Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi
Afbeelding van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu ChristiToon afbeelding van titelpagina van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Editeur

W.J.C. Buitendijk



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
elegie / klaagzang


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi

(1978)–Jeremias de Decker–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Christus beschuldigt.

205[regelnummer]
Gods Soon verslijt den nacht in duchten, suchten, sorgen,Ga naar voetnoot205
 
Maer och! de dag van morgenGa naar voetnoot206
 
Genaekt vast, komt vast op, en met dien droeven dagGa naar voetnoot207
 
Een noch veel droever slag.
 
 
 
Hy heeft den gantschen nacht slechs in sijn' siel geleden,
210[regelnummer]
Nu geld 'et siel en leden.Ga naar voetnoot210
 
Men send hem smadelijk nu hier, nu weder gins,
 
Nu Priester toe, nu Prins.Ga naar voetnoot212
 
 
 
Men stelt hem voor den Raed der Schrift en wetgeleerden,Ga naar voetnoot213
 
Die Schrift en wet verkeerden:Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Hier word hy, die de Wet ook tot een stip voldoet,Ga naar voetnoot215
 
Onwettelijk begroet.Ga naar voetnoot216
 
 
 
Men komt hem valschelijk met schelmery betijgen,Ga naar voetnoot217
 
Hy wederleyt met swijgen.Ga naar voetnoot218
 
Men eyscht hem waerheyd af, hy spreektse klaer en rond,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Men smijt hem voor den mond.Ga naar voetnoot220
[pagina 92]
[p. 92]
 
De Prins der Priesteren, het hooft der huychelaren,Ga naar voetnoot221
 
Besweert hem te verklaren
 
Bescheydelijk, recht uyt en sonder veynseryGa naar voetnoot223
 
Van wien en wie hy zy.Ga naar voetnoot224
 
 
225[regelnummer]
't Welk als hem Godes Soon komt sonder veynsen leeren,Ga naar voetnoot225
 
De veynsert scheurt sijn kleeren,Ga naar voetnoot226
 
Quansuys, en onder schijn van sucht tot 's Hemels eer,Ga naar voetnoot227
 
En roept, wat wil men meer?
 
 
 
Hy heeft sich d'eere Gods (ô laster!) aengemeten,Ga naar voetnoot228-229Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Daer op word hy gesmeten,Ga naar voetnoot230
 
Bespogen en bespot, en lasteraer genoemt,
 
En voorts ter dood gedoemt.
 
 
 
O grousaem lasterstuck! de vuylste lasterarenGa naar voetnoot233
 
Die oyt ter wereld waren,
235[regelnummer]
Verdoemen hier Gods Soon, die niet en sprak als waer,Ga naar voetnoot235
 
Voor een' Godslasteraer.Ga naar voetnoot236
 
 
 
Hy vind sich (soo wy dik in onspoed ondervinden)Ga naar voetnoot237
 
Verlaten van sijn vrinden:Ga naar voetnoot238
 
Ia Petrus, die soo korts noch proef van trouheyd gaf,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Versaekt hem, sweert hem af.Ga naar voetnoot240
[pagina 93]
[p. 93]
 
Wy kennen Christus niet als hy van 's werelds Grooten
 
Verschopt werd en verstooten:Ga naar voetnoot242
 
Maer als de Koningen hem troetelen, ô dan,Ga naar voetnoot243
 
Dan kennen wy den Man.Ga naar voetnoot244
 
 
245[regelnummer]
Hy derf de tong nu niet voor sijnen Heer bewegen,Ga naar voetnoot245
 
Flus dorst hy hand en degen.Ga naar voetnoot246
 
Ach! Simon, die nog strax den mannen wou te lijf,Ga naar voetnoot247
 
Beswijkt nu voor een wijf.Ga naar voetnoot248
 
 
 
Hy blijft in 't loochenen troulooselijk volherden
250[regelnummer]
Ten tweeden, ja ten derden,
 
Misschien ten vierden ook, soo 't kraeyen van den haen
 
Hem niet en had doen gaen.
 
 
 
Het kraeyen van den haen komt sijn vergrijp ontdecken,
 
En sijn geweten wecken,
255[regelnummer]
't Welk nergens rust en vind, voor dat soo vuyl een smet
 
In tranen is genet.Ga naar voetnoot251-256Ga naar voetnoot256
 
 
 
Sijn Heer word onderwijl gekluystert en gebonden
 
Den Landvoogd toegesonden:Ga naar voetnoot258
 
Hier scheldmen op de deugd, hier steltmen God te rechtGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
Voor 't menschelijk gerecht.
[pagina 94]
[p. 94]
 
Hier heeft hy wederom all' 't onverdiende smaden,Ga naar voetnoot261
 
All' d'opgedichte quadenGa naar voetnoot262
 
Van staetsucht, muytery en wederspannigheyd,Ga naar voetnoot263
 
Met swijgen wederleyt.Ga naar voetnoot261-264
 
 
265[regelnummer]
Die grooten Advocaet, die voor ons' quade feytenGa naar voetnoot265
 
Soo magtig weet te pleyten,Ga naar voetnoot266
 
Brengt voor sijn' goede saek ook niet het minste woordGa naar voetnoot265-267
 
Uyt sijnen boesem voort:Ga naar voetnoot268
 
 
 
Maer och! wat kond hy ook veel voor syn' sake spreken?
270[regelnummer]
Hy hadde zich gesteken
 
Als borg in onse schuld, die moeste sijn voldaen,Ga naar voetnoot270-271
 
Daer gold geen spreken aen.Ga naar voetnoot272
 
 
 
Al is hy onbeswaert van eygene misdaden,Ga naar voetnoot273
 
Hy staet met d'ons' verladen;Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Die liggen hem soo swaer soo lastig op 't gemoed,Ga naar voetnoot275
 
Dat hy verstommen moet.
[pagina 95]
[p. 95]
 
Hy hoefde geen verschoon voor sijn bedrijf te weven,Ga naar voetnoot277
 
Hy hadde niet misdreven;Ga naar voetnoot278
 
En och! der gener schuld, die hy alhier vertoont,Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
En kon niet sijn verschoont.Ga naar voetnoot280
 
 
 
Dus schoon de rechter hem tot spreken wil bewegen,
 
Het dunkt hem best geswegen:Ga naar voetnoot282
 
D'oprechtheyd des gemoeds, al slaet hy geen geluyd,
 
Straelt hem ten oogen uyt,
 
 
285[regelnummer]
Blinkt door de wolcken heen van lastering en logen
 
Tot in des rechters oogen.
 
De rechter merkt terstond, hoe listig hier de NijdGa naar voetnoot287
 
D'onnooselheyd verbijt.Ga naar voetnoot288
 
 
 
Pilatus heeft hem voorts geknevelt en gebonden
290[regelnummer]
Herodes toegesonden;Ga naar voetnoot289-290
 
Herodes wederom bespottelijck geçierd
 
Pilatus toegestiert.Ga naar voetnoot291-292
 
 
 
Dus kaetst men met de deugd, dus wordse van de GrootenGa naar voetnoot293
 
Vast gins en weer gestooten,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Geen' voorspraek vindende die voor d'Onnooselheyd,
 
Geen' die voor d'onschuld pleyt.Ga naar voetnoot295-296
[pagina 96]
[p. 96]
 
O Iesu, laet 'et ons, ons die vol schulden steken
 
Aen voorspraek niet ontbreken:
 
Wilt, wilt, als ik te recht voor Gods gerecht verschijnGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Mijn tong en voorspraek zijn.Ga naar voetnoot300
 
 
 
Want om des voorspraeks ampt daer boven te bekleeden,Ga naar voetnoot301
 
Soo moest ghy hier beneden
 
Voor 't menschelijk gerecht uw' schuldeloose saekGa naar voetnoot303
 
Sien doemen sonder spraek.Ga naar voetnoot304Ga naar voetnoot297-304
[tekstkritische noot]209 A. slechts
210 C. leden,
voetnoot205
verslijt: brengt door; sorgen: vrezen.
voetnoot206
dag in de dubbele bet. van etmaal en daglicht.
voetnoot207
vast: reeds.
voetnoot210
leden: lichaam.
voetnoot212
Priester: Annas en Kajafas; Prins: Herodes.
voetnoot213
Raed der Schrift en wetgeleerden: Sanhedrin, Hoge Raad (71 leden); Schrift en wetgeleerden: leraars die de wet en de profeten uitlegden.
voetnoot214
Schrift: Oude Testament; wet: de vijf boeken van Mozes en de leer welke deze bevatten (in tegenstelling tot de boeken der profeten); verkeerden: verdraaiden.
voetnoot215
ook tot een stip: zo stipt mogelijk. Vgl. Matth. 5:18, waar Jezus zegt dat er geen jota of tittel (d.i. streepje of puntje van een letter) van de wet zal voorbijgaan ‘tot dat het alles sal zijn geschiet’.
voetnoot216
Onwettelijk: Op een wijze die met de wet in strijd is; begroet: bejegend.
voetnoot217
met ... betijgen: betichten van; vgl. Marc. 14:56: ‘Want vele getuyghden valschelick tegen hem.’
voetnoot218
Vgl. Marc. 14:61: ‘Maer hy sweegh stille ende en antwoordde niets.’
voetnoot219
eyscht hem waerheyd af: eist met nadruk van hem dat hij de waarheid spreekt.
voetnoot220
smijt: slaat; vgl. Joh. 18:22: ‘Ende als hy dit seyde, een van de dienaeren die daer by stont, gaf Jesu eenen kinnebackslagh, seggende, Antwoort gy alsoo den Hoogenpriester?’
[tekstkritische noot]233-236 A. ontbr.
voetnoot221
Prins der Priesteren: voornaamste der priesters, de hogepriester; er waren 24 ‘overpriesters’ lid van de Grote Raad, waarvan hij het ‘overhooft’ was (Kantt. bij Matth. 2:4); huychelaren: Farizeeën.
voetnoot223
Bescheydelijk: duidelijk.
voetnoot224
Vgl. Matth. 26:63: ‘Ick besweere u by den levendigen Godt, dat gy ons seght, of gy zijt de Christus, de Sone Godts?’
voetnoot225
't Welk, nl. dat hij was Christus en de Zoon van God; latinistische constructie van de relatieve zin; bet.: als Gods Zoon hem dit ... gaat leren, vgl. A. Weynen, Zeventiende-eeuwse Taal, 2e dr., 95).
voetnoot226
Vgl. Kantt. bij Matth. 26:65: ‘Dit plachten de Joden te doen als sy wilden betoonen een uyterste droefheyt ofte mishagen over sekere sake, als Godslasteringe, &c.’
voetnoot227
sucht: genegenheid.
voetnoot228-229
Vgl. Matth. 26:65: ‘wat hebben wy noch getuygen van noode? Siet, nu hebt gy sijne (Godts)lasteringe gehoort?’
voetnoot229
aengemeten: aangematigd.
voetnoot230
gesmeten: geslagen.
voetnoot233
lasterstuck: schanddaad.
voetnoot235
verdoemen: veroordelen; niet: niets; waer: de waarheid.
voetnoot236
Voor: Als.
voetnoot237
dik: dikwijls; onspoed: tegenspoed.
voetnoot238
Vgl. Matth. 26:56: ‘Doe vluchteden alle de discipelen, hem verlatende.’
voetnoot239
korts: kort tevoren; proef: bewijs; vgl. vs. 109-112.
voetnoot240
versaekt: verloochent.
[tekstkritische noot]242 A. wordt
voetnoot242
werd: wordt.
voetnoot243
hem troetelen: hem in het gevlij trachten te komen.
voetnoot244
den Man: de Mens; toespeling op Petrus' woorden: ‘Ick en kenne den mensche niet’ (Matth. 26:72).
voetnoot245
derf: durft.
voetnoot246
Flus: Zojuist; hand en degen, nl. bewegen.
voetnoot247
strax: zoëven.
voetnoot248
wijf, nl. de dienstmaagd van de hoogepriester (Marc. 14:66).
voetnoot251-256
Vgl. Matth. 26:75: (Na de derde verloochening) ‘Ende terstont krayede de haen: ende Petrus wiert indachtigh des woorts Jesu, die tot hem geseght hadde, Eer de hane gekraeyt sal hebben, sult gy my driemael verloochenen. Ende na buyten gaende weende hy bitterlick.’
voetnoot256
genet: schoongewassen, gereinigd.
voetnoot258
Den Landvoogd, vgl. Marc. 15:1: ‘Jesum gebonden hebbende, brachten sy (hem) henen, ende gaven (hem) aen Pilatum over.’
voetnoot259
de deugd: Christus, die in de lijdensgeschiedenis de ‘rechtveerdige’ genoemd wordt (Matth. 27:19, 24; Luc. 23:47). Voor De Decker had het woord deugd soms een andere gevoelswaarde dan voor ons, vgl. Rym-oeff. I, 93, waar hij zelfs spreekt van Gods ‘Vaderlijcke deugd ... Deugd die vooral bestaet in een barmhertig, soet, In een verbiddelijck en vriendelijck gemoed.’ Hij komt zelfs tot een smakeloosheid als in Rym-oeff. II, 140: ‘Als Christus tusschen twee deugnieten hing aen 't kruys, Doen lag de deugd, of noyt, in 't gulde midden t'huys.’
[tekstkritische noot]269-280 A. ontbr.
voetnoot261
smaden: honen, lasteren.
voetnoot262
opgedichte: hem ten onrechte aangewreven.
voetnoot263
staetsucht: machtsbegeerte (Jezus noemde zich koning der joden).
voetnoot261-264
Vgl. Luc. 23:2, 5: ‘Ende sy begonden hem te beschuldigen, seggende, Wy hebben bevonden dat dese het volck verkeert, ende verbiedt den Keyser schattinge te geven, seggende dat hy selve Christus de Koningh is. Ende sy hielden te stercker aen, seggende, Hy beroert het volck’; Marc. 15:5: Ende Jesus en heeft niet meer geantwoort, so dat Pilatus hem verwonderde.’
voetnoot265
Advocaet: Christus, vgl. 1 Joh. 2:1: ‘wy hebben eenen Voorsprake by den Vader, Jesum Christum den rechtveerdigen’ (Kantt.: ‘eygentlick een Advocaat’); quade feyten: misdaden.
voetnoot266
magtig: krachtig.
voetnoot265-267
Chiasme: grooten-ons' quade feyten: sijn' goede saek-minste.
voetnoot268
Uyt sijnen boesem: uit zijn gemoed, vgl. ontboezeming.
voetnoot270-271
hadde sich gesteken ... in onse schuld: had onze schuld op zich genomen, vgl. de uitdr.: zich in schulden steken.
voetnoot272
gold ... aen: hielp ... aan, baatte ... voor.
voetnoot273
onbeswaert: vrij van de last.
voetnoot274
verladen: beladen.
voetnoot275
lastig: drukkend.
[tekstkritische noot]281-282 A.
 
De Rechter pooght den Man tot spreecken te bewegen,
 
Maer 't dunckt hem best geswegen:
voetnoot277
verschoon: rechtvaardiging; bedrijf: daden; weven: bedenken.
voetnoot278
niet: niets.
voetnoot279
Bet.: de schuld van hen, die hij hier representeert (als borg, vgl. vs. 271).
voetnoot280
verschoont: vergoelijkt.
voetnoot282
best geswegen: het best te zwijgen.
voetnoot287
de Nijd, personificatie gebaseerd op Marc. 15:10: ‘Want hy wist, dat hem de Overpriesters door nyt overgelevert hadden.’
voetnoot288
D'onnooselheyd: De conschuld (vgl. echter de aant. bij vs. 295-296); verbijt: in het verderf stort, te gronde richt.
voetnoot289-290
Vgl. Luc. 23:7: ‘Ende verstaende dat hy uyt het gebiedt van Herodes was, sondt hy hem henen tot Herodem, die oock selve in die dagen binnen Jerusalem was.’
voetnoot291-292
Vgl. Luc. 23:11: ‘Ende Herodes met sijne krijghslieden, hem veracht ende bespot hebbende, dede hem een blinckende (Kantt. “Of, cierlick”) kleet aen, ende sonde hem weder tot Pilatum.’
voetnoot293
van: door.
voetnoot294
Vast gins en weer: Steeds heen en weer.
voetnoot295-296
voorspraek: advocaat; d'Onnooselheyd - d'onschuld: De Decker maakt dus onderscheid tussen de onnozelheid, hier gepersonifieerd: hij die geen kwaad heeft gedaan, dus heilig is, rein, onbesmet (vgl. Hebr. 7:26, waar van Christus gezegd wordt dat hij was ‘heyligh, onnoosel, onbesmet, afgescheyden van de sondaren’), en de onschuld, hier gepersonifieerd: hij die geen schuld heeft, dus geen straf verdient, zoals in Matth. 27:4, waar Judas zegt: ‘Ick hebbe gesondigt, verradende 't onschuldig bloet.’
voetnoot299
te recht: volgens recht en billijkheid.
voetnoot300
tong: woordvoerder.
voetnoot301
daer boven: in de hemel.
voetnoot303
schuldeloose saek: rechtvaardige zaak.
voetnoot304
doemen: vonnissen; sonder spraek: zwijgend (vgl. Jes. 53:7).
voetnoot297-304
Vgl. Formulier om dat heylige Nachtmael te houden: ‘Onschuldich ter doot veroordeelt, op dat wy voor tgerichte Gods vry gesproken souden werden.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken