De magere en dikke tijgers. (Arowaks)
Er was eens een Arowakse man, die onder zijn stamgenoten wijd en zijd bekend stond als een grote muzikant. Op zekere dag zei hij aan zijn vrouw, dat hij op reis zou gaan. Dat vond de vrouw goed. Ze bracht alles wat haar man nodig had voor zijn reis in gereedheid.
De kalasoe, jachttas, hing aan zijn linker zij, terwijl pijl en boog eveneens in de linkerhand gedragen werden. Zijn bundel met voedsel, dat voor vele dagen moest dienen, zat netjes ingepakt op zijn rug in de moetete (rugdraagmand).
Nu was de tijd aangebroken om zijn vrouw ten afscheid te groeten. Dat werd kort en bondig gedaan, zonder veel vriendelijkheid.
Voordat de muzikant-reiziger om de hoek van het bospaadje verdween, keek hij voor het laatst nogmaals om naar zijn vrouwen kamp; hief zijn hand op en de Arowak had zijn vrouw alleen in het dorp achtergelaten.
Gedurende de afwezigheid van haar man, dacht de vrouw altijd aan de mooie muziek en liederen die haar man kon spelen en zingen. En zij neuriede ze af en toe heel zachtjes.
Na dagen lopen door het machtige en geheimzinnige oerwoud, kwam de man een reusachtige tijger tegen. Ze groetten elkaar twijfelachtig, maar de tijger was van kwade wil........!! De tijger was van plan om met de Arowak korte metten te maken. Tenslotte verslond hij de man met hebben en houden.
Ondertussen verwachtte de Indiaanse vrouw haar man met groot ongeduld terug. Zij verveelde zich om alleen thuis te blijven met de baby. Haar vriendinnen uit het dorp kwamen haar elke dag troosten. Soms pinkte de verdrietige vrouw in bijzijn van haar vriendinnen een traantje ongemerkt weg.
De intussen stil geworden en in zichzelf gekeerde vrouw hoorde op zekere middag heel laat muziekgeluiden. Zalige, treurende klanken afgewisseld met vrolijke en opgewekte noten. De vrouw was plotseling heel blij geworden. Ze huppelde in het rond, want ze wist dat de muziek afkomstig was van haar man.
Nou ja, eindelijk, daar zag ze haar man belast en beladen in hetzelfde bospaadje, dat hij opgegaan was, terugkomen. Zij ging hem tegemoet en de ontmoeting was vreugdevol.
De man sprak: ‘Ik heb voor jou en de Tammie veel wild meegebracht. Kom, laten we naar huis gaan, dan kan je zien wat ik geschoten heb!!’
Maar ondertussen ontdekte de vrouw, dat haar man een zware en grommende stem had. Maar nou, goed, voorlopig zal ik niets vragen, dacht de vrouw.
In het kamp gekomen, sprak de man als volgt: ‘Geef mij de baby hier,