Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende
[pagina 303]
[p. 303]

VII

Hefaistion, wachtende bruidegom, tusschen zijne officieren en schildknapen, zag Drypetis tot hem geleid worden met gouden lampen en harpenmuziek; ontdaan van hare sieraden en bruidsgewaad, omhulden haar de gouden sluieren en Sisygambis voerde haar bij de hand: Magiërs, vorstelijke verwanten, aanzienlijke vrouwen stuwden tot gevolg samen, dat, na eerst Stateira tot Alexandros te hebben gevoerd, nu het zusje tot diens veldheer en boezemvriend voerde.

Hefaistion, zeer ontdaan, ontving zijne vrouw uit de handen van Sisygambis. Toen zij allen gegaan waren en hij zag haar met zich alleen, was hij verlegen; hij had nauwlijks enkele woorden met haar gewisseld, al die jaren, die zij gevangen was en in welke zij van een kindje tot een jonkvrouw was opgebloeid.

Uit hare sluiers getreden, zag hij haar staan, glimlachend, in het midden der kamer, waar de geurige luchter brandde. Het witte byssos, dat haar ornamentloos viel van de schoudertjes, kleedde haar tot een andere vrouw, die hij bijna niet herkende.

- Drypetis, zeide de groote Hefaistion en reikte de handen.

Reikende de handen hem, naderde zij, zoetjes gehoorzaam. Het was de eerste maal, dat hij haar raakte en roerde. Zoo onverschrokken hij in den veldslag was, zoo verlegen was hij nu: hij was blijde, dat zij niet verlegen was.

- Hefaistion, zeide het kind-bruidje lief.

Toen, verwonderd omdat hij maar blikte en lachte, zeide zij:

- De plechtigheid is gedaan. Het was een mooie dag van praal en gloed. Wij zijn nu alleen.

- Wat is zij een kind en mooi, mooi, dacht Hefaistion.

Hare handjes in zijn handen, keek zij om zich rond.

- Dit is mijn kamer, zeide zij.

Zij bevrijdde uit de zijne hare handjes plots en liep naar een laag kastje; het stond op vergulde leeuwepootjes, als een koffertje van verguld, op een mooi Babyloniesch tapijtje.

- Mijn kastje! Mijn kastje! riep zij verrukt en sloeg in de handjes.

[pagina 304]
[p. 304]

En opende de deurtjes, met lotosgebloemt gebeeldhouwd.

- Grootmoeder heeft het mij toch gegeven! Kijk, er staan mijn balsemfleschjes in!

Zij gorgelde een blij lachje en toonde hem de slanke, onyxen fleschjes.

- Ruik eens! zeide zij en hield hem een fiooltje ter neus toe. Dat hebben Arabische vrouwen gemengd!

Lachend zag zij hem aan of hem de geur wel behaagde, die drong door uit het gesloten fleschje. Uit het kastje wolkte hem de vreemde bezwijmeling toe.

Op eens rilde zij met de schoudertjes.

- Het is koud, zeide zij. Het is winter. Het sneeuwt, ja, het sneeuwt: kijk maar...

Zij trok hem in eens naar het raam, dat een zware voorhang sloot.

- Kijk, zeide zij en toonde door een kier met haar vingertje.

Hij zag in het nachtwazige palmenpark: er dwarrelden enkele vlokken van sneeuw.

- Het is koud, herhaalde zij, rillende de schouders en zij trok de byssosplooien om zich.

Hij omsloot haar warmende in zijn armen. Zij streefde even tegen zijn kracht en duldde hem toen. Hij zette zich, nam haar op zijn knie.

- Drypetis, stamelde hij ontroerd en dom.

- Wij hebben Stateira tot Iskander gevoerd, babbelde zij. Grootmoeder heeft haar van de bruidskroon ontdaan. Ik van de gesp op haar borst. Zij was mooi, Stateira in bruidspronk!

- Niet mooier dan gij, Drypetis, wist Hefaistion ten leste te zeggen.

- Zij was mooier, herhaalde zij, zeer beslist. Zij droeg de koninginne-bruidskroon... Zij is nu Koningin.

Hare stem was even weemoedig. Zij legde haar gezichtje tegen zijn wang en schrikte van zijn korten baard, dien hij, als Alexandros, groeien liet. Toen lachte zij na en zeide:

- Maakt ge mij ook eens Koningin? Wordt ge niet Koning? Ge moet ook Koning worden, als Iskander...

[pagina 305]
[p. 305]

- ...O, prinses der Achaimeniden! dacht Hefaistion in een glimlach.

Toen, zonder overgang, zij:

- Ik heb dadelijk zoo veel van je gehouden... Bij Issos, toen ge binnen traadt, dien eersten morgen, in onze tent. Weet je waarom ik dadelijk zooveel van je hield? Omdat je zulke groote, mooie, blauwe oogen hebt! Wat heb je groote oogen! Ik heb dadelijk van je gehouden om je oogen. Omdat ze zoo groot zijn. En zóo mooi!

Zij had de handjes op zijn breede schouders gelegd als nam zij bezit en keek hem bewonderend blijde aan.

- Stateira beminde Iskander ook dadelijk. Ik heb haar beloofd, niet te vertellen waarom zij Iskander dadelijk beminde... Wij zeggen ‘Iskander’ omdat Ochos ‘Iskander’ zegt. Het klinkt ons Perziesch, Iskander... Stateira heeft mij ook beloofd Iskander niet te vertellen waarom ik, o Hefaistion, dadelijk zoo veel van je hield. Maar ik heb het haar wel verteld... en morgen zal ik je tòch vertellen waarom Stateira... zoo veel van Iskander hield... We spraken er áltijd over...

Zij fluisterde hem aan zijn oor, heel geheimzinnig:

- Ik jou om je oogen. En omdat je zoó groot bent. Zoó mooi... Onze mannen zijn ook groot. Maar...

Zij glimlachte, ondeugend, als om een geheime gedachte. Toen, meêlijdend:

- Heb je het koud?

- Ja... neen, zeide hij, rillende zijn groote leden.

- Ik zal je nu warmen, zeide zij en poogde hem in hare omhelzing te omvatten. Maar je bent zoo breed. Ik kan niet... Ach, ach, ach!!

Zij klaagde op eens allersmartelijkst.

- Wat is er, Drypetis? riep hij, geschrikt.

Groote snik schokte haar teêre lijfje.

- De oude Magiër...!! riep zij smartelijk.

- Wat is er, wat is er, Drypetis? herhaalde hij.

- ...Heeft ons voorspeld... ons... Stateira en mij... dat wij jong... heel jong... héél jong... en jij ook!... zullen stèrven!!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken