Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn (1561)

Informatie terzijde

Titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
Afbeelding van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int LatijnToon afbeelding van titelpagina van Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

D.V. Coornhert



Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn

(1561)–Marcus Tullius Cicero–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat de eere de baet behoort te ouerweghen in coopmanschappe ende in alle handelinghen.
Het vii. Capit.

Maer tgheualt dick (so ick voorgeseyt hebbe) datter saken comen, in welcke als de profijte tegen de eere schijnt te vechten, wel moet gheaenmerct zijn, oft sy ooc gantselijc daer teghen strijdet: dan oft sy wel metter eeren mach gheuoecht werden: van sulcker aert zijn dees twijfelen. Oft ghebuerde (om by ghelijckenisse te

[Folio 116r]
[fol. 116r]

segghen) dat een oprecht man van Alexandrien geuaren zijnde met veel coren aengecomen waer tot Rhodis, daer seer grote hongher, dierte ende ghebreck van coren waer: ende dese man wel wiste datter noch veel ander coopluyden van Alexandrien gheuaren waren met geladen schepen vol corens die ooc na Rhodis quamen behoorde dees coopman die van Rhodis alsulcx te kennen te geuen? oft mach hy dit verswijghende zijn coren wel ten alder diersten vercopen? ick stelle hier een wijs ende goet man, ende ondersoecke van zijn beraet in sulcken gheualle: die welcke (indien hijt verberghen oft swijghen oneerlick achte) die van Rhodis alsulcx niet verbergen en soude: maer hy twijfelt oft oneerlijc is dan niet. In alsulcdanighe saken placht Diogenes van Babilonien (die een treffentlijc ende ernstlijck Stoicus was) anders te gheuoelen, dan zijn ionger Antipater die seer scerpsinnich was. Antipater hielt datmens altemael behoort te segghen, soo dat den cooper met allen niet verborgen en soude wesen, van tgeen dat die vercoper wiste. Diogenes seyde dat de vercoper wel ghehouden was (soo veel nae beschreuen rechten gheboden is) de gebreken in zijn waren te verclaren: maer dat hy voorts sonder bedroch moste handelen, ende (om dat hi ver-

[Folio 116v]
[fol. 116v]

copen wil) gaerne so dier, als hy mach, vercopen soude. Ick hebt goet hier geuoert, ter merct ghestelt, en vercope tmijne: niet hoogher, iae moghelijck minder dan dandere doen sullen, alsser meer goets ghecomen sal zijn, wie gheschieter onghelijc? de redene van Antipater seyt daer weder teghen. Wat segdy? aenghesien ghy de menschen behoort te helpen ende de menschelike ghemeenschap te dienen, ende ghemerct ghy ooc ondersulcken wet gheboren zijt, ooc sulcke beghinselen uwer naturen hebt (die ghy altijt schuldich zijt ghehoorsaem te zijn ende te volgen) dat v weluaert ooc het gemeen weluaert is, ende also wederomme het ghemeen weluaer oock v weluaert is, sult ghy dan den menschen het profijt ende den oorbaer die haer voorhanden is noch verberghen ofte helen? Diogenes sal mogelic hier tegens weder antwoorden, daer is onderscheyt tusschen heelen ende tusschen swijghen, noch ick en verberghe v nv niet met allen, al en verclare ick v niet wat der goden nature is, wat het hoochste eynde is van alle goeden: hoe wel de kennisse deser dingen v meer baten souden, dan profijt vant coorne: maer ten is my niet van node al te seggen dat v wel nut ware om hooren. Tis doch van noode sal dander seggen, indien ghy anders verstaet datter van naturen een

[Folio 117r]
[fol. 117r]

tsamen gheknoopte ghemeenschap is tusschen alle menschen. Dat weet ic wel (seyt Diogenes) maer is de ghemeenschap sodanich datter niemant yet eyghens heeft? is dit soo, soo en machmen oock niet vercopen, maer men moet dat al om niet geuen. Hier en siedy in alle dese disputatie niet segghen aldus: alhoe wel dat oneerlick is, soo wil icx nochtans doen om dattet my profijtich is: maer dattet alsoo nutste ghedaen ware, want het oock gheen schande en is: aen dander zijde seytmens onghedaen behoren te blijuen om dattet scande is. Item daer vercoopt een goet man zijn huys om eenderhande ghebreken die hem bekent, anderen onbekent zijn. Het huys is pestilentioos ende werdt voor een gesonde wooninghe aenghesien: men weet niet datter in alle cameren serpenten zijn, dattet huys van cranck stof ghebouwen is, ende dattet haest vervallen sal: niemant en weet ditte, dan alleen de meester vanden huyse. Indien dan de vercoper den cooper sulcx versweghen heeft, ende alsoo zijn huys dierder vercochte dan hijt anders gewaent soude hebben te vercopen, soo vraghe ick, heeft hy sulcx rechtelijck oft oneerlijck ghedaen? Antipater sal seggen dat hy oneerlic doet: want wat is anders een verdoolde den wech niet te wijsen (twelck by die van Athenen

[Folio 117v]
[fol. 117v]

op sware veruloeckingen geboden was te doen) indien dit sulcx niet en is, dat de coper doolt ende door groot bedroch in scade valt? ia het is al veel arger dan yemant den wech niet te wijsen: want dit is ooc willens ende wetens een ander te verleyden. Hier tegen seyt Diogenes, heeft hy v gedwongen te copen, die v daer niet eens tot vermaent en heeft? hi heeft te cope gestelt tgeen dat hem mishaechde: ghy hebt dat v behaechde gecocht. Indien de gene die een goede ende welghebouwen hofstede te cope stelt, noch niet geacht en wert yemant bedrogen te hebben, al waert al sake datse niet goet noch welgebouwen beuonden en werdt: hoe vele te min die zijn huis niet gepresen en heeft? daer des coopers oordeel is, hoe mach daer des vercopers bedroch wesen? maer behoeftmen niet alle te leueren datmen geseyt heeft, salmen meyndy dan leueren datmen niet geseyt en heeft? wat macher doch sotters zijn, dan dat een vercoper tgebrec van zijn ware vertellen soude? wat isser doch onbetamelikers dan dat de wtroeper door smeesters beuelen aldus soude roepen: ick veyle hier een pestilentioes huys? also wert de eerbaerheyt in sommige twijfelachtighe saken aen d'een zijde verantwoort: van d'ander zijde wert wederomme vande profijt geseyt, dattet niet alleen eerlic

[Folio 118r]
[fol. 118r]

is te doen het ghene dat nut schijnt, maer dattet ooc schande is sulcx niet te doen. Dit is dan de twijfele die van de nutte saken teghen de eerlijcke dick plach te vallen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken