Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hanna de freule (ca. 1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hanna de freule
Afbeelding van Hanna de freuleToon afbeelding van titelpagina van Hanna de freule

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.55 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hanna de freule

(ca. 1900)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 207]
[p. 207]

Acht en dertigste hoofdstuk.
Tot morgen.

Snel de gang ingetreden, ziet Bronsberg door de openstaande voordeur de donkere massa reeds tamelijk nabijgekomen. - Zal hij naar het kantoor terugkeeren, en zich wapenen tegen mogelijk geweld? - Waartoe? - Indien de fabrikant geen ander wapen dan pistool of dolk heeft, om zijn werklieden tot rede te brengen, het zal hem zeker de overwinning niet geven.

In 't midden van de gang gekomen, blijft Bronsberg er rustig staan; en dan, als de kiezelsteenen van den oprit reeds knoerpen onder den tred der menigte, en Tholen en Wessel nog aarzelen, maar, voortgezweept door het gegons van zoovelen, de stoep betreden, dan komt hij uit de donkere gang geheel naar voren.

Bij die onverwachte verschijning blijven de beide mannen een oogenblik ter halverwegen staan; tasten onwillekeurig naar hun pet, en weten niet aanstonds het antwoord te geven op de vraag die hun kalm te gemoet klonk:

‘Wat wil je mannen; wat is het doel van je komst?’

Piet Tholen - Glovers beste vriend en plaatsvervanger - kon lezen en schrijven, maar daarom was hij nog de rechte niet om, als 't er op aankwam, flink zijn woord te doen. - Wessel zong in de kerk alles op 't gehoor, met trillers bovenuit, en daaraan had hij de keuze van voorganger bij deze gelegenheid te danken; doch nu stond hij evenals Piet Tholen een oogenblik verlegen, en Tholen stootte den zanger aan, en Wessel wederkeerig den ‘prefester,’ totdat Bronsberg iets krachtiger zijn vraag herhaalde, en de eerste nu het woord nam:

‘Waarom dat we hier komen? Dat zul je wel begrijpen, mijnheer. - Wat zeg jij, Wessel, dat begrijpt hij best!’

‘En anders zullen wij het zeggen,’ zegt de laatste, die zijn verlegenheid door het aannemen van een vrijeren toon zoekt te verbergen.

Bronsberg voorkomt hem:

‘'t Is misschien een gezamenlijke tocht van de arbeiders naar Reespoor om een verzuim goed te maken?’

[pagina 208]
[p. 208]

‘Een verzuim!’ herhaalt Wessel, door deze toespraak in de war gebracht.

‘Wat blief?’ zegt Tholen.

En Bronsberg hervat nu met zeer krachtige stem, zoodat allen, die daar staan, hem duidelijk kunnen hooren:

‘Ik vraag of het je doel was om op den Zondagavond een verzuim te herstellen?’

De kreten ‘Wat blief? Wat meent, en wat zeit ie?’ gaan er uit de menigte op.

‘Was het je plan om de weduwe van je pas gestorven meester en haar dochter bewijs van je deelneming te brengen?’

‘Deelneming? - Wat voor deelneming? Ik weet van geen deelneming,’ zegt Wessel, die zich uit zijn verwarring redt door een telkens scherper klemtoon op zijn woorden te leggen.

Het volk dringt van achteren op, en de voorsten staan nu vlak bij de stoep. Het meerendeel mompelt en praat, en herhaalt de woorden, die er gesproken zijn. - 't Had hen een oogenblik op andere gedachten gebracht. - Maar Wessel heeft gelijk: Wát weten zij van deelneming!

‘Voor den dag er mee, Piet!’ roept er een. En terwijl Piet nu zijn woord doet, schreeuwt Jan ‘de snaak’ die in de achterhoede staat:

‘We zullen ons deel wel nemen als hij 't soms niet geven wil.’

Wie het begrijpen, lachen; wie het niet begrijpen - vooral onder het jonge volk - maar het lachen zien, beginnen lustig te worden, en beproeven of het gezang weer bijval zal vinden. - Doch als anderen: Sust! roepen, dan fluiten ze, en maken ze dierengeluiden. Hanen hoort men, en varkens, en ezels, van alles dooreen.

Plotseling zwijgt het rumoer. De kleinen verheffen zich op de teenen.

- Er is een standje! - Vrouw Vlodder heeft begrepen dat die mannen het doodschieten niet waard zijn.

Inderdaad had Piet Tholen zijn voorstel namens het werkvolk zoo hakkelend gedaan, dat Wessel en anderen hem gedurig moesten helpen. Toen het er uit was, en hij, om zijn fiasco te verbergen, een eenigszins bespottelijk dreigende houding heeft aangenomen, was Bronsberg, in plaats van terug te wijken voor het steeds naar voren dringende volk, nog een trede lager gekomen, en ongeacht het geschreeuw en gejoel der menigte, die zich door de vallende duisternis beschermd gevoelde, heeft hij gezegd:

‘Als het de zaak van werk en loon geldt, dan moet je niet hier zijn. Morgen ben ik op 't Kromveld te spreken. Ik verzoek je heen te gaan. Altemaal! Terstond!’

[pagina 209]
[p. 209]

‘Wat dunkt je mannen?’ heeft Piet gezegd, terwijl hij zich omkeerde, want ‘de patroon had hem precies in de gaten als een spijker in een plank.’

‘Wat dunkt je mannen!’ herhaalt nu vrouw Vlodder, Tholens stem nabauwende, met een woesten vloek: ‘Wat ons dunkt: dat jelui je laat vertrappen en versuffen! Maar dat doen wij vrouwen Goddank nog niet!’ En dan met een sarrend gebaar: ‘Zeg, zul jij toebijten, mijnheer? Dadelijk? Anders zeggen wij strikken! - Maandag, Zondag wat maal ik er om. We zullen samen sterven of 't goed hebben. Zeg op, voor den d.....!’

Bronsberg zag de furie onverschrokken aan, wendde het hoofd van haar af, en hernam luide tot het volk:

‘Ik verzoek en gebied je, nu heen te gaan, in je eigen belang. Morgen....’

‘Morgen zul jij hangen aan den hoogsten boom als je niet uit den hoek komt!’ krijscht vrouw Vlodder opnieuw met de vuist vooruit: ‘Geloof maar dat we sterk zijn, want allemaal zijn we het eens. Van avond willen we 't weten. Zie je, als geen ander het durft, dan zal ik het je zeggen!’

Het razende wijf hoort Bronsberg gelasten dat zij zich van de stoep zal verwijderen; maar, zij weet ook dat men haar handen vreest, en bovendien dat men den patroon niet meer genegen is.

Een nog ruwere vloek overstemt het driester wordende rumoer. Vrouw Vlodder vliegt de trappen op, en zich vlak voor Bronsberg plaatsende, snerpt ze:

‘En dan zal ik koerazie hebben om jou te vragen of voortaan je ketel zal koken? ja of neen?’

Op Bronsbergs gelaat is geen schijn van vrees te bespeuren.

‘Vrouw, ga weg! Met een furie spreek ik niet,’ zegt hij forsch.

‘Furie!’ roept het wijf, en het is alsof haar oogen vonken vuurs schieten: ‘Wou jij van furie spreken! Ha fijne mogol! Zeg nóg eens furie als je durft!’

Bij het toenemend gejoel - waaronder vele stemmen, die vrouw Vlodders aanmatiging afkeuren, en haar roepen of schelden - bewaart Bronsberg zijn uiterlijke kalmte geheel.

‘Neemt het wijf, en bindt ze als het noodig is.’

‘Binden!’ krijscht de vrouw, en de vuisten verheffende, zou zij ze Bronsberg met geweld in de beide oogkassen hebben gestooten, wanneer hij niet aanstonds den arm vooruitgebracht en den aanval had afgewend.

[pagina 210]
[p. 210]

De kloekheid van den jongen en toch niet forschen patroon heeft de menigte getroffen.

‘Hij durft haar aan!’

‘Hij staat de ijzeren plaat!’

‘Varken, knrrr!’

‘Vieze floddermuts!’

‘Dring-vooraan!’

‘Hoogste woord!’

‘Rooje neus!’

‘Oorlogschip!’

‘Donderwolk!’

Deze en andere kreten snijden de lucht; terwijl inmiddels eenige mannen, waaronder Abel en Marcelis Blom, zijn toegeschoten om met Tholen en Wessel de dreigende furie van de stoep te verwijderen en zoo mogelijk tot bedaren te brengen.

Ongelukkig zijn het voor 't meerendeel de zoogenaamde ‘fijnen’, die den patroon te hulp komen; 't zijn de ‘tegenstribbelaars’. de ‘brave lamlijzen’, ‘die vies van een borrel zijn, maar zeker de kat in 't donker knijpen.’ - De vrouwen kunnen Abel met zijn ‘Gods heerlijkheid’ niet best lijden, en vooral nú niet terwijl men spijkers met koppen denkt te slaan.

- Kaat Knappert geeft het sein. - Zóó zal men geen fatsoenlijke werkvrouw den mond snoeren!

‘Wat kan hij zonder ons! Waarom zijn we hier gekomen?’ roept ze met een vuurrood gezicht. ‘Vooruit! Als vrouw Vlodder recht spreekt, dan moeten ze van haar afblijven! - Zeg, zal je haar loslaten, fijne blom met je godzalig gezicht! Los, zeg ik je!’

Ter linkerzijde van de stoep heeft nu een worsteling plaats. In weerwil van nagels en gekrijsch, blijven de mannen er baas, en dringen de vrouwen naar achter. Nochtans hebben de woorden van vrouw Knappert weer anderen ten strijde aangevuurd. Ja! waarom kwamen ze hier? Zullen zij zich nog eens met een uitstel tevreden stellen, nu, terwijl er geld genoeg, en het: ‘Alles of Strikken’ de vaste afspraak is.

De duisternis, die al meer en meer valt, maakt de immer zoo licht te slingeren menigte weer driester.

‘Neen, hij is niet te vertrouwen!’

‘Uitstel is afstel.’

‘Kromveld of Reespoor - Zondag of Maandag, dát is hetzelfde!’

‘'t Is om goed loon, om goed eten en drinken te doen. - Praatjes vullen de maag niet!’

[pagina 211]
[p. 211]

‘Nú moet hij 't zeggen, nú op staanden voet, zonder beraad!’

Maar hoort. Hij weigert opnieuw:

‘Als ik nu toestond wat ik straks heb geweigerd,’ zoo vervolgt Bronsberg met forsche stem, ‘dan zoudt ge reden hebben om mijn woorden te wantrouwen. Nú hebt ge dat niet. Mijn woord brak ik nooit.’

‘Mannen, laat ons dan heengaan en wachten tot morgen!’ roept Abel zoo krachtig als hem mogelijk is.

‘'t Is de dag des Heeren!’ zegt met piepend borstgeluid Abels geestverwant.

‘Niemand zal God verzoeken!’ zegt Marcelis Blom.

Maar, Tronk de stoker is er ook nog.

En Prost, die meent dat men hem wederrechtelijk het zwijgen heeft opgelegd, zal nú, terwijl de ‘Godzaligheid’ den boventoon schijnt te krijgen, eens toonen dat hij niet dronken en geen kind is.

Als een hevig opstekende wind verheft zich plotseling het rumoer. Men schreeuwt en fluit en sist. doch, zich toch meestal achter den rug van anderen, of ook 't gelaat achter eigen handen verbergende.

- Wat willen ze? - Bestaat er ernstig gevaar dat het onverstand der weer vooruitdringende menigte, den jongen fabrikant eenig kwaad zal berokkenen?

Bronsberg is niet bevreesd, doch het wekt zijn wrevel dat bij zulk een demonstratie - die in de stad, waar zij beraamd werd, toch bekend moest wezen - geen de minste politiehulp aanwezig is.

- Maar immers, zulke wapenen behoeft hij niet.

‘Je hebt mij gehoord en verstaan,’ klinkt nu Bronsbergs stem voor het laatst. ‘Tracht niet door geweld of baldadigheid je doel te bereiken. Zoo waar als de avondster daar aan den hemel staat, zóó waar zal een ieder er zijn eigen ellende door bewerken. - Liever zou ik Het Kromveld tot den laatsten steen willen sloopen, dan mij door onzinnig geweld laten dwingen. - Ik meen het eerlijk en trouw; ik wil de verbetering van uw lot. Maar gij, ge zult uw meester eerbiedigen en gehoorzamen! Nog eens: Van avond antwoord ik niet. Gaat nu. - Tot morgen!’

Bronsberg, die ook bij den laatsten - doelloos onstuimigen aandrang van het werkvolk, geen duimbreed was teruggeweken, heeft met zooveel vastheid gesproken, dat het meerendeel der arbeiders elkander aanziet alsof zij die laatste woorden: ‘Tot morgen’, herhalen. - Bronsbergs wijzen naar de flonkerende avondster is mede een goede inval geweest. Onwillekeurig heeft het velen doen omzien - alsof er iets buitengewoons te aanschouwen was. - Men

[pagina 212]
[p. 212]

fluistert. - Men gebiedt den schreeuwers met kracht dat ze zich stil zullen houden, terwijl het: Tot morgen, in Gods naam! al luider en luider weerklinkt.

En zou het toch waar zijn dat Nelly's vriend juist in deze oogenblikken op het ernstigst bedreigd wordt?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken