De Indiaan en de aap
Och arme Koejoena, waarom keek hij zo verdrietig voor zich uit? Had iemand hem misschien iets kwaads gedaan? Of had hij een of andere handeling op zijn geweten? Ik wist het ook niet. Maar zullen we Koejoena zelf aan het woord laten? Goed dan, luister jullie maar!
Het dorp waar ik woonde, lag een eind van de rivier af. De kampen stonden kriskras door elkaar. In de buurt waar het dorpshoofd woonde, was er een open plaats, net als een plein. Daar kwamen de kinderen elke middag spelen; hetzij stoeipartijen, weddenschap met zelfgemaakte awarrapit-brom-tollen of pijl en boog schieten. Wanneer de Indiaanse kinderen zo aan het spelen waren, was het een lust om naar hun te kijken.
Ook dansfeesten werden af en toe in mijn dorp gehouden. Bij deze feestelijkheden mochten alleen de grote jongens het feest bijwonen. Iedereen was in een plezierige stemming behalve ik, zo sprak Koejoena. Niemand wilde met mij dansen, daarom stond ik in een hoek van het danskamp. Nadat ik vele keren naar een beetje kasirie had gevraagd, kreeg ik van de uitdeelster een volle kalebas. O, wat kon ik me soms eenzaam en verlaten voelen! Daarom werd ik echt verdrietig.
De andere Indianen hielden niet van mij. Ze zeiden, dat ik van uiterlijk, dus lichamelijk, lelijk was; hierom wilden geen der Indiaanse vrouwen met me trouwen. En de andere Karaiben bemoeiden zich niet met mij. Alleen de kinderen spraken tot mij en zo kon ik ook nu en dan met ze ravotten.
Er was een ding waarvan ik veel hield en ..........dat was het jagen. Het gebeurde weleens, dat je dagen lang van huis kon wegblijven. En dan kwam ik met veel geschoten wild terug.
Zo had de gelegenheid zich weer voorgedaan, dat ik op jacht was. Ik ontmoette veel pingo's en bosdoksen. Vele van hen had ik buit gemaakt. Toen liep ik verder. Overal keek ik of ik misschien nog wat anders kon zien om te schieten. Ik had nog twee kokers vol pijlen bij me. Ik was van plan om weer enkele dagen van huis weg te blijven.
Aiii.............!! Wat betekende dat?
Het hele bos trilde van het geroezemoes. Mijn haren rezen te berge. Wat staat mij nu te wachten? Zal ik gaan schuilen, neen, dat nooit, liever strijden met een dappere Indiaan dan als een vrouw met een rok aan te gaan schuilen.
Intussen kwam het geluid en gestamp dichterbij! Ik keek even naar de kleine wane-boom waarnaast ik stond. In 'n ogenblik kwam het in mij op erin te klimmen. Toen zag ik in de verte de boomtoppen aan het schudden, takken vielen omlaag. Eerst een scherp geluid, gevolgd door een door elkaar schreeuwen van apen. Jongen, jongen, dacht ik een ogenblik, wat nou te doen? Ik nam stelling achter een grote boom en hield pijl en boog gereed om te schieten.