Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn (1561)

Informatie terzijde

Titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
Afbeelding van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int LatijnToon afbeelding van titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

D.V. Coornhert



Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

(1561)–Marcus Tullius Cicero–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat sterckheyt oft vroomheyt haer name verliest, als si d'eerbaerheyt verlaet.
Het xxv. Capit.

Nochtans soo wert dese grootmoedicheyt, die haer in sorchlijcke saken ende swaren arbeyt openbaert, dan ooc sonde oft onduecht: als si rechtuaerdicheyt derft, ende niet voor tghemeen oorbaer, maer om eyghen bate, strijdet. Vvant dat en betaemt niet alleen de duechde niet: maer is een maniere van onmenschelijcheyt. Daeromme beschrijuen de Stociens de sterckheydt te recht ende wel, seggende dat het een duecht is die daer strijdt voor de rechtuaerdicheyt. Om dies willen heeft noyt man de gloriose name van vroomheyt verworuen: diens prijs door argelist ende lagen vercregen was. Vvant wat onrecht is, mach geensins eerlijc zijn. Aldus heeft Plato vvijslijc geleert daer hy seyt, dat de vvetenschap, die verscheyden is vande gherechticheyt, niet alleen veel meer een schalcheyt te noemen is, dan een vvijsheydt, maer dat oock een hert meer vermetel is te noemen dan vroom, tvvelc door zijn eygen begeerten

[Folio 25r]
[fol. 25r]

(ende niet doort ghemeen vveluaert gheport zijnde) bereydt is om sorchlijcke oft periculoose saken te bestaen. Ga naar margenoot+De vroome mannen dan, behooren oock grootmoedich, goet, eenuuldich, des werheits vrienden, ende geensins bedrieghers te vvesen: alle welcke dingen wt de coninclike middelwech der duechden voortcomen. Maer tis hatelijck, dat hartneckicheyt ende onmatighe begheerte tot de regeringhe oft hoocheyt soo lichtelijck gheboren vverdt in dees grootmoedighe herten: ende soo Plato seyt, dat alle de zeeden van de Lacedemoniers ontsteken vvaren metter begheerten van victorien: soo vvil ooc elck, die door zijn grootmoedicheydt anderen wat te bouen gaet, de meeste ende Prince bouen de anderen alleen zijn. Ga naar margenoot+Vvant het swaer valt, in tbegeeren van elcx te bouen te gaen, de ghelijcheyt ende rechte billicheyt te onderhouden: het welcke den eyghentlijcxsten aert ende nature is vande rechtuaerdicheyt. Alsoo en laet haer sulcke begheerte totter regeringe, noch door goede vermaninghen, noch door wetten, noch door burgerlijcke seden vant voornemen brenghen: maer blijuen milde geuers, ende oproerich, om groote rijcdommen te vercrijghen: ende zijn alsoo lieuer door ghewelt de meeste, dan in rechtuaer-

[Folio 25v]
[fol. 25v]

dicheyt anderen ghelijck. Maer hoe een sake swaerder valt, hoe datse edelder is. Aldus en isser geen tijt, datmen niet en behoort rechtuaerdich te zijn. Ga naar margenoot+Hieromme zijnse vroom ende grootmoedich te achten, niet die anderen onrecht doen, maer die het onrecht weeren. Maer oprechte ende verstandige grootmoedicheit oordelt, dat eerbaerheyt (die de nature meest volcht) bestaet in edele daden, ende niet inde glorie: ende heeft lieuer een Prince te wesen, dan te schijnen. Alsoo en is hy niet onder de heerlijcke mannen te rekenen, die tverdoolde oordeel van d'onuerstandige ghemeente yet achtet: want sulckdanighen groothertigen oft eerghierigen mensche seer lichtelijck tot onrechtuaerdige saken beweecht mach werden. Ga naar margenoot+Men vinter oock nauwelijcx een, die door zijn gheleden arbeyt ende periculen, die ydel glorie niet en begheert alst loon zijnre daden: want desen vvech met allen gladt ende slipperich is.

margenoot+
VVat den vromen mannen betaemt.
margenoot+
Heerscappije ghedoocht ongaerne een gheselle.
margenoot+
Die onrecht weert ende keer, is grootmoedich ende vroom te achten.
margenoot+
D'eerghierige wech is slipperich.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken