Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn (1561)

Informatie terzijde

Titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
Afbeelding van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int LatijnToon afbeelding van titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

D.V. Coornhert



Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

(1561)–Marcus Tullius Cicero–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vander miltheyt, het ander deel van rechtuaerdicheyt.
Het xvii. Capit.

Voort staet my nv te segghen, so tvoorghenomen was, vander weldaet ende miltheyt: de alder edelste ende bequaemste duechden voor de menschelijcke natuere. Maer si behoeuen groote ende seer scherpe hoede. Ga naar margenoot+ Daeromme moetmen eerst wel gade slaen, oft de miltheydt niemandt hinderen en mach, iae oock den ghenen niet, dien si ghedaen wert. Ten tweeden, dat de miltheydt niet grooter en sy dan tvermoghen: ten derden moetmer op letten dat yeghelijck nae zijn waerde ghegeuen werde. Vvant dit is den gront deser gerechticheyt, daerment al nae stieren moet. Aenghemerckt die luyden, die een ander

[Folio 17v]
[fol. 17v]

(dien si willen schijnen dienst te doen) yet tot sinen schade te gheualle doen, gheen weldaders noch milden, maer schadelijcke pluymstrijckers gheoordeelt werden: soo zijn ooc die den eenen beschadicht om teghens d'ander milt te wesen, euen soo onrechtuaerdich, als oft si eens anders goet tot haren profijte trocken. Sulcke vintmen seker veel, die wt begeerte van fame ende eere d'een benemen, datse dander gheuen. Dese hopen milt gheacht te werden tegen haer vrienden, indien si die (God gheef met wat middel het sy) rijc ende machtich maken: dit is soo verre vant rechte behoren ende officium, datter geen dinck meer contrarie ende tegen is. Hieromme moetmen acht slaen dat wy sulcke miltheyt ghebruycken, die den vrienden profitelijck sy ende niemant schadelijck. Aldus en mach tgheuen van Sylla noch van Caesar (die tghelt vanden rechtuaerdigen heeren namen, ende gauen dat vreemden) gheen miltheyt gheacht werden: want wat onrechtuaerdich is, en mach niet liberael zijn. D'ander sake, die goet opsicht behoeft, is dat de miltheyt niet grooter en behoort te vvesen dan tvermoghen: soo dat die milder zijn willen dan tgoetgen lijden mach, misdoen alder eerst daerinne, datse teghens hun naesten ongerechtich zijn: want si de

[Folio 18r]
[fol. 18r]

goeden, daer mede si huer vrienden behoren te onderhouden ende hun behoorden achter te laten, den vreemden geuen. Sulcke miltheydt is meest verselt met een begheerte om een ander tzijn te berouen oft te ghecrijghen met onrecht: op dat si ghenoech souden hebben om wech te schencken. Men sieter oock vele die niet soo seer milt en zijn van naturen, als si vvel van glorie gheloct werden om door veel weldaden milt vernaemt te werden: vvelcke meer wt een eerghierighe roem, dan wt goede wille spruyten: ende sulckdanighe veynsinghe heeft meer gemeenschaps met loghen ende lichtuaerdicheydt, dan met miltheyt oft eerbaerheyt. Het derde onderscheydt was, datmen int vveldoen de waerdicheyt vanden ontfanger aenmercken sal: wiens zeden men behoort te doorsien, oock mede op zijn ionste tot onswaert, op zijn ghemeenschap, gheselschap, ende ommeganck met ons, oock op zijn diensten die hy voormaels ons ende t'onsen oorbaer gedaen heeft: alle welcke dinghen, indien si in eenen mensche ouer een comen mochten, ware wel te wenschen: oft neen, soo behooren de meeste saken ende de treffelijcxste oock meest te ontfanghen.

margenoot+
Hoemen behoort te geuen, hoe vele ende wien.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken