Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van den boom des levens (1630)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.33 MB)

ebook (2.72 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

dialoog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van den boom des levens

(1630)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Sy weten 'tquaet by hen gemaect.
En sien hen bey van onschult naect
.

 
Adam Eva.
 
VErandertmen soo door van dees vrucht te eten?
[Folio 405r]
[fol. 405r]
 
Is dat nevens het goede, 'tquaedt oock te weten?
 
Ach wijf wat quader stuck heb ick door u gedaen.
 
Eva.
 
Wat ist man?
 
Adam.
 
Sijn u ooghen oock niet op ghedaen?
 
Wapen, ick sie met schalcke duystere oogen
 
Sondt, quaet en 'tniet, dat my gequel doedt ghedogen,
 
Helaes waer zijn ons ooghen licht en eenvuldigh?
 
Dit valsche ghesicht siet niet dan dubbeltheydt schuldigh.
 
Eerst sach ick 'tgoedt, dat was wesen, nu zie ick 'tniet.
 
Met open ooghen quaedt, o dit wroeght met verdriet
 
Ick sie niet dan wet, straf en doodt voor ooghen.
 
Eva.
 
Leyder man, ick moet sulcx met u oock ghedoghen.
 
Ick sie nu het dootlijcke quaedt noyt by ons voorsint
 
Hoe quelt my dit ghesicht. Och waer ick steke blint
 
'tIs al verkeert, dat boven was, is nu onder.
 
Adam.
 
Ist met u oock soo? dit oordeel geeft my wonder
 
'tGunt my eerst goedt dochte, schijnt my nu louter quaet
 
Tot het gunt ick beminde ghevoel ick een haet.
 
God is de hooghst, hem hoorden wy te gheloven
 
Boven ons. Wy stelden ons 'tonderste boven
 
Dit brengt ons in dees dootlijcke geleertheyt?
 
Ick waer liever blint in God, mocht het noch gheschien
 
Dan ick in mijn self het quaedt dus klqerlijck sou sien
 
Beter wisten wy niet, dan 'tquaedt met ghequelle.
 
Eva.
 
Dit quaet sien en weten is my oock een Helle,
 
Beter is blintheydt rustigh dan quellijck ghesicht.
 
Adam.
 
Wy en waren niet blint, maer saghen klaer int licht,
 
Met lustigher rusten 'tgoedt dat God had gemaeckt.
 
Onschuldts kleedt is wegh, welcx cieraet ons recht betaemt.
 
Eva.
 
Naeckt zijn van onnoselheydt maeckt my root van schaemt,
 
Ick wist te vooren van gheen schaemte te spreken.
 
Dat loof ik wel, doe hadden wy gheen ghebreken.
 
Wie mach hem schamen met verandering van bloet,
 
Datmen hem naeckt siet, als hy is oprecht en goedt?
 
God hadt ons goet ghemaeckt met sijn goede handen
 
Wy maken ons quaedt, dit brenght ons nu tot schanden.
 
Wy hadden macht, om na zijn wil 'tgoet te kiesen
 
Wy kiesen 'tquaedt tegen sijn raed, en verliesen
 
Geneuchte, rust, lust, en 'tonschuldige leven,
 
Ach! hoe roeckeloos is ons 'tonschult ontdreven.
 
Fy der schanden, wy moghent ons eeuwigh schamen.
 
Eva.
 
Wat raedt?
 
Adam.
 
Laet ons terstont gaen hechten te samen
 
Breede bladen van die soete vijgen
 
Soo moghen wy elck een voorschoot daer af krijghen
 
Om door goetheydts schijn ons ware quaedt te decken.
 
Daer men deughde derft, moet schijndeught deught verstrecken.
 
Sijn wy niet deughtlijck wy sullent noch wat schijnen
 
Die goede schijn verlost van beschaemtheydts pijnen,
 
Eva.
 
'tValt wel, dese voorschoten staen heel schickelijck.
 
Adam.
 
Dats waer, maer hou, ick hoor die stem verschrickelijck
 
Vanden Heer. De gaet inde koelt, na sijn wijse
 
Sich self verlustigen inden Paradijse,
 
Och. och, nu ghenaken ons dootlijcke rouwen,
 
Ick en der dit deughtschijnigh cleedt niet betrouwen
 
Voor sijn glinsterende oogen die't al aenschouwen.
 
Wee ons, wy mogen voor dien rechter wel rouwen.
 
Wat verwacht nu ons overtreden misdadigh,
 
Van die mogende Schepper ons so goetdadig
 
Dan dat hy ons verachters zijnre geboden
 
Met alderstrengheyt rechtvaerdelijck sal dooden?
 
Helaes! die ons voormaels soo vruntlijck is gheweest,
 
Werdt nu van ons als vyandt ancxtelijck gevreest.
 
Vermach dan soo veel 'tvalsche en verkeerde oordeel?
 
O quaedt weten, hoe schadelijck is u voordeel.
 
Die wy te vooren minden als lieve Vader,
 
Vreesen wy nu als een Tyranne te gader.
 
Haest Wijf, de Stem genaeckt, schuylt mits in den Hof
 
Met my int gheboomt, dat daer staet dick ende grof.

Lang 70. Regulen.

Nadencken.

DEn quaden te believen maeckt quaet. Daer men 'tooghe ten goeden sluyt werdt het ten quaden gheopent, deught bekleedt den naeckten.

[Folio 405v]
[fol. 405v]

Sonde bloot den bekleeden. Deughts ontberen doet schijndeught hanteeren. Misdoen is ancxt. So 'tooge of oordeel is, soo is de mensche. Die verkeerden achten 'tquade goedt, ende 'goede quaet. Die quaet doen, haten 'tlicht, ende soecken schuylhoecxkens. Onverstant vreest meer den straffe die goet is, dan die zonde die quaet is. Sonde scheyt den mensche van Gode.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken