| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk
De zorg voor de mensen
Dat de mens het doel is en het belangrijkste in de rangorde van het gezamenlijke bedrijfsapparaat is te vanzelfsprekend, dan dat het in dit bedrijfsverhaal nog eens zou behoeven te worden betoogd. Het is niet een kwestie van opvatting, het is zonder meer een vaststaand feit. Dat hij ook bedrijfstechnisch de voornaamste is schijnt tot zoiets als een opvatting te behoren, die speels te verdedigen is tegenover hen, die haar niet delen. Wie van de heerschappij der techniek spreekt bedenke, dat zij zelf het werk van mensen is. De mens zou niettemin haar slaaf kunnen worden en in vele gevallen is hij haar slachtoffer, zoals hij dat is van de snelheden en van de vernietigingskracht, die zijn vernuft ontketende. Als men in de grote en wijde werkplaatsen van Jansen de Wit de machines in hun rijen achter elkaar ziet opgesteld met in verhouding maar weinig mensen erbij om er op toe te zien, dan kan men zich vermeien in de gedachte, dat die machines de baas zouden zijn, zoals sommige moralisten dat betogen in hun sombere beschouwingen over de ontpersoonlijking van den mens în zijn arbeid. De machines lijken op dien mythologischen held Aigaioon, die honderd handen had en de goden hielp, maar de cottonmachine schijnt duizend handen te hebben en nog meer, om met meer dan duizend naalden tegelijk te breien, wat de man, die haar bedient, haar niet nadoet. Er is echter ook een omgekeerde afhankelijkheid. Want zonder die mensen, die oog op haar houden, zou de machine rare sprongen doen. Zij zou niet haar gewaarborgde bedrijfsklaarheid hebben zonder de mannen in de montagewerkplaatsen, ja zij zou niet eens spoelen hebben en zelfs niet eens kunnen beginnen zonder den breier. Wel is waar behoeft er maar een handle overgehaald te worden om haar in gang te zetten, maar, waren de spoelen verzuimd, dan zou zij niets breien uit niets, zoals de oplichters uit Andersen's sprookje van de nieuwe kleren van den keizer, die weefden uit den draad, die er niet
was, - en zonder dien draad deed het cottonnaaldenbed even vernuftig zijn best. In die geweldige ruimten vol machines kan bij iemand het denkbeeld opkomen aan de menselijke uitgestorvenheid
| |
| |
van de werkplaats, 's nachts, als de maan door de ramen schijnt en de machines staan stil, wat opzichzelf al een spookachtige omstandigheid is. Nu komt er een geest, die Leviathan dient, en haalt de handle over. Laten we aannemen, dat de cottonmachines zijn voorzien van spoelen, met dat merkwaardige garen, dat, net als het betoverde laken uit het sprookje, nooit opraakt. Men kan zich in het denkbeeld verlustigen, hoe ze maar toeren door zouden breien tot de fantastische Duizend-en-een-nacht kous, die de ragtere brug naar de maan zou vormen voor de elfen van de lucht. Maar waarschijnlijk zou dit verbeeldingsrijke breistuk worden voorkomen door het ingrijpen van een zich vormend warkluwen, dat zich in en om de machine slingerde en haar zou stopzetten. Ziedaar het catastrophale gevolg als de machine, hoe automatisch ze ook is, het zou moeten stellen zonder den mens, die haar bedient en van wien zij afhankelijk is.
Spreken over productie is het hanteren van een registrerende term. Productie, in het onderhavige bedrijf, is een zaak van bedrijfseconomischen toeleg, om zo snel, zo goed en zo mooi mogelijk zoveel mogelijk kousen en sokken te maken. De onderdelen van dit viervoudig belang grijpen nauw in elkaar en vormen het commerciële bedrijfsbelang. Lopend door dit bedrijf, waar men tussen de razend bezige machines mannen ziet in blauwe overall, komt men langs verzamel plaatsen van sokken en kousen, waar ze worden gesorteerd in hun honderderlei kleur en hun honderderlei verscheidenheid, en plotseling ziet men in een arbeidershand het allerkleinste product, dat hier wordt gemaakt: een babysokje. Zelf onderdeel in het productieproces kijkt de man naar het product in zijn hand, en hij glimlachte al voor hij merkte, dat hij door den bezoeker op zijn blik werd betrapt. Misschien is hij getrouwd en droomde hij een ogenblik van het tafereel der verrukte vrouwelijke omgeving, die de eerste sokjes aan de voetjes van de pasgeboren baby bekijkt en dat lachend doet, zoals ook hij lachte. Want zo'n sokje, geregistreerd in het productiecijfer, is levendig en grappig omwille van het levende, grappige voetje, waarvoor het is bestemd. Men ziet hier kinderkousen en kinderanklets in een kleurigheid, die te frivool lijkt voor de strenge zakelijkheid van bedrijf en product; maar hun bonte vrolijkheid herinnert aan kinderen, die spelen, en aan schoolmeisjes, die ze dragen en er mee ingenomen zijn, dat ze ‘aardig staan’. Getallen van productiebesommingen versieren de balans, de kous versiert het levende been en zolang het geen dameskous is verwarmt hij het zelfs.
Maar om dezen menselijken achtergrond in de productie gaat het niet op de eerste plaats. Personeelsbesomming geeft het cijfer der personeelssterkte aan,
| |
| |

Moderne garenververij
| |
| |
dat ook in een corresponderend cijfer de balans zal sieren. Maar ze geeft een getal aan van levende mensen. Doel van den menselijken arbeid is de productie gelijktijdig het middel tot het menselijke welzijn, en dat is niet denkbaar zonder het menselijk geluk. Deze arbeiders heten Piet en Jan. Ze hebben een gezin, dat ze stichtten, waarvoor zij werken, waaraan zij denken. Zij zijn zoon uit een huishouden, waarvan zij het inkomen groter maken met wat ze hier verdienen, - ofschoon een goede sociale bedrijfspolitiek niet de oude Brabantse opvatting zal aanwakkeren, dat ouders en gezin zonder meer teren op het inkomen van de kinderen en deze er niet van laten overhouden, om te sparen voor hun eigen toekomst. En het meisje tussen al die bergen witte kousen, ook zij heeft een naam, die kan plotseling alles zijn voor een ander. Straks, als het werk klaar is, wacht hij haar op en zoekt haar onder dien luiden stroom naar de poorten. Kom, het is mei, de seringen bloeien, wit is de vlier, de linden geuren zwaar en het koren staat hoog. Het is telkens die gedachte aan het eenvoudige menselijke geluk, waarom het bij alle arbeid te doen is. Deze mensen denken hun loon door onmiddellijk tot in hun huishouden, dat achter hen staat bij hun machines. Ieder onzer zit die lijst in het hoofd, die zo angstwekkend lang is: de kruidenier, de bakker, de slager, het gas, het electrisch licht, de contributie voor de organisatie, ziekenfonds, de krant, als het kan, een nieuwe band voor de fiets, zoveel schoenen in de reparatie, de radio, en de verkwisting van een glas bier of een voetbalwedstrijd op zondag. De driemaandelijkse uitbetaling van den kinderbijslag lost de grote financiële vraagstukken van een nieuw pak, een nieuwe winterjas, een nieuwe fiets of naaimachine op. De gevallen kwamen dikwijls gunstiger te liggen, ook vooral in dit bedrijf, door het omvangrijk worden van het gezinsinkomen in grote gezinnen met volwassen verdienende kinderen. Maar dit is de norm niet, het is ook niet standvastig: de zich eruit vormende jonge gezinnen hebben onmiddellijk weer te maken met die moeilijkheden, die geen marge laten voor eigen bestaansbescherming tegen ziekte, tegenslag, ongeval en ouden dag. Toen in verschillende van deze dingen nog geen wettelijke regelingen voorzagen begon de directie van Jansen de Wit aan een socialen opbouw in het bedrijf door de arbeiders en de onderneming te samen, met een gelijk aandeel aan beide kanten, dat de arbeiders hun rechten gaf en de onderneming aan haar plichten bond. Nu is het merkwaardige, dat een industriebedrijf, dat het dagelijkse welzijn, het geluk van zijn mensen inrekent, dit niet puur doet als een welwillendheid, maar dat een gezonde bedrijfseconomie gebaat is bij een zo gezond mogelijke arbeidsgemeenschap, een
| |
| |
voortdurende wisselwerking, die tussen beiden een zo hecht mogelijke harmonie beoogt. Het zal zaak zijn, iets uit de sociale bedrijfszorg te vertellen, om te zien, in hoeverre die harmonie is verwezenlijkt.
Wat maandelijks in het onderhavige bedrijf aan lonen wordt uitbetaald is voor het dorp een stabiele economische factor, zoals Schijndel in het verleden, toen de bevolking nauwelijks toenam, nooit heeft gekend. In weinige jaren heeft dit de levens- en bestaansvorm in het dorp geheel gewijzigd. Maar ook de sociale bedrijfszorg in scholing en onderricht heeft een diep doorwerkenden invloed op de levensvormen in het snel gegroeide dorp. De tweeduizend arbeiders en meisjes, die bij Jansen de Wit werken, komen niet alleen uit Schijndel. Ze komen ook uit de omgeving, waartoe de invloed van het bedrijf zich ook uitbreidt door de ateliers in de dorpen. Wat het bedrijf voor de Schijndelse arbeidsgemeenschap zelf betekent, kan men afleiden uit de cijfers, die A.G.M. Wijffels in een beschrijving van deze kousenindustrie over de personeelsbezetting opstelt. Toen in 1917 Schijndel een bevolking van 6379 zielen had werkten er bij Jansen de Wit 56 arbeidskrachten uit het dorp, ofwel 0,88 procent van het aantal ingezetenen. Dit percentage steeg met den uitgroei van het bedrijf en het groeien van de bevolking tot 9,51 in 1952, toen Schijndel een zielental had van 11 638, dat wil zeggen, dat toen dus ten naaste bij 10 procent van alle ingezetenen bij Jansen de Wit werkte, en van mensen, die een beroep uitoefenen, werkten er dat jaar 26½ procent bij Jansen de Wit. Perkt men de groep van industriearbeiders af, dan werkten er daarvan 44,57 procent in de kousenfabriek.
Tegelijk met zijn expansie oefende het bedrijf ook aantrekkingskracht uit op arbeiders van buiten, die zich in Schijndel kwamen vestigen. De verdubbeling van het Schijndelse zielental in nog geen dertig jaren wijst al op een omvangrijke immigratie. Vooral kinderrijke gezinnen kwamen in Schijndel wonen en het waren doorgaans gezinnen met meer meisjes dan jongens, omdat bijzonder in het textielbedrijf een ruim emplooi voor meisjes is te vinden. Van de ongehuwde meisjes tussen de 14 en 30 jaar werkten er volgens gegevens van het economisch-technologisch instituut in januari 1938 42½ procent bij Jansen de Wit; - op boerderijen werkten 21 procent, als hulp in de huishouding 10 procent, op andere wijze thuis of elders 21½ procent, en in industrieën buiten Schijndel, bij de Bata in Best, Philips in Eindhoven of de Gruyter in Den Bosch, 5 procent. In grote meerderheid werkten dus de Schijndelse meisjes bij Jansen de
| |
| |
Wit. Naar leeftijdsklassen ingedeeld gaven de meisjes die hier werkten, het volgend beeld: 176 meisjes van 14 tot 18 jaar; 192 meisjes van 18 tot 22 jaar; 101 van 22 tot 26 jaar en 54 van 26 jaar en ouder. De meeste meisjes zijn dus in de lagere leeftijdsklassen. Deze verhouding is in de naoorlogse jaren zo gebleven. In 1952 werkten er 1040 meisjes bij Jansen de Wit, waarvan 294 van 14 tot 18 jaar; 385 van 18 tot 22, 228 van 22 tot 26 en 133 van 26 jaar en ouder. Bij de beoordeling van de Schijndelse verhoudingen moet er rekening mee gehouden worden, dat er intussen meisjesateliers waren opgericht in Uden, Boxmeer en Veghel.
In 1952 werkten er 365 meisjes van 18 tot 21 in de kousenfabriek. De cijferverhoudingen laten een natuurlijk verloop zien boven de 21 jaar. Dit begint hier eerder dan de vermindering in de andere vrouwelijke beroepen, op de boerderij, in de huishouding en bij werk thuis of elders, waar het verloop pas sterker aanvangt in de leeftijdsklasse van 26 tot 29. Dit verschil moet toegeschreven worden aan het vroegere trouwen van meisjes, die in de industrie werken. Het huwelijk, de natuurlijke bestemming van het meisje, het moederschap, het gezin, de huishouding vinden geen voorbereiding in den fabrieksarbeid. En dat het meisje bovendien nog eerder trouwt en op jongen leeftijd al voor die dingen komt te staan, wettigt te eerder die sociale bedrijfszorg, die door de vorming van het meisje in deze leemte voorziet. Ook hierin heeft het bedrijf een invloed, die doorwerkt in Schijndel en omgeving en in de dorpen van de ateliers.
Cijfers van de leeftijdsverhouding van de mannelijke arbeidskrachten geven natuurlijkerwijs een heel ander beeld. In 1938 werkten er bij Jansen de Wit 355 arbeiders. Hiervan waren er 52 van 14 tot 18 jaar, 60 van 18 tot 22, 74 van 22 tot 26 en 161 van 26 en ouder. In 1952 werkten er 1065 mannen. Hiervan waren 67 van 14 tot 18 jaar, 186 van 18 tot 22, 155 van 22 tot 26 en 597 van 26 en ouder. Van deze mannelijke arbeidskrachten kwamen er 727 uit Schijndel zelf. Bij de mannen domineren de hogere leeftijdsklassen. De gehuwde arbeider blijft in het bedrijf. Ook in deze grote arbeidsgroep heeft op allerlei wijze de sociale bedrijfszorg de doorwerking van den invloed op de plaatselijke levens- en bestaansvormen, die het Schijndelse dorpse leven een ander aanschijn hebben gegeven.
Voor Jansen de Wit was er alles aan gelegen, dat er behoorlijk vak- en ambachtsonderwijs in Schijndel zou komen. De jongens in de technische afdelingen
| |
| |
deden in het bedrijf zelf wel enige scholing op, maar deze kon toch niet gelijk gesteld worden met die van bijvoorbeeld degelijke bankwerkers-, las- en smeedcursussen. En behalve de technische scholing en vorming bevorderde de directie ook de opleiding van kantoorpersoneel. Want ook aan geschoold kantoorpersoneel had het bedrijf dringend behoefte.
Sinds 1910 was er in Schijndel een patronaatsavondtekenschool, die later werd omgedoopt tot een R.K. Avondnijverheidsschool. Ze gaf hoofdzakelijk les aan jongens, die in de bouwvakken waren en die er timmeren leerden, metselen, smeden en schilderen. Deze opleiding had niets te maken met de plaatselijke industrie. Dit laatste belette Mathieu Jansen niet, om in 1930 zitting te nemen in het bestuur van de school; hij kon dan zijn invloed aanwenden tot uitbreiding van het leerplan. In 1931 werd op zijn advies het onderricht in machinetekenen op de school ingevoerd. Toen meldden zich veel leerlingen aan, die bij Jansen de Wit werkten. Maar de grote ommekeer kwam in 1936. De directeur van de ambachtsschool uit Eindhoven kwam als een gezagrijk raadgever naar de bestuursvergadering in Schijndel. En op diens advies werd besloten, het leerplan met een afdeling las- en smeedcursussen uit te breiden. Deze cursussen werden bijna helemaal door leerlingen, die bij Jansen de Wit werkten, bezet. Een bekwaam afdelingschef van het bedrijf werd met het geven van de lessen belast. De directie van Jansen de Wit ging met de leiding van de school een overeenkomst aan, waardoor de schoolgelden via het bedrijf konden worden geïnd. Bij de jaarlijkse prijsuitreiking hamerde Mathieu Jansen er steeds op, van hoe groot belang het voor de jongens was, zich door ontwikkeling te bekwamen in de uitoefening van hun beroep. In 1938 nam hij ontslag als bestuurslid, omdat hij in Vught ging wonen. Maar zijn oudere broer Harry nam onmiddellijk de
| |
| |
opengevallen plaats in. Ook hij had een grote en levendige belangstelling voor de school en kwam zich graag van den gang van zaken op de hoogte stellen. Hij stelde den Harry Jansenprijs in voor den leerling, die het beste rapport had behaald, een prijs die nog steeds elk jaar wordt uitgereikt. Na den oorlog legde de gemeenteadministratie beslag op de leslokalen van de avondnijverheidsschool, want het gemeentehuis was verwoest. Jansen de Wit liet toen de lessen in de bedrijfscantine geven. Het leerplan werd uitgebreid met twee textielklassen, waarvan de leerlingen onderricht kregen in de kennis der rond- en vlakbreimachines en in het vak spinvezels. Naast deze lessen, die zeer op het bedrijf waren afgesteld, kregen de jongens ook nog algemener onderricht, zoals in Nederlandse taal, rekenen, meetkunde en maatschappelijke vorming.
De directie van Jansen de Wit stelde het verkrijgen van het diploma van deze school op zo hogen prijs, dat ze de jongens, die het behaald hadden, bij zich liet komen en hun een groot gedeelte van het betaalde lesgeld als beloning weer teruggaf.
De heer Harry Jansen is tot aan zijn dood bestuurslid van de avondnijverheidsschool gebleven. Na zijn dood is hij opgevolgd door Wim Jansen, die tot heden secretaris van het schoolbestuur is.
Het blijkt overduidelijk, dat het vakonderwijs door het bedrijf van Jansen de Wit sterk is bevorderd, waarmee voor het bedrijf en gelijktijdig voor de Schijndelse gemeenschap een bijzonder nuttig werk is gedaan. Dit nuttige werk is van nog aanmerkelijk groteren omvang. Want de directie bevorderde ook het volgen van de lessen aan de avondtextielschool in Tilburg, waardoor zeer speciaal de onderbazen een vermeerdering van materiaalkennis opdeden, die een basis voor verdere studie kon vormen. En aan de hogere textielschool in Enschede liet men begaafde studenten inschrijven, die later hun verworven kennis weer aan het bedrijf dienstbaar maakten. Velen in het bedrijf blijven zich met voldoening herinneren, hoe de directie hen in staat stelde, hun studies te voltooien of aan te vangen.
Bij het kantoorpersoneel bevorderde men het behalen van de diploma's boekhouden Mercurius en Vereniging van Leraren, de correspondentiediploma's voor de moderne talen, steno en machineschrijven. Wijlen de heer G. van Velthoven, leraar aan de kweekschool voor onderwijzeressen, gaf in de dertiger jaren speciaal les in de Nederlandse taal en correspondentie. Nu zijn er onder het kantoorpersoneel academisch gevormden, verschillenden die eindexamen
| |
| |
H.B.S. of Gymnasium hebben, moderne bedrijfsadministratie en staatspraktijk en vele mulo-leerlingen, die daarna de gewone kantoordiploma's hebben behaald. Het behalen van de diploma's wordt op allerlei wijze gestimuleerd. In 1942 werd in het bedrijf een sociale dienst in het leven geroepen met een maatschappelijk werkster in vasten dienst. Zij bemiddelt bij gezinsmoeilijkheden, beoordeelt het nieuw aan te werven personeel ook wat de huiselijke omstandigheden betreft, heeft vertrouwelijke gesprekken met het personeel als er iets aan de hand is en bevordert allerlei sociale activiteiten, die haar in haar praktijk gewenst voorkomen. Hiernaast ontstond al gauw een medische dienst voor het bedrijf met aan het hoofd een gediplomeerde verpleegster.
Met den snellen groei van het bedrijf werd het na den oorlog nodig een tweede maatschappelijk werkster aan te stellen, die speciaal belast werd met den buitendienst, met de zorg namelijk voor de ateliers in Boxmeer, Uden, Veghel en Sint Oedenrode en voor de spinnerij in Geldrop. Heeft het personeel in den eigen medischen dienst een welkome hulp bij kleine bedrijfsongevallen en een adviesbureau voor lichaamsklachten, daarnaast wordt ieder jaar het hele personeel doorgelicht door een arts van het centraal bureau voor keuringen op medisch hygiënisch gebied. De doorlichting is speciaal gericht op mogelijke t.b.c. gevallen. De jaarlijkse doorlichting heeft deze gevallen tot een minimum beperkt. Voor speciale werkgroepen is er iedere maand een mogelijkheid tot
| |
| |
het raadplegen van een oogarts, die in de kamer van den medischen dienst zitting houdt.
De sociale verzorgster betrekt wel van zeer nabij het werkende meisje in haar taak. Voor de meisjes werden al geruimen tijd huishoud- en naaicursussen gegeven, tot in 1948 deze paar cursussen van de huishoudschool uitgroeiden tot de Mater Amabilisschool. De directie van Jansen de Wit was een der eerste bedrijfsdirecties in Noord-Brabant, die aan de totstandkoming van zulk een school medewerkten.
Deze school gaat helemaal uit van het besef, dat het in de industrie werkzame meisje onvoldoende voorbereid staat voor haar taak in het leven, en de richtlijnen van het onderwijs zijn geheel op de persoonlijkheidsvorming en de maatschappelijke vorming van het meisje gericht. Het leerplan van de school berust op een ontwerp van de opvoedkundige mejuffrouw M.C. Schouwenaars uit Antwerpen, die nadat zij in Kontich bij Antwerpen bij wijze van proef een school als deze had geleid, in 1947 uitgenodigd werd ze in definitieven vorm in Maastricht te ondernemen, waar ze dadelijk een grote belangstelling van de werkende meisjes trok. Nu zijn er al in ongeveer zestig steden en dorpen van ons land zulke scholen gevestigd en ze doen hun zegenrijk werk van beïnvloeding en vorming van het arbeidende meisje.
De Mater Amabilisschool, een naam die de uitdrukking wil zijn van haar ideaal, heeft een vaste methode, een verantwoord samengesteld leerplan, een vaste regelmaat van lessen, door specialisten in de afzonderlijke vakken te geven. Naast dit kernprogramma heeft zij een aanvullend programma, waarmee zij de meisjes in de adolescentie een alzijdige vorming wil geven en haar hulp wil bieden, die kunnen bijdragen tot een harmonische groei en ontwikkeling naar de christelijke volwassenheid. Het kernprogramma bevat de vakken koken, naaien, zingen, opvoedkunde, medische raad, verpleegkunde, kinderverzorging, smaakontwikkeling, huiselijke sfeer en woningverzorging, huwelijkswetgeving, sociale wetgeving en vorming tot staatsburgerschap, gymnastiek en godsdienst. Een succesvolle werkzaamheid van de school is voor een groot gedeelte afhankelijk van de juiste keuze van deskundige docenten. Aan hun bevoegdheden worden alle eisen gesteld zoals die van het Ward en Gehlers-diploma voor zingen of conservatorium, M.O. paedagogiek voor opvoedkunde. De medische lessen worden gegeven door een arts, die in verpleegkunde door een verpleegster, die in huwelijks- en sociale wetgeving en in vorming tot staatsburgerschap door een jurist. De stof is niet eenvoudig. Ze wordt bij meisjes
| |
| |
van mogelijk verschillenden aanleg maar gewoonlijk van eenzelfden wil, echter wel eenvoudig, bevattelijk en vooral levensecht en levenswarm behandeld. Daarom mogen de meisjes in die lessen, waarin een vertrouwenssfeer onmisbaar is, zoals bijvoorbeeld bij die van den paedagoog, in een vragenbus anonieme vragen indienen aangaande haar problemen, welke vragen dan in algemenen zin behandeld worden. Zo worden de geloofsgeheimen bevattelijk maar allerminst oppervlakkig behandeld en wijst bij de lessen in christelijke rechtvaardigheid de leraar op de rechtvaardigheid in zaak en bedrijf, op het betalen van schulden, het veel betere géén schulden maken, op eerbiediging van iemands recht op zijn goeden naam, op de verplichting om onrecht te herstellen en op rechtvaardigheid in spreken, oordelen en handelen. Als deze stofbehandeling al verre van eenvoudig is, wat dan te zeggen van die der christelijke waarachtigheid. Waar zijn tegenover God wordt doorgetrokken tot waar zijn tegenover de eigen ziel, waarmee de innerlijke schoonheid wordt gediend, tot waar zijn tegenover het lichaam, waarbij de uiterlijke schoonheid van het meisje haar baat vindt, en tot waar zijn tegenover den evenmens, tegenover wie men waar is in de goedheid. In den loop van het tweede en in het derde jaar worden de vragen in de vragenbus gewijd aan den gemeenschapsdienst, die tot het aanvullende programma behoort en de bedoeling heeft de meisjes verantwoordelijkheidsgevoel tegenover het gemeenschapsleven bij te brengen. De medische lessen maken het meisje vertrouwd met den bouw en de werking van het menselijke lichaam, met het vrouw worden, met de zwangerschap en de praenatale zorg, met de geboorte. De lessen in verpleegkunde brengen haar de nodige kennis bij over kinderverzorging, ziekenverzorging en gezondheidszorg in huis. Van elk onderdeel in ieder vak wordt alle werk gemaakt. Tot het aanvullend programma behoren verder vooral het bezoeken van tentoonstellingen, het zien
van filmen, van toneelvoorstellingen, het volgen van lezingen. Het meisje, dat de school met succes gevolgd heeft, is een bijzonder bruikbaar meisje en door haar overgave aan de persoonlijkheidsvorming is zij waarschijnlijk ook een gaaf en aantrekkelijk meisje.
In Schijndel werd vanaf de oprichting der school tot en met juli 1954 de dagcursus gevolgd, geheel onder werktijd, - het meisje heeft dan niet, zoals 's avonds, last van vermoeidheid, en het behield haar loon. Vanaf september 1954 worden de cursussen gegeven met twee uur lessen in den bedrijfstijd en twee uur lessen in den eigen tijd. De directie betaalt de meisjes twee uur loonsvergoeding en de helft van de cursuskosten. In totaal hebben 114 meisjes van
| |
| |
Jansen de Wit het diploma behaald, en 61 volgen er op het ogenblik nog de lessen. Voor een zo aantrekkelijk en vormend onderwijs als dit, dat onder zo gemakkelijke voorwaarden mogelijk gemaakt wordt, is dit cijfer bij de ruim duizend meisjes die bij Jansen de Wit werken, vrij gering, doch de belangstelling neemt toe. Het onderwijs der school vormt ongetwijfeld een goede en hechte kern, waarvan reeds een goede en heilzame invloed uitgaat in het bedrijf en die zijn doorwerking in het Schijndelse gemeenschapsleven ongetwijfeld zal hebben.
Het onderwijs wordt gegeven aan meisjes van 17 jaren af. Jongere meisjes blijven van dit onderwijs voorlopig verstoken. Daarom is men in 1952 overgegaan tot een jongerencursus, die zich bij den vroegeren leeftijd aanpast en ook geheel op de levensvorming van het meisje is gericht. De cursussen worden onder werktijd gegeven en de meisjes behouden haar loon. Al 53 zijn er in het bezit van het diploma dezer cursussen en 74 meisjes volgen op dit ogenblik de lessen. Maar het onderwijs zal zich niet tot de meisjes blijven beperken. Het grote belang van de jeugdzorg heeft tenslotte geleid tot een nieuwe stichting, die door de directie in samenwerking met de jeugdorganisaties is opgericht, om te komen tot een vormingsschool voor jongens van 14 tot 16 jaar, welke cursussen de naam zullen krijgen van Levensschool.
En het bedrijf heeft ook nog een heel merkwaardig studiefonds, waaruit arbeiders kunnen putten, als hun zoon de priesteropleiding volgt. Het is van die voorbeeldige sociale samenwerking, die men bij de registrering van de sociale zorg in dit bedrijf telkens tegenkomt, een initiatief van beide kanten. De arbeiders en de meisjes storten elke week één cent van hun loon in dit fonds en de directie verdubbelt het totale bedrag.
Een van de oudste sociale zorgen van het bedrijf, die al van 1927 dateert, was het uitkeren van een extra toelage aan gehuwden bij gezinsvermeerdering. Het nu algemeen bekende kraamgeld was dus in het bedrijf al twintig jaar voor de wettelijke regeling ingevoerd.
Weinig dingen zijn evenwel sociaal zo waardevol als de zekerheid der verzorging van den ouden dag. Uit de overweging, dat van sparen en zorgen voor den tijd dat men niet meer kan werken onder de arbeiders als het alleen aan hen wordt overgelaten weinig terecht kon komen, was bij de directie de gedachte gerijpt, om een pensioenfonds voor het personeel te stichten. Het fonds zou door gemeenschappelijk sparen, dus zowel door stortingen van de N.V., als
| |
| |
door premiebetaling van het personeel, een waarborg moeten geven voor een behoorlijke oudedag-voorziening voor allen. Met groot enthousiasme was in 1941, toen wijlen Harry Jansen zijn zilveren directeursfeest vierde, diens mededeling aangehoord, dat een pensioenfonds zou worden gesticht en dat de directie daarin als eerste vermogen een bedrag van f 35000,- had gestort. Op 31 december 1941 werd voor notaris J.F. Baggen te Schijndel de stichtingsakte verleden en kon het pensioenfonds zijn werkzaamheid beginnen. Door de oorlogsomstandigheden moest wel de werkzaamheid naar buiten worden opgeschort. Toch leefde en groeide het pensioenfonds ook in die jaren, die ons alles zo moeilijk maakten. Want toen op 31 december 1946 de statuten en het reglement notarieel werden vastgelegd en de actuaris van het fonds zijn eerste berekeningen voor de te verzekeren pensioenen klaar had, bleek dat de stortingen van de N.V. en de gekweekte beleggingsrente samen een kapitaal hadden gevormd van f 249 347,89.
Het pensioenfonds dat als zelfstandige stichting volkomen los staat van de N.V. stelt zich ten doel om leden of gewezen leden van het personeel op 65-jarigen leeftijd een pensioen te verzekeren, en, bij overlijden van den man, een weduween wezenpensioen uit te keren aan de nagelaten betrekkingen. Het bestuur van het fonds bestaat uit zes leden, waarvan er drie door de directie worden aangewezen en drie door het personeel. In den vrij korten tijd van zijn bestaan heeft het fonds zich gunstig ontwikkeld. Tot einde 1951 konden uitsluitend personeelsleden van 21 jaar en ouder, die minstens twee jaren in het bedrijf in dienst waren, als lid toetreden. Met ingang van 1 januari 1952 nam het fonds echter ook de verplichtingen over voor die werknemers, die ingevolge het in october 1947 van kracht geworden bedrijfspensioen verzekerd waren. Het fonds omvatte dus vanaf dien datum het hele mannelijke personeel, zij het op een onderling enigszins verschillenden grondslag. Het aantal deelnemers van het fonds was 31 december 1953 1275. Het bedrag der verschuldigde jaarpremies beliep toen f 256 532,99, het verzekerd ouderdomspensioen bedroeg f 1 206 723,- het verzekerd weduwenpensioen f 403 905,-; de wiskundige reserve was f 1 504733,- het kapitaal bedroeg f 1 686 369,09. Het aantal afgegeven premievrije polissen was 271, er waren 6 ouderdomspensioenen ingegaan en 2 weduwen- en wezenpensioenen. Per 31 december 1954 telde het fonds 1211 deelnemers, terwijl op dien datum 324 premievrije polissen waren afgegeven. Het aantal ingegane ouderdomspensioenen was toen 8, het aantal weduwen- en wezenpensioenen 4.
| |
| |
Het behoeft inderdaad geen nader betoog, van welk groot sociaal belang een behoorlijke voorziening van den ouden dag is. Echter ook nog op andere wijze is het pensioenfonds voor de arbeiders van sociale betekenis. Het kapitaal wordt zo voordelig mogelijk belegd in onroerende goederen, effecten en hypotheken. Om in het bezit van een eigen huis te komen kunnen personeelsleden altijd een beroep op het pensioenfonds doen. Per 31 december 1953 was hiervoor reeds f 59 000,- uitgekeerd, terwijl voor ruim f 114 000,- hypotheek was verstrekt. De rente wordt zo laag mogelijk gehouden en voor de aflossing gelden gemakkelijke voorwaarden.
Na de tot standkoming van de pensioen- en spaarfondsenwet heeft het pensioenfonds van Jansen de Wit er altijd naar gestreefd zelfstandig te blijven voortbestaan. Een verzoek om erkenning als zelfstandig ondernemingspensioenfonds is bij de centrale pensioencommissie in behandeling.
Hoewel de sociale zorg in het naoorlogse Nederland een zeer uitgebreiden vorm heeft aangenomen, blijven er toch nog altijd noodgevallen, waarin de wet niet de behulpzame hand biedt. Ter voorziening in die gevallen is in het bedrijf een eigen sociaal fonds gesticht, dat bijvoorbeeld hulp verleent bij ziekte, die langer dan een half jaar duurt, bij ziekenhuisverpleging van meer dan 42 dagen, bij loonderving door verlet onder bijzondere omstandigheden. In bovengenoemde gevallen hielp de directie wel, maar zij achtte de regeling van deze hulp beter in een fonds, waarop de arbeider in zulke omstandigheden recht kan doen gelden. Er werd toen besloten, een fonds te vormen uit een zogenaamden centenpot. De werknemers rondden elke week hun loonbedrag tot het dichtstbij liggende dubbeltje af: de losse centen van het staartcijfer gingen in den centenpot. Zijn er geen losse centen bij het loon, dan wordt maximaal een dubbeltje ingehouden. De directie verdubbelt het aldus verkregen bedrag. Het beheer van het fonds is opgedragen aan een bestuur, dat is samengesteld uit de directie, uit personeelsleden, de maatschappelijk werkster en den personeelschef. Van de oprichting tot en met 1954 werd op deze manier een totaalbedrag van f 84 000,- bijeengebracht, waarvan f 73 000,- werd uitgekeerd. De meeste hulp werd verleend bij verpleging in sanatorium of ziekenhuis, bij ziekte van de echtgenote of bij ziekte van den kostwinner. Jaarlijks komen ongeveer 300 gevallen voor een bijdrage uit het fonds in aanmerking. De aanvragen worden ingediend bij de maatschappelijk werkster, die ze daarna met het bestuur behandelt.
| |
| |
Het inpakken der nylons
| |
| |
Evenals andere sociale instellingen in het bedrijf was ook het eigen doktersfonds van vroeger datum, het liep de wet vooruit. Het kwam in 1930 tot stand op initiatief van de directie in samenwerking met de plaatselijke artsen. De arbeiders moesten er één procent van hun loon voor afstaan, en de N.V. bleef garant voor de bedragen, die van het fonds werden gevraagd. Het voorzag in gratis geneeskundige hulp aan alle personeelsleden en hun gezinnen. Na een twaalfjarigen vruchtbaren arbeid werd deze eigen stichting in 1942 door het staatstoezicht op de ziekenfondsen overgenomen. De uitvaardiging van de wet op het ziekenfondsenbesluit maakte het eigen doktersfonds overbodig. Maar het personeel had de weldaad van zo'n fonds toch al gehad twaalf jaren voor de wetgever met bindende voorschriften optrad.
Eenzelfde sociale vooruitstrevendheid leidde reeds in 1945 tot een personeelsraad in de Schijndelse fabriek, een instelling, die negen jaar vooruitliep op de ondernemingsraden. De raad bestond uit personeelsleden, die door het personeel werden gekozen. Hij had de bevoegdheid om met inachtneming van het algemene bedrijfsbelang regelingen en besluiten te adviseren, te doen wijzigen of te treffen en voorts een bindende uitspraak te doen in alle interne geschillen, dit alles voor zover nodig na gepleegd overleg met de directie. Bij het in werking treden van de wet op de ondernemingsraden in 1954 werd deze personeelsraad in een ondernemingsraad omgezet. Maar ook deze medezeggenschap in het bedrijf hadden de arbeiders van Jansen de Wit al jaren voor ze wettelijk werd geregeld.
En natuurlijk was er ook voor goede sportterreinen gezorgd. Buiten het bedrijf werd 9 september 1934 een sportpark in gebruik genomen met een voor dien tijd heel moderne accommodatie van tribunes, radioinstallatie en kleedlokalen. Dit werd bij de gevechtshandelingen in 1944 allemaal verwoest, maar later weer hersteld. Het sportterrein staat verenigingen buiten het bedrijf ter beschikking. En als men in het hoofdgebouw, in vormerij of toonkamer langs de ramen loopt ziet men te midden van het fabrieks-wandelpark het heldere rood van de gravel van een tennisbaan. 's Zomers, tijdens den lunchtijd, tennissen er personeelsleden.
Ziedaar in brede trekken de sociale geschiedenis van het bedrijf. Deze geschiedenis bleef de ontwikkeling der sociale wetgeving voor, die zou komen. Het bedrijf maakte de Schijndelse arbeidsgemeenschap, waarin voor de industrialisering verouderde en verstarde opvattingen golden, reeds vroegtijdig
| |
| |
vertrouwd met een volkomen nieuw sociaal besef, dat eerst later uitdrukking zou krijgen in wettelijke regelingen; en het ging verder dan die wettelijke regelingen. Sociale zorg was niet de poging van het industrialisme, door gunsten de gevolgen van zijn stelsel te verzachten om de arbeiders minder den druk te doen voelen, die er op hen werd gelegd. In dit bedrijf in deze dorpse omgeving was men van meet af aan uit op een socialen opbouw, gemeenschappelijk door de arbeiders en de ondernemer, waardoor de arbeider zijn rechten en zijn medezeggenschap kreeg en de ondernemer zijn plichten tegenover hem. Het is doorgevoerd tot in de huiselijk sociale instelling toe als die van het fonds tot onderlinge hulp in nood, dat ook het gevoel van saamhorigheid onder de arbeiders moet hebben aangewakkerd. Met zijn sociaal geleide economie heeft het bedrijf een onmiskenbaar diepen invloed gehad op de Schijndelse arbeidsgemeenschap, die langs allerlei wegen weldadig doorwerkt in het hele leven van het dorp. Het bedrijf bevorderde in sterke mate het lager en ook het hoger vakonderwijs, waardoor een uiterst bruikbare plaatselijke arbeidersbevolking ontstond; en menigeen, die zich de gelegenheid tot studie welke het bedrijf gaf, herinnert, herinnert zich die met vreugde omdat ze hem een taak te doen gaf, waarin hij vreugde vindt.
En het bedrijf deed dat prachtige werk voor zijn meisjes, de Mater Amabilisschool, waarvan de lessen, net als de practische lessen van de huishoudschool het meisje bekwamen voor het huishouden, maar daarbij nog iets voornamers doen. Want ze vormen haar, met een allerernstigste opvatting van deze taak, ook tot de geestelijk waardevolle vrouw, die een zegen is voor haar gezin. Op al deze wijzen droeg het bedrijf het zijne bij om tot een zo gezond mogelijke arbeidsgemeenschap te komen, waarmee het bedrijf gebaat is, nu en later, in die voortdurende en inderdaad harmonische wisselwerking tussen beiden: arbeider en onderneming.
|
|