Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fidessa (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fidessa
Afbeelding van FidessaToon afbeelding van titelpagina van Fidessa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.45 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fidessa

(1992)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

X

Overdag was het als een krocht van de hel: het lage, zwarte verwulfsel, waarvan de lompe bogen als laag neêrhurkten over den vochtigen grond; de plompe pilaren, waaraan de te kort getrokken kettingen rammelden; het ijzeren gerommel der stukkende harnassen, en het gekerm van de zieke, verroestende menschen. Des nachts werd de duisternis een kalmere stilte, als het lijden sliep-in van ellende en moêheid; ook Sans-Joye sliep in, met Fidessa's zilveren vingertjes koel op zijn brandende helmhoofd. Zij waakte bij hem. Zij zat naast hem in hun hoek; haar lange, blonde haar stroomde uit haar rijk gedrevenen helm, hare ompantsering was als een trillende vonk in de bleekte van den blanken nacht, die buiten oprees aan de luchten en door het getraliede raam de flauwste schemering neêrwierp. Zoo was zij in de duisternis even een schaduw van blond en van zilver, en zij neuriede zacht, en streelde Sans-Joye, zwaar aanvoelend haar eigen vermenschelijking en lijden-in-stilte, zij, het kind van de zee en de lucht, gevangen in metaal en een kerker. Zij leed pijn, alsof zij niet

[pagina 57]
[p. 57]

ademen kon; eene verstijving hield strak hare nimfeleden, en hare ziel, wier natuur was muziek en de allerluchtigste vrijheid, was loodzwaar van het gewicht eener treurigheid, zwaarder nog dan haar ondragelijke ompantsering. Maar toch straalde door al hare smart en haar pijnen een teeder geluk: dat zij was bij Sans-Joye, dat zij bij hem kon zijn, - omdat iedereen mensch haar nu dacht, - dat strenge mannen haar hadden gevangen genomen, en een aanbiddelijk noodlot met een keten van allerliefste ongebeurlijkheden haar geleid had, haar gesleept had, gesleurd, oogenschijnlijk onmeêdoogend, juist naar het gevang van haar liefde. En zij had pijn, en was treurig en zij was toch gelukkig. Zij waakte bij hem. Zij streelde zijn helm. Zij zong zacht aan zijn oor. Buiten rees lichter de nacht aan de luchten of de maan, haar eigen star van blanke muziek, aanzeilde als een schip van troost. De staven teekenden traliën af op den grond, Fidessa's harnas glom op, heur haar golfde goud. Zij zong, en uit de star van muziek daarbuiten, in de vrijheid der luchten, scheen het met haar te zingen. Een harmonie van bekendheid scheen aan te zweven; zij zag naar buiten, zij glimlachte: helderder, helderder werd de nacht: zij dacht aan de weide, zij dacht aan haar zusters. In de luchten, in het licht van de trillende snaren, dreven - op zachte ronde wolkjes als openluikende rozeknoppen; rafelen waaiende wolkfloers dreven en deinden, als sluiers op bries; de knoppen bloembladerden op tot bloemen, en de bloemen bogen zich en keken met oogen, neêr door de traliën, waar Fidessa tuurde, tot zij eensklaps in de bloemen en het wolkfloers herkende heel luchtige snelvoetige ijlgestalten, al dansten zij niet, al hielden zij stil in elkaâr zich omstrengeld, tot zij eensklaps herkende de rei van haar zusters, haar zusters, die weenden en wrongen de handen, hare zusters, die wuifden haar toe met de sluiers, die wenkten haar òp te zweven, te verlaten het gevang der misdadige menschen, den vunzigen kerker der geharnaste smart. En Fidessa wuifde met haar zilveren handje; dichter in het heldere licht van de maan aanzweefden de zusters, tot heel dicht bij het raam.

- Fidessa! Fidessa! De Eenhoorn voerde je meê: o, wat heeft hij je

[pagina 58]
[p. 58]

aangedaan! Fidessa, wat glimt om je heen? Stolde het maanlicht door eenhoorntooverkracht om je arme nimfe-leden? Kom terug, Fidessa, o kom terug, alle vreugd is voorbij, wij dansen nooit meer, de maanharp is stom, en bang zijn wij om te leven! Weemoed is onder de nimfen gevaren, en velen van ons, uit treurigheid, stortten zich al in de zee... Fidessa, o kom terug...

- Zusteren, weest niet treurig! Vrije wil is het, dat ik pantser draag om hem, tot wien de Eenhoorn mij voerde; nimf ben ik niet meer, maar mensch, maar vrouw, pantservrouw, die lijdt om haar liefde... Zusteren, lief heb ik...

- Fidessa, Fidessa...

- Stil, niet zoo luid, klaagt niet zoo luid: hij beweegt in zijn slaap; wekken zal je mijn liefde, die sluimert en vergeet zijn ellende.

- Kom terug, Fidessa, kom terug... Hoor, wij klagen niet luid, wij fluisteren heel zacht: heulsap weten wij, drank bereiden de oude heksen, die hurken neêr in het inktwoud. Drink je het, àf van je valt misschien je vermenschelijking: nimf ben je weêr...

- Willen zoû ik het niet, al kon het... Gaat nu, o zusters, laat mij, o laat mij. Hij beweegt in zijn slaap, ach, je zal wekken mijn liefde, die sluimert en vergeet zijn ellende: wekken zal je hem met je lichtenden maanglans, wekken met de fluisterende stem van je klagen: gaat nu, o gaat nu: vergeet mij, en laat mij!

- Fidessa, Fidessa...

- O, toe, zusters, gaat nu: ween niet meer, klaag niet meer, vergeet Fidessa, dans op de weide en speel aan de snaren: treur niet meer, weest toch blijde nimfen, weest blij in je leven van muziek en van licht... En laàt mij!!

 

De nimfen verborgen het gelaat in de handen.

Zij weenden. De maan verbleekte, de nacht duisterde op.

En toen alles was donker, weende ook Fidessa en legde snikkend haar helmhoofd aan den voet van Sans-Joye...

- Liefde is zwaar te dragen, dacht zij vol heimwee. Neen, liefde is licht als lucht! dacht zij na.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken