Indiaanse vertellingen
Verzameld en naverteld
door A.C. Cirino.
Er wonen in Suriname Indiaanse volksgroepen, die voornamelijk naar hun taal worden onderscheiden. Tot de meer of minder modern ontwikkelden behoren de Karaiben en Arowakken. Zij wonen in Paramaribo en in de noordelijke kustgebieden van bos, rivier, en savanna. Hun aantal bedraagt, van elke groep, rond 3.500. In de bovenlanden van het oerwoud wonen kleine groepen van enkele honderden: Wajana's en Trio's, die de eerste schreden doen in de moderne ontwikkeling. Verder en dieper in de bossen wonen zeer kleine groepjes voedselverzamelaars, jagers en vissers, meest in stenen tijd-periode, soms zelfs zonder vaste woning, woonplaats en zonder landbouw. In enkele tientallen gegroepeerd als families, die al of niet konnekties hebben met Braziliaanse buren, spreken zij toch ieder hun eigen taal of ‘dialect’, en in het laatste geval lang niet altijd verstaanbaar voor andere groepjes. Het zijn de Wama's, Wajarikoele's of Trio-metessem, Akoerio's en misschien nog andere onbekenden. Er is ook kontakt met groepjes uit Cayenne en Guyana (weleer Berbice, Demerara, Essequibo en Pomeroon).
Het totaal aantal, niet in groepen vermelde, Indianen werd bij de volkstelling van 1964 genoteerd als: Paramaribo 1448. Geheel Suriname 7287.
Andre Carolus Cirino, proeftuinchef bij het wetenschappelijk Instituut van de Stichting Centraal Landbouwonderzoek Suriname, vertelde op Surinaams-Nederlandse manier Indiaanse verhalen aan zijn kinderen en publiceerde die te Parmaribo in het ochtenblad ‘De Ware Tijd’, in de jaren 1964 - 1968, onder pseudoniem Jakono Rino, d.w.z. Vriend Rino.
Hij kon zich niet houden aan de spelling van W. Ahlbrinck.
Hij werd in 1929 geboren te Goede Hoop, een dorpje van ruim veertig Moera-to-Karaiben, aan de beneden-Coppename. Moerato betekent Mulat, d.i. gemengd Indiaan-neger. Deze vermenging dateert vanaf het midden der 18e eeuw, toen gevluchte plantageslaven uit weerwraak, de dorpen van Karaiben ten zuiden van Coronie en aan de Saramacca aanvielen, de mannen doodden en de vrouwen roofden. De Indiaanse vertellingen behielden hun eigen karakter, omdat zij door vrouwen werden doorverteld.
Ongemengde Karaiben heten Terewoejoe. Zij wonen meest in de Beneden-Marowijnestreek.
Cirino heeft uit mondelinge overlevering geput; hij heeft uit eenvoudige literatuur slechts enkele namen en enige inhoud gekontroleerd bij zijn ouders, naaste familie en vrienden. De meeste vertellingen behoren tot de Karaibse traditie, weinigen zijn Arowaks en soms worden zij bij beide groepen verteld. Cirino konstateerde dat Arowakken niet vlot zijn om aan Karaiben eigen ver-