Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh (1631)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh
Afbeelding van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldighToon afbeelding van titelpagina van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh

(1631)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat 2. Capittel.
Dat onvvetenheydt het meeste quaet, ende ware wetenheyt het meeste goedt der Menschen is.

Dat ware saligheyt so onverscheydelijc vereenight is met ware goetheyt, dat niemant ware saligheyt mach hebben sonder ware goetheyt, houde ic so onnodigh om te bewijsen, alst onnodigh is te bewijsen voor allen (oock maer genaemde Christenen, dat niemant salig mach worden sonder Christum, die selve de goetheyt is. Nu en mach ooc niemant so lange hy quaet blijft die ware goetheyt verkrijgē. Niemant en mach ooc zijne quaetheyt inder waerheyt verlaten, sonder die recht vyantlijc te haten. Maer niemant en mach het quade vyantlijck haten, sonder dat inder waerheyt te kennen voor sodanigh als het is, te weten grouwelijck ende verderflijck, ja een dootlijck venijn der zielen. Het goede mach oock niet vercregen worden sonder dat met herten te lieven en̄ te begeren. Na dien nu onkunde oock maeckt onminne, soo en mach het goede niet uyter herten gelieft ende begeert worden: sonder dat te kennen lieflijc, heylsaem en̄ een medecijn, ja gesontheyt der zielen. Ghemerct nu het quade niet verlaten noch het goede niet verkreghen en mach worden, sonder ware kennisse van beyden te hebben: ende na dien aent verkrijgen van goet wordē des menschē eewige saligheyt, maer aent quaet blijven zijn eewige verdoemenisse is gelegen: so valt licht om verstaen, dat die onwetenheyt vā ons eygen quaetheyt en̄ vande Godlijcke goetheyt des menschē meeste quaet is: en̄ wederomme dat inde ware wetenheyt van beyde die voorsz. saken des menschen hoogste goet ende saligheyt is gheleghen. Want dat is buyten twijfele warachtigh, dat die onwetenheydt het quade als oft goedt waer doet afkeeren, en̄ midtsdien doet ontberen. En̄ oock die middelbare dinghen die men al schoon heeft, als rijckdom, macht, gesontheyt, en̄ dergelijckē meer, tot des menschē gequel en̄ bederven lelijc doet misbruyckē. Daer tegē die ware Wetenheyt elck dingh kennende en̄ oordeelende voor dat het is, het verderflijcke ende snoode quaet doet haten en̄ verlaten: het salichmakende ende hooghwaerdige goet doet lieven ende vercrijgen: ende die middelbare dingen rustelijc en̄ lustelijc tot des menschen heyl te recht doet gebruycken. Dit is ooc te recht verstaen geweest by dē ouden Heydenen, so sy sijn uytbeeldē met het konstigh ende leerlijc raetsele van Spinge of Spincx. Dit dichten sy een dier te wesen, boven en̄ van vooren een schoon vrouwe, maer onder en̄ achter een yselijcke slange. Dit dier (segghen sy) placht een raetsel uyt te geven, met sulcken gedinge, dat de gene die dat niet konden raden, van dat dier verslonden worden: maer soo yemant dat raedtsele riedt, sterf dat dier. Het raetsel was: wat dier het is dat smorghens op vier, smiddages op twee, ende tsavonts op drie benen gaet? Dit raetsel was vanden Mensche, die in zijn kuntsheyt gaet op Handen ende Voetē, in zijn manheyt op twee benen, en̄ inde outheyt met een stock voort derde been. Daer me-

[Folio 122v]
[fol. 122v]

de syluyden den Heydenen te verstaen gavē, dat de gene die dit raetsel niet en verstaen, te weten die dē mensche oft sich selve niet en kennen, van hare Onwetenheyt werden verslonden. Maer so yemant (met Socrate) tot die verstandigheyt comt dat hy sich selve, dats den mensche kent, so verdwijnt ende sterft in hem zijne schadelijcke onwetenheyt. Daeromme te merckende datter so vele is gelegen aen de onwetenheyt om den mensche in saligheydt te houden, ende aen de Wetenheyt om den mensche ter saligheydt te voorderen, hebbe voor my selve, die ooc een mēsche ben, niet mogen laten te ondersoeckē doort behulp van so vele lichts als my van den vader des lichts genadelijc is verschenen, den aert ende nature vande Onwetenheydt, ooc vande wetenheyt. Maer want die onwetenheyt in allen menschē die voorgang heeft, so salsy't ooc hebben in dit mijn ondersoecken ende schrijven. Omme daer na gevet die Heere, my self en̄ ooc anderen met mijn ondersoeck vande wetenschap te gherijven. Die Heere stiere mijn hant, ende verlichte ons alder verstant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken