hij levendig het feest, dat op den dag van aankomst van die twee geliefde menschen gevierd zou worden, en het nog grootscher feest op den kroningsdag van zijn Fee, omdat hij reeds bij zichzelf had uitgemaakt, dat zij koningin van een zijner staten zou worden: ze zou een koningin zijn zoo mooi en bevallig, als niemand in Afrika ooit had gezien.

Mharameho ging geheel op in de vreugde van zijn Keizer, maar iederen keer, dat hij zijn vorst over die mooie luchtkasteelen hoorde praten en over zijn prachtige toekomstplannen, trok er een waas van droefheid over zijn gezicht.

Die arme jongen had al zoo heel veel meegemaakt, en geloofde niet meer, dat de toestanden op deze wereld van langen duur kunnen zijn.

Uit enkele aanduidingen had hij begrepen, dat zijn Keizer een of ander ernstig gevaar liep, maar daarvan durfde hij hem niets zeggen om zijn benijdbaar gelukkige stemming niet te verstoren. Inderdaad was zijn lot al beslist.

De voorbereidselen voor het vertrek waren gereed en op zekeren zonnigen dag, onder geweldig tromgeroffel en trompetgeschal, vertrok Pinokkio I, Keizer en Koning van alle Afrikaansche vorsten, gemakkelijk uitgestrekt op een keurigen draagstoel van takken, die op de schouders rustten van vier

[pagina 151]
[p. 151]

stevige chocoladekleurige jonge mannen, terwijl alle rijkshoogwaardigheidsbekleeders het gevolg uitmaakten.

Men reisde den ganschen dag door, terwijl die allergelukkigste keizer voortdurend werd toegejuicht.

Vooral de mama's toonden haar bizondere geestdrift voor den vorst die beloofd had, het gevaar van den leerplicht verre te houden en ze uitten haar dankbaarheid met allerlei vriendelijke woorden, waarvan er vele de keizerlijke ooren bereikten.

‘Wat is dat houten hoofd lief!’ zeiden er enkele; ‘zie je, dàt is nog eens een koning, die tegen een stootje kan! Wat kan hij goed springen!...... 't Lijkt wel een marionet!’ Dit soort gezegden vleiden Pinokkio's eigenliefde zeer.



illustratie

's Avonds werden de tenten opgeslagen en in de grootste bood Pinokkio I aan al zijn ministers een weidsch avondmaal aan. Het was een souper dat er wezen mocht, en dat tot laat in den nacht duurde bij het licht van groote vuren, aangestoken om het hof te vrijwaren voor de aanvallen van de wilde dieren, wier oorverdoovend gebrul zich voortdurend deed hooren, maar ook tegen de koude, die zich hier sterk deed voelen.

Ten laatste namen de ministers afscheid en Pinokkio begon, in de tent alleen gebleven, op en neer te loopen, met zijn handen op zijn rug en gebogen hoofd, net zooals hij het op een plaatje in zijn schooltijd van Napoleon I gezien had. Hij dacht na over zijn verblijf in Afrika en over de allervreemdste dingen, die

[pagina 152]
[p. 152]

hem in dien korten tijd waren overkomen. Hij dacht ook aan de schatten, die hij nog steeds niet had gevonden, maar die hij in overvloed hoopte te bemachtigen gedurende deze buitengewone reis. En al deze dingen overdenkend kwam hij toevallig in de buurt van de opening der tent, waardoor hij bij het zwakke licht der halfgedoofde vuren een groep menschen op verdachte manier met elkaar zag praten.

Met ingehouden adem, steeds dichterbij komend, ving hij de volgende allergenoeglijkste samenspraak op:

‘Als de dingen naar ik hoop goed gaan, zal hij heel wat geschenken krijgen,’ zei de Eerste Kamerheer. ‘'tValt niet te ontkennen, hij is sympathiek, en ook ik ben er zeker van, dat onze trouwe bondgenooten zullen wedijveren wie hem de meeste cadeaux geeft!’ voegde de Eerste Ceremoniemeester er aan toe.

‘Daarom moet ik ook tot geduld aanmanen. Is dit bezoek afgeloopen, dan......’

‘Dan zullen we wel zien het met elkaar eens te worden over de verdeeling,’ zei de Eerste Kamerheer met een nog meer gedempte stem dan eerst.

Daarna was het even doodstil, welke stilte alleen nu en dan door het gebrul van den een of anderen leeuw, die in die buurt rondzwierf, werd verstoord, maar vervolgens zei de Eerste Kamerheer tusschen twee trekken aan zijn pijp door:

‘Wat hem betreft, we zullen ons op de meest afdoende wijze van hem bevrijden.’

‘Als hij niet van hout was,’ ging hij even later voort, ‘konden we hem braden, maar......’

Meer kon Pinokkio niet afluisteren, want de Eerste Ceremoniemeester was opgestaan om het vuur aan te wakkeren door er groote takken op te gooien.

De vlammen knetterden en verspreidden hun warmte en licht tot in de tent, maar Pinokkio had het bij het aanhooren van die gesprekken eerst erg koud gekregen aan zijn rechterbeen, daarna aan zijn linker en toen over zijn geheele lichaam.

‘Wacht maar, schelmen, dat ge zijt!’ wilde hij roepen, maar daartoe miste hij toch den moed.

[pagina 153]
[p. 153]

De gedachte, dat ze hem wilden braden, herinnerde hem aan het gevaar, dat hij in het marionettentheater van Vuureter had geloopen en zoo kwam het dat hij zich voelde, alsof zijn keel werd dichtgesnoerd.

Tegen het aanbreken van den morgen verspreidde zich als een loopend vuurtje een verwonderlijk nieuwtje onder alle leden van het reusachtig gevolg van den keizer...... De keizer was verdwenen zonder eenig spoor na te laten!!!

Het werd een onbeschrijflijk rumoer, het regende van alle kanten verdachtmakingen en beschuldigingen tegen het ministerie. En na de beschuldigingen begonnen er klappen te vallen, gevolgd door vuistslagen, totdat er tenslotte tusschen diegenen, die partij trokken vóór den verdwenen keizer en de aanhangers der regeering een gevecht ontstond, dat ter eere van de waarheid en de gerechtigheid eindigde met de volledige nederlaag van de ministers, die overhaast op de vlucht sloegen.

Onder degenen, die het hardst wegholden was de Eerste Kamerheer, die behalve een stelletje beenen, dat een haas hem zou kunnen benijden, een allerfijnsten reuk had, die hem in staat stelde elk dier op het spoor te komen, laat staan een marionet.

Na drie uur van een vreeselijke holpartij, waarbij zich allerlei moeilijkheden voordeden, ontdekte de Eerste Kamerheer bij het licht van de opgaande zon zijn keizer, voortrennende, op de hielen nagezeten door een troep wilde dieren, die hem voor een lekker hapje hielden en daarom achter hem aan galoppeerden om hem te verslinden.

Doch dat edele heerschap wist, dat wilde dieren elke soort van prooi in den steek laten, als de zon opkomt, en daarom volgde hij dien belangrijken wedren met veel belangstelling zonder zich al te veel te vermoeien.

Pinokkio, die veel ervaring van zulke spelletjes had, gebruikte allerlei listen, nu eens rechtuit hollende, dan weer onverwachts stilstaande, zoodat zijn vervolgers hem voorbij renden, met een handigheid en een geslepenheid, die alleen maar voor een marionet zijn weggelegd.

[pagina 154]
[p. 154]

Toen de zon triomfantelijk de in de vlakte heerschende duisternis overwon, en hierdoor die vreeselijke wilde dieren verjoeg, wierp de arme keizer zich voorover op den grond om eens even op adem te komen, doch een gehuil, dat wel tien maal zoo verschrikkelijk was als dat van de wilde dieren, joeg hem een rilling door de leden en deed hem opspringen om zijn vlucht voort te zetten. Helaas vergeefs!

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken