Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreide en nagelaten gedichten (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreide en nagelaten gedichten
Afbeelding van Verspreide en nagelaten gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Verspreide en nagelaten gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (5.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

Frans de Cort



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreide en nagelaten gedichten

(1869)–Johan Michael Dautzenberg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 258]
[p. 258]

Krekelzangen.

I.

 
Op den koekoek volgt de krekel,
 
Op den egel komt de stekel,
 
Op de boter frissche pekel,
 
Op het gouden vlas de hekel.
 
 
 
Bilderdijksche krekelzangen
 
Zijn door hooge en lage rangen
 
Met plezier en eer ontvangen:
 
Wie kan meerdre gunst erlangen?
 
 
[pagina 259]
[p. 259]
 
Sinds de kleinste kinders weten,
 
Hoe 't met kreeklen is gezeten,
 
Hoe hun sjirpen dient geheeten,
 
Vrees ik erge vitterveeten.
 
 
 
Schijnt mijn zingen ijdel trommen,
 
Zooals dat der krekeldrommen,
 
Dan zal ik der vittren brommen
 
Nooit en nimmer doen verstommen.

II.
Krekelmanneken trilt:

 
De liefde heeft mij het trommelvlies
 
Gespannen al te zeer:
 
Nu is 't mij moeilijk kuisch en kiesch
 
Te denken aan mijne eer.
 
 
 
Ik heb, zoolang de winter blies,
 
Gedacht aan les en leer -
 
De zomer schiet met speer en spies,
 
Ik kan 't niet langer meer.
 
 
[pagina 260]
[p. 260]
 
Ik volg den gloed der driften dies,
 
En sjirpe luid en teer,
 
Tot ik het minnevuur verlies
 
En weer ter aarde keer.

III.
Krekelwijfjen trilt:

 
O sjirp en klaag nog eens zoo luid,
 
Schuil achter hol en net,
 
En noem me schatjen, noem me bruid,
 
Ik waag toch geenen tred.
 
 
 
Hij, die gedurig fleemt en fluit
 
En niets beoogt dan pret,
 
Die laat mij wis niet heel de huid,
 
Als hij mij heeft besmet.
 
 
 
Wel spoedig is het met haar uit,
 
Die op dijn trillen let:
 
Du bist gekend als blijde guit,
 
Die wreed zijn lief verplet!
[pagina 261]
[p. 261]

IV.
Veldkrekel.

 
De krekel aan den akkerrand
 
Bezit wel machtig veel verstand:
 
Al wat natuur van hem begeert,
 
Dat heeft hij als van zelf geleerd.
 
 
 
Met hem vereenigd om 't gezin
 
Zweeft over 't krekelhol de spin:
 
Zij loeren saam op goeden buit,
 
Die hun het blijde leven kruid'.
 
 
 
Zoo spant de duivel ook zijn web,
 
Opdat hij mee zijn aandeel hebb'
 
Bij haat en nijd, krakeel en twist,
 
Zooals bij min en minnelist.
 
 
 
Wie dat niet bij den krekel ziet,
 
Die heeft den grond van niets bespied,
 
En vindt den kleinsten krekelzang
 
Veur zijn genot nog veel te lang.
[pagina 262]
[p. 262]

V.
Huiskrekel.

 
De krekel in des huizes haard,
 
Die schijnt eenvoudig, zacht van aard:
 
Hij tjilpt geheel den zomer door
 
En streelt des winters ook ons oor.
 
 
 
Hij roert zich rap, hij rilt en stoeit,
 
Zoolang een turf of kooltjen gloeit;
 
Hij tuurt en kijkt door scheur en spleet
 
En kent der lieden lust en leed.
 
 
 
Ook weet hij, dat hier man en vrouw
 
Zich minnen hartelik en trouw,
 
Al maakt zijn liedjen geen gewag
 
Des kussens, dat hij hoorde en zag.
 
 
 
Den kinderen wordt elk avondfeest
 
Verblijd door dien geheimen geest:
 
Zij zingen vaak nog met hem mee
 
Al stappend in de beddestee.
[pagina 263]
[p. 263]

VI.

 
Dat de krekels ommezwermen
 
En wel eens een huis begeven,
 
Om een hutjen te beschermen,
 
Wordt gezegd en ook geschreven.
 
 
 
Zooals Rome, in waan gekluisterd;
 
Eens bespiedde gans en kieken,
 
Zoo is 't, dat de hut nog luistert,
 
Wen er krekels driftig krieken.
 
 
 
Blijven zij niet stil, verzwegen,
 
Tieren zij bij stoof en oven,
 
Dan voorspellen zij maar zegen
 
Dezen, die het graag gelooven.
 
 
 
Genen is 't gekriek een euvel:
 
Want die donkre brillen dragen
 
Zien in elken krekelheuvel
 
Eenen sombren grafterp dagen...
 
 
 
Laat ons hier een kruisjen planten -
 
Eeuwig hoeft ja niet gekrekeld -
 
Anders komt de kwant der kwanten.
 
Die ons duchtig klopt en hekelt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken