Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een lent van vaerzen (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een lent van vaerzen
Afbeelding van Een lent van vaerzenToon afbeelding van titelpagina van Een lent van vaerzen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.55 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een lent van vaerzen

(1884)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

IV.



illustratie

 
Een zilvren lamp hing neder van 't gewelf,
 
En gaf een bleek-blauw schijnsel als van maanlicht.
 
Uit gouden drievoet walmden wierookwolken,
 
Heur zwoele roken menglend met den adem
 
Der lelies, die in rein-krystallen vaas
 
Bedwelmend-zoet mystieke beden geurden.
 
Hoog op het voetstuk throonde 't marmerbeeld,
 
In hare wedergadelooze reinheid
 
Zoo bovenaardsch, dat meer ontzach dan liefde
 
Ze in 't kloppend hart des jongelings verwekte.
 
Hoog hief ze zich, een droom in 't starend oog,
 
Een wondren glimlach om den zoeten mond;
 
Heur sneeuwen boezem welfde zich ontbloot;
 
De draperie zeeg van de linkerheupe,
[pagina 60]
[p. 60]
 
In breede plooyen 't onderlijf omprangend,
 
De ronding van het been maar half verhelend,
 
En heure vingren wrongen 't marmerfloers
 
Van voren vast in weelderigen knoop...
 
Hij zag haar thands, die, voor elks oog verborgen,
 
Slechts 's meesters blik heur kuische schoonheid schonk:
 
't Verzinlijkt ideaal des kunstenaars,
 
Een droom in marmer werklijkheid geworden;
 
Hij zag haar thands, en eerbied en bewondring
 
Gaf ernst aan 't dartel Bacchos-aangezicht;
 
Hij zag haar thands, en 't drong hem in het harte
 
Te knielen...
 
Maar niet meer dan korte pooze
 
Betooverd' hem die koude maagdlijkheid;
 
Te zonnig was hij voor die kuische sneeuw,
 
En de eerbied week van 't blozend, rond gelaat,
 
Terwijl zijn blik nieuwsgierig-onderzoekend
 
Haar gadesloeg; zacht murmelden zijn lippen:
 
‘Ze is niet meer vrouw, ze is reeds godinne op aard.
 
Hoe zoû 't mij drukken steeds mijn eigen kleinheid
 
Met zoo veel groots te moeten vergelijken!...
 
Mijn heer beschouwt het zonnig-schoone leven
 
Als waar' het niet dan maar een eindloos pogen
 
Om 't Ideaal zich steeds meer onbereikbaar
 
Te malen, strevend naar 't geluk, dat vlucht!
 
Onzinnig zoeken naar 't geluk, waar dit
 
In elke bloem, die bloeit, ons tegenlacht!
 
De bloeme des geluks geurt overal;
 
De meeste staren echter naar de starren,
 
En gaan voorbij, terwijl hun blik omhoog
[pagina 61]
[p. 61]
 
Nog zoekt, wat mild omlaag zich hun reeds bood.
 
Ik, wel bewonder ik die hooge starren,
 
Zoo rein daar flonkrend in den blauwen ether,
 
Dan, ik vertrap de bloemen niet in 't stof;
 
Ik gaêr ze tot een tuil, en, o, haar geur
 
Is mij bedwelmend-zoet... Deêz maged is
 
Het onbereikbaar Ideaal verzinlijkt...
 
Wee die het zoekt op aard!... O, arme dichters,
 
Waarom zijt gij reeds goden hier omlaag!’
 
 
 
Daar klonk een stap; de purperen gordijn
 
Wierd opgebeurd; de meester stond ten drempel,
 
En toornig trof zijn blik den jongeling,
 
Die dus betrapt, verschrikt en schichtig 't hoofd
 
Naar achtren wendde, toen ter knieën neêrzonk:
 
‘Genade, o Heer,’ zoo kreet hij, ‘o, genade!’
 
Nog voor het woord des toorns van 's meesters lippen
 
Geklonken had... ‘Vergeef mij, ik deed onrecht,
 
Maar 't harte drong mij zoo, ik smachtte, ik smachtte
 
Dit godlijk beeld te aanschouwen...’
 
Smeekend hief hij
 
Zijn in elkaêr gewrongen handen op,
 
En smeekend zag het schuchter oog ten kunstnaar,
 
Die voor de vreeze van den knaap zijn gramschap
 
Reeds half vergat... de donkre blik wierd zachter;
 
De wolken weken van het bleeke voorhoofd;
 
Toch sprak zijn stem nog trillende:
 
‘Het zij zoo!
 
'k Vergeef u, die mijn liefling zijt, al hebt
 
Gij 't woord van trouwe ook trouweloos geschonden,
[pagina 62]
[p. 62]
 
Niet achtend de belofte, die gij zwoert:
 
Deêz heilgen drempel nimmer te overschrijden.
 
Gewijd is haar deêz plek, haar, mijn godin;
 
Maar nogmaals wees vergeven, wees vergeven:
 
't Gevoel was wellicht edel, dat u drong,
 
Niet bloot nieuwsgierigheid, laat dit mij hopen!’
 
Nog rees hij niet, tot weenens toe geroerd
 
Door zooveel goedheid, leende 't blonde hoofd
 
Hij op de hand, die zacht hem wilde beuren.
 
Toen voerde hem zijn heer ter zuilenzaal
 
Waar 't maanlicht langs 't porfier der schachten gleed,
 
En 't water aan de vaas der Danaïde
 
Ontvloot in zachtkens-klaterenden straal...


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken