Mikkoe Akare Maro
Mikkoe Akkare maro, de aap en de kaaiman, waren beste vrienden. Ergens helemaal aan de bovenloop van een onzer rivieren woonde een reusachtige zwarte kaaiman. Zijn rug was begroeid met riviermos, ja zelfs boompjes schoten wortel op de brede rug van de grote Akkare.
Deze kaaiman leefde voornamelijk van vissen. Soms werden ook dieren die aan de rivier kwamen drinken zijn prooi. Af en toe verslond het monster ook mensen als deze argeloos in de rivier kwamen baden.
Akkare was verzot op apenvlees. Maar dat was moeilijk te bemachtigen. Toch was de kaaiman zeer goed bevriend met Mikkoe, de aap. Het gebeurde dikwijls dat hij Mikkoe en diens familie op zijn brede rug liet plaats nemen om de rivier over te steken. Maar telkens als de kaaiman de apenfamilie overzette keek hij begerig naar de vriendelijke, onschuldige apen.
De kinderen van heer Aap waren niet alleen vriendelijk, maar ook behulpzaam. En vrouw Aap nam altijd wat lekkers mee voor de kaaiman, die zij een trouwe vriend vond. Wat watertandde kaaiman iedere keer als hij de apen op zijn rug had. Wat was hij belust op apenvlees.
Op een avond wilde familie Aap weer eens over de rivier gezet worden. Vader Aap floot enkele keren hard en schelom Kaaiman te roepen. Kaaiman lag reeds lekker te slapen in zijn hol onderwater. Hij schrok wakker, herkende het gefluit en dacht: afijn, het is mijn vriend Mikkoe, en hij zwom naar boven. Maar inwendig ergerde hij zich toch dat hij in zijn slaap gestoord was.
Familie Aap nam plaats op de rug van Akkare, en werd netjes naar de andere oever gebracht. Allen stapten aan wal, alleen Vader Aap moest nog van de rug van Kaaiman klauteren.
Brrr, tjoeboen, brrr, blob-blob-blob. Daar verdween Kaaiman onder water. En vader Aap verdween met hem.
De familie Aap stond verlamd van schrik toe te kijken. De kinderen begonnen te jammeren. Moeder Aap sprong opgewonden op en neer.
Vader Aap werd nooit meer teruggezien. In Apenland was iedereen erg verdrietig. Alle apen leven nog steeds in de hoop dat Vader Aap zal terugkeren.
En sedert die dag heerst er tussen de Apen en Kaaiman geen vriendschap meer.