Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van des menschen natuerlijcke vleesch wondersproock (1631)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van des menschen natuerlijcke vleesch wondersproock
Afbeelding van Van des menschen natuerlijcke vleesch wondersproockToon afbeelding van titelpagina van Van des menschen natuerlijcke vleesch wondersproock

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.40 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van des menschen natuerlijcke vleesch wondersproock

(1631)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat 10. Capittel.
Dat het Vleesch met zijne aengheboren Ghenegentheyden onschuldigh is aen de Sonde.

Voor is geseyt dat alle Sonde willig moet zijn sal der Sonde of Schult wesen. Want seker wie niet metten onredelijcken hout toornighlijck bijten wil opten onschuldighen steen die van een vreemde krachte naer hen is gheworpen: die en sal zijn Onschuldighe Vleesch, 'twelck (na d'Apostels leere) noyt van yemande gehaet en is gheweest, geensins als oorsaecke van sijne sonden ende quaetheyt mogen beschuldigen, lasteren nochte haten.

So is mede ghenoegh gebleken, ende volght oock nootlijc uyt dit voorseyde, dat het Vleesch gheen Wille altoos en heeft, maer self willeloos zijnde, de macht ende 't ghebieden des Willen nootsakelijck is onderworpen. Wat mach hier uyt dan doch anders beslooten worden, dan dat het sichtbaer Vleesch (daer af ick tot noch toe hebbe gehandelt) gantsch onschuldigh is aen't quade, ende nemmermeer en zondight, al hoe seere het oock daghelijckx by meest elck werdt misbruyckt ende mishandelt? Ick weet seer wel dat veele Menschen daghelijckx gevoelende dat het Vleesch natuerlijck is gheneghen tot het ghene dat hem soet is, sacht doet ende stercket, ende daer teghen dat die contrarie van sulcx grouwelt, daer uyt sluyten dat het Vleesch henluyden ten quaden treckt, maer dit gantsch onbescheydelijck: want het Vleesch is het dierlijcke deel des Menschen, dat niet ontfanckelijck en is der Deughden ofte Sonden. Want in't neyghen tot sulckx, ende in't af-schouwen van't contrarie en doet het niet anders dan't van den Schepper zijnder Natueren heeft ontfanghen: macht daer aen yet quaedts doen? Maer qualijck doet die inwoonende Siele door haer kracht des willens, daer aen dat sy die onderdanigheyt Godts verwerpende, hare lijflijcke leden niet en laet zijn wapenen der Gherechtigheydt, maeckende die selve Wapenen des Ongherechtigheydts, ende den Schepper also verlatende, haer self onderwerpt een snooder dan sy self is, daer door sy haer maect haerder dienstboden dienersse: alsoo en is in allen desen niet schuldigh het Vleesch, maer die Ziele haer self onwaerdelijck onderwerpende die dienstbaerheydt des Vleeschs, 'twelck sy behoorde te heerschappen. Sulckx getuyght oock Cyrilius met dese woorden: En Wildt Ga naar margenoot+ daerom oock het Lichaem niet beschuldighen. VVant indien 't Lichaem oorsake is vande zonde waeromme en zondight het niet als het doot is? Leght een zwaerdt ter rechter hant van een doode, ende daer en sal gheen Dootslagh gheschieden van't Vleesch, van den ghenen die onlanckx is ghestorven is alle jeughdelycke schoonheydt afgeweken, ende en heeft geen begheerlyckheyt der Hoerderyen meer. Na dien dan het lichaem van sigh selven niet en sondight, maer dat de siele door't Lichaem sondight, soo ist Lichaem eenrehande wercktuygh der Zielen, &c.

Chrisostomus hier af oock goet onderscheyt verclarende, schrijft alsoo: Maer openbaer syn de wercken des Vleeschs, de welcke syn Hoer- Ga naar margenoot+

[Folio 143r]
[fol. 143r]

derye, Overspel, Onsuyverheyt, &c. Volght: Hier zeght my nu ghy, die een beschuldiger zyt van Vleesch, ende waent dat dese dinghen om des twists ende tweedrachts willen ghezeyt zouden zijn. Laet noch al naer u opinie, Hoederye en̄ Overspel des Vleeschs wercken wesen, maer wiens wercken sullen wezen die vyantschappen, twisten, ketteryen ende die andere meer. VVant deze als oock d'andere zijn wercken vande verdorven wille: hoe moghen zy dan des Vleeschs wercken wesen? Ghy siet dan dat hy dese dingen niet en spreeckt vanden Vleesche, maer van de aertsche ghedachten die opter aerden kruypen daeromme hy die oock ancxstigh maect, zeggende: Die zulcx doen, en zullē het Rycke gods niet beerven. So dit nu waren quaetheyden der Naturen, ende niet der quader willen, te vergheefe zoude hy ghezeyt hebben, zy doen: niet, zyluyden: want zy om dese dinghen willen ballinghen zijn van den Rijcke Godes. VVant zeker die Croonen nochte bestraffinghen niet en behooren totten wercken die natuerlyck, maer tot die willigh gheschieden. Ende om noch een van den Ouden hier by te voeghen, leestmen by Anselmum aldus: Vande willighe wercken, die onrechtelyck gheschieden, zouden die leden en̄ sinnen, mette welcke die gheschieden, indien zy berispt worden, mogen antwoorden: God heeft ons en̄ oock die macht die in ons is, onderworpen den wille, sulckx dat wy niet en moghen laten ons tot haren gebiede beweghen, en̄ te doen dat zy wil. Immers zy beweeght ons als hare instrumenten, ende sy doet het ghene dat wy schynen te doen, oock en moghen wy den wille uyt ons selver niet wederstaen, ende en moghen die wercken die zy doet, niet ongedaen blyven,

De heerschappye die de Heere over ons heeft ghestelt en mogen, nochte en behooren wy niet onghehoorsaem te wesen: als wy haer onderdanigh zyn, zo zyn wy onderdanigh Gode, die ons dese VVet heeft ghegheven. Daeromme wat ist, daer in die leden ofte sinnen, ofte wercken, die God den wille alsoo heeft onderworpen, zondighen, als zy onderhouden 'tghene God henlieden gheordineert heeft? Aldus ist gheheelyc den wille te wyten also wat syluyden doen.

margenoot+
Catech.4 de corpo.
margenoot+
In cap.3.ad Galat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken