Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hanna de freule (ca. 1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hanna de freule
Afbeelding van Hanna de freuleToon afbeelding van titelpagina van Hanna de freule

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.55 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hanna de freule

(ca. 1900)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Veertigste hoofdstuk.
Verademing.

Reeds spoedig nadat Bronsberg in de huiskamer was teruggekeerd, mocht hij er, althans voor een wijle, den storm vergeten, die er gewoed heeft, en mede 't geen hem, vooral om Nelly's wil, zoozeer heeft getroffen. Ja, hij vergeet er de zorgen en moeiten, die zijn jeugdig leven omringen; immers, Nelly drukt hem aan haar jagenden boezem; zij legt haar arm om zijn hals, en zoent hem zooals zij het sedert den avond van vaders sterven niet had gedaan.

- O, kon zij nu nog een oogenblik twijfelen aan de liefde van den kloeken vriend? Heeft zij hem niet gezien, toen hij stond tegenover Hanna? Al hoorde zij niet wat ze spraken, ze zag haar Willem. en het oog der liefde ziet scherp. - Neen, waarom Willem bij het lezen van Hanna's brief ontroerde, en wat die brief behelsde zij weet en vermoedt het niet; maar dat geen brief ter wereld meer in staat is om haar een oogenblik aan de trouw van haar vriend te doen twijfelen, dát weet zij zeker.

‘Mijn beste Willem, wat hadden wij weerlooze vrouwen gedaan, indien die opgewonden menschen niet door je krachtige woorden werden beteugeld! Teleurstelling had hen misschien tot het ruwst geweld kunnen brengen!’

‘Mijn trouwe moedige compagnon!’ zegt de weduwe, terwijl ze Willem de hand drukt.

‘Prijst mij niet te veel,’ zegt Willem, die het glas wijn heeft verdiend, 't welk Nelly hem aan de lippen brengt: ‘Een der werkvrouwen, een boosaardig schepsel, dat zich onhandig genoeg en zeker

[pagina 217]
[p. 217]

niet in haar eigen belang, terdege deed kennen, had de zaak nog glad kunnen bederven, indien Hanna mij niet was te hulp gekomen.’

‘Hanna?’ vragen moeder en dochter te gelijk.

‘Ja; toen de vrouw en het volk haar op het onverwachtst voor zich zagen, meenden zij zeker een spook te zien, en kozen velen - waaronder de domsten en lastigsten, zoo snel zij konden het hazenpad. Zie, lieve Nelly, zoo moest Hanna nog mijn beschermster worden.’

‘De gekke Hanna!’ zegt Nelly, door het verhaal getroffen, terwijl ze haar Willem blijft aanstaren.

‘Noem haar zoo niet,’ zegt Bronsberg snel: ‘Ik heb reden om te gelooven dat Hanna nooit werkelijk krankzinnig was. - Vraag mij niet lieve kind; laat dit nu genoeg zijn.’

Nelly beeft inwendig. Zij is bleek geworden. Zij wendt het gelaat van hem af, en zegt dan aarzelend: ‘Wat stond er in dien brief Willem?’

- In den brief? - Hoe weet Nelly dat Hanna hem een brief, dat onzalige schrift heeft doen lezen!

En zij - ze dacht er niet aan dat ze vraagt naar 't geen ze slechts weten kon, omdat ze haar Willem durfde bespieden. - Nog sterker bonst weer haar hart.

‘Nelly wilde zich overtuigen dat het werkelijk Hanna was,’ zegt mevrouw Degen: ‘en in het kantoorkamertje zagen we toen dat je een brief van haar laast. Nelly meende misschien dat het uit dien brief kon blijken....’

‘Neen, neen!’ zegt Nelly snel met verwarring: ‘Wat zou er uit een brief kunnen blijken mama! Ik weet niet waarom wij hierover spreken, en waarom ik naar dien brief heb gevraagd. - Drink nog eens Willem, dat zal je goeddoen.’

En Willem Bronsberg, terwijl hij zich nogmaals verkwikt met een teug, ziet den angst op Nelly's gelaat.

Ja, nu Willem na het lezen van dien brief, zijn overtuiging heeft uitgesproken dat Hanna nooit werkelijk krankzinnig is geweest, nu gist zij de waarheid; nu komen Hanna's woorden in dien morgen haar opnieuw maar sterker dan ooit het hart beroeren. - 't Is haar alsof ze die woorden verneemt: ‘Ik meen of dat niet zoet is juffrouw als hij u kind noemt?’ En ook: ‘Maar spreek ik dan nog van een prins of een graaf? Ik spreek van je vader, juffrouw, van mijnheer Degen, ik zeg dat hij mijn moeder heeft laten doodvriezen; ik zeg je dat hij mijn vader is.’ Doch neen, het kan niet waar zijn! Wie heeft haar gezegd dat die brief zulk een vreeselijke zekerheid geeft?

[pagina 218]
[p. 218]

Is er dan geen laster in de wereld! Is de brief van dien Glover mede geen laster, geen leugen tegen den geliefde? En ofschoon Willem dan ook op dien stelligen toon beweert dat Hanna nooit werkelijk krankzinnig was; hij kan zich immers bedriegen. En zal Nelly zich dan nu, terwijl men pas aan zulk een groot gevaar ontkwam, door haar vrees laten beheerschen en haar dierbaren vriend bedroeven en vermoeien? - Neen, nu wil zij zich krachtig toonen. Later zal zij Hanna spreken. Ze zal haar vragen, welk bewijs zij heeft dat zij vroeger geen waanzin en logen sprak. En als het moest blijken dat die brief werkelijk een blaam kan werpen op de nagedachtenis van haar vader, dan zal zij met beloften en beden haar stilzwijgen koopen; dan moet zij dien brief bezitten; dan moet zij dien vernietigen; immers het geldt de eer van den ‘goeden man, die haar altijd zoo lief had’.

Nu heeft Nelly zich geheel hersteld, en om haar vriend te doen zien hoezeer zij hem bemint, maar ook - al meent zij dat hij niet kan vermoeden wat haar met vrees vervult - om hem te doen gevoelen dat brieven niets bewijzen tegen personen, die ons dierbaar zijn, haalt ze met zoeten lach het geschrift te voorschijn, 't welk haar zoo diep had geschokt, en geeft het aan Bronsberg met de woorden:

‘Zie nu eens mijn lieve Willem, hoeveel waarde men aan brieven moet hechten; en ook, tot welke laagheden die zoogenaamde besten onder dat soort van menschen, nog altijd in staat zijn.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken