De betoverde familie
Lang geleden woonde in een dorp een machtige jager. Iedereen had grote eerbied voor zijn schietvaardigheid. De jager had een vrouw en een zoontje. Hij had zich voorgenomen om zijn zoontje alle geheimen van het jagen te leren.
Elke dag trok de jager erop uit. Ele dag kwam hij thuis met wild. Op een dag wilde de man plotseling niet meer gaan jagen. Zijn familie die altijd in overvloed geleefd had, leed nu honger. Hij was boos geworden, omdat hij alleen elke dag voor de kost moest zorgen en zijn familie rustig thuis bleef zitten. De familieleden op hun beurt werden erg boos op de jager, die niet meer voor de kost zorgde. Ze maakten ruzie met de jager, ze omsingelden hem en sloegen er zo op los, dat de man het bos in moest vluchten. Nadat hij urenlang door het bos had gelopen, ging hij vermoeid tegen de stam van een grote boom zitten uitrusten. Hij viel in slaap. Toen droomde hij.
In zijn droom zag hij voor zich een grijsaard staan. Deze zie: ‘Ma-mie, mijn kind, sta op en loop hier recht door en je zult bij een kreekje komen. In het kreekje is een grote slang. Vang die slang. Hak hem in stukken. Deze stukken zullen pingo's worden. Dood ze en breng ze voor de familie. Maar jij, je vrouw en je zoontje moeten het vlees niet eten. Schiet een powisi voor je vrouw en zoontje en eten jullie drietjes daarvan.’
Toen de jager wakker werd, herinnerde hij zich de droom. Hij begon te lopen, en kwam inderdaad bij het kreekje. Alles verliep zoals de oude man in zijn droom gezegd had.
De jager ging naar huis met het vlees van de pingo's en de powisi. Thuis aangekomen werd hij door zijn vrouw en familie uitgelachen. Ze dachten dat hij zich had verbetered om het pak slaag, dat ze hem gegeven hadden.
De familie at het vlees van de betoverde pingo's gulzig op. De jager waarschuwde zijn vrouw om niet van dat vlees te eten. Maar ze deed het toch.
Toen het avond was geworden, nam de jager zijn zoontjein de armen, en klom met hem naar het zoldertje van zijn kamp.
Tegen middernacht hoorde de jager geknor en gesnurk. Hij zag een aantal pingo's in zijn kamp in de grond wroeten. Het waren zijn familieleden en zijn vrouw, die veranderd waren in pingo's. De dieren draaiden rond in het kamp. Toen de dag aanbrak, stoven ze het bos in.
De jager en zijn zoontje stapten in hun korjaal en vluchtten weg uit het dorp.
De Indianen weten te vertellen dat vader en zoon tot heden nog zwerven. Ook de Indianen die in pingo's veranderd waren, rennen nog steeds door het bos.