Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onvolwaardig (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onvolwaardig
Afbeelding van OnvolwaardigToon afbeelding van titelpagina van Onvolwaardig

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.85 MB)

Scans (16.73 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onvolwaardig

(1952)–Joh. Dekker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

19. Ik vertrouw op de Heer

Gelukkig behoefde Wijer niet alleen naar de kerk: Piet ging mee. Dat deed de jongen wel vaker tegenwoordig, daartoe aangespoord door ‘meneer Louis’.

In de consistoriekamer verzamelden zich de nieuwe leden; Wijer, in Vermarck's afgelegd grijs streepje, stak erg af bij de nieuwe costuums en het deftig zwart, waarin de meesten gestoken waren.

‘'t Komt niet op de buitenkant an,’ troostte Wijer zich, ‘God ziet 't hart an. Och Here, as dat maar vernieuwd mag weze door Je geest.’

In plechtige optocht, terwijl het orgel speelde, schreden ze allen achter de predikant aan het overvolle kerkgebouw binnen. Wijer was een der laatsten. In het ruime middenschip, vlak voor de preekstoel, waren hun plaatsen ingeruimd. De zon speelde fieurig op de gekleurde kerkramen, sproeide gloed en glans over de schare.

‘Dit is de dag, de roem der dagen, Die Isrels God geheiligd heeft’, hief de gemeente aan. Hoe was het mogelijk dat ze deze vreugdepsalm zongen, ook nu Wijer er bij zat, die, de minste van allen, nu met de anderen belijdenis ging doen, omdat God ook hem had aangewezen: ‘Ja, Wijer, jou moet Ik ook hebben!’

Met stille aandacht volgde de gemeente de prediking: ‘Nu is het in mijn hart, een verbond te maken met de Heer, de God van Israël’. Dat was de tekst. Wat een geruststelling, in het leven een trouwe bondgenoot te hebben, die sterker is dan de vijand. Als je er alleen niet tegenop kunt, kracht te ontvangen van de ander. Dat plan voor het bondgenootschap ging niet van ons uit: God wekte het in ons hart en Hij is nummer Eén in het verbond. Zijn trouw wordt zelfs door onze ontrouw niet opgeheven. Christus is de overwinning in ons leven, in alle moeite, zorg, zonde en dood. Hij is door de diepte heengegaan. Hij weet van alle ellende. Hij legt de hand op je schouder in de zware strijd.

Na de plechtige lezing der vragen riep de predikant ieder der nieuwe leden bij name, voor het antwoord, en opstaande ontving elk een passende tekst. ‘Driekus Wijer!’ klonk het door de volle kerk. De man stond langzaam op, gebogen en spichtig, maar het hoofd opheffend naar de kansel, kwam vast en duidelijk zijn ‘Ja!’ Toen sprak dominee met nadruk: ‘Want Hij zorgt voor u!’ Wijer's gemoed schoot vol: ja, o ja, God zorgde, voor alles, daar kon hij vast op aan. Toen stond de hele gemeente op en zong hun Gods zegen toe. Het was een ontzaglijk gebeuren, dat de ganse gemeente hem mede opdroeg in de gunst en hoede des Heren.

Na afloop van de dienst drukten enkele kennissen hem de hand. Ook Harksen kwam op hem toe, de hand hartelijk uitgestoken. Wijer's stem was hees en zijn ogen glommen vochtig. Niets kon hij zeggen. Het zong in zijn hart:

[pagina 163]
[p. 163]
 
Wat zal ik, met Gods gunsten overlaan,
 
Die trouwe Heer voor Zijn gena vergelden?

Hoe was het toch mogelijk dat God bij al die mensen ook hem wilde aannemen? Hij, de sjofele sukkelaar van het Straatje van Zeven, een kind van God! Hij, die in alles te kort schoot, voor wie zoveel lui de schouders ophaalden, hij was niet te min voor God.

Piet stond aan het kerkhek, feliciteerde vader onzeker. Thuis wachtte hem de teleurstelling, dat zijn vrouw met geen enkel woord zinspeelde op de plechtigheid van de dag. Alleen Driekus vroeg met kinderlijke nieuwsgierigheid, hoe alles gegaan was en Wijer, in overvloeiende dankbaarheid, die zelfs zijn knagende maagprjnen overstemde, verhaalde uitvoerig, waar moeder bij zat, totdat ze met een verveeld gezicht opstond en op het straatje een gesprek aanknoopte over het mooie weer met vrouw Van der Meulen.

Oom Willem kwam feliciteren met Catrien en de kinderen.

‘Een prachtige dienst,’ vond Catrien, ‘en erg indrukwekkend. Je wordt zo herinnerd aan je eige belijdenis en... dat je daar zo dikkels ontrouw an ben.’

‘Een dag om nooit te vergeten,’ zei Wijer. ‘Dat je toch as klein en nietig mens mag wete dat God je Bondgenoot is in 't leve. Mens, dat zet je over alle narigheid heen!’

Willem keek zijn broer aan: de geestelijke dingen waren een presente werkelijkheid voor hem.

Vader toonde zich erg ingenomen met Willem's bezoek. Moeder niet; die ergerde zich aan Catrien's nieuwe japon en de nette kleren van de kinderen. Waar deden die lui dat toch allemaal van?

In de loop van de week bracht dominee het gebruikelijk bezoek. Hij kwam 's avonds na het eten en zijn niet-aangekondigde komst bracht enige ontsteltenis te weeg. Moeder zat er knorrig bij, veegde met een natte doek snel de broodkruimels van het tafelzeil. De woorden van de predikant beantwoordde ze slechts met klachten over gebrek en tekort.

‘Werp al uw bekommemissen op Hem,’ vermaande dominee.

‘Van zukke mooie woorde ken je niet opscheppe, domenee,’ weersprak ze.

‘Integendeel, Gods beloften en toezeggingen, daar kun je in eeuwigheid van bestaan. Die behouden hun waarde, zelfs als al dit aardse waardeloos wordt.’

Moeder schokte onwelwillend met de schouders en zweeg mokkend. Dominee sprak over het gezinsleven, over de opvoeding der kinderen, waarbij het blijken moet dat de ouders, in eendrachtig samenwerken, Christus willen volgen.

De vrouw keek in vijandig zwijgen naar de grond. Wijer begon aarzelend: ‘Nou-ie 't daar over heb, domenee, dat wou ik je wel 's vrage. Ben ik nou eigelijk niet verplicht, de kindere na 't Christelijke school te sture? Ik ben nou lid van de kerk en ik mot 'r nou ernst mee make.

[pagina 164]
[p. 164]

Ze hore thuis niet te veul van 't goeie, dat spijt me genog en dan wordt 't 'r op school teminste nog voorgehouwe.’ Hij pauzeerde even, om de dubbele uitwerking van zijn woorden na te gaan. De vrouw keek nijdig in zijn richting, schraapte zich boos de keel.

Dominee glimlachte: ‘In de bijbel staat nergens, dat je je kinderen wel naar deze, of niet naar die school moet sturen. Ieder moet zelf gevoelen, wat hij doen moet. Dat is onze persoonlijke verantwoordelijkheid. Ieder beslist zelf. Maar zelf verklaar ik, dat ik de school met de bijbel verkies, omdat daar de naam van Christus onbelemmerd genoemd en geëerd mag worden. Ik beweer daarmee niet, dat alles in de ene school verkeerd en in de andere goed is. Daar blijf ik af. Maar ik acht me niet verantwoord, als ik geen gebruik maken zou van dit middel, om de kinderen tot Jezus te brengen.’

‘Ja, juist, dat is zo,’ knikte Wijer instemmend. ‘Ik doch zo, vrouw,’ wendde hij zich langzaam tot zijn echtgenote, ‘we mosse die stap nou maar tegelijk doen.’

‘'t Is niet met mijn zin,’ wierp moeder met nauwelijks bedwongen woede er uit, ‘en azzie maar goed bedenkt dat je d'r een hoop mense mee in 't harrenas zal jage.’

‘We motte toch zelf wete wat we met onze kindere zelle doen,’ stelde Wijer vast.

‘Eerste voorwaarde is, dat vader en moeder hierin één lijn trekken,’ zei dominee, ‘zoals trouwens in alle dingen die de opvoeding raken.’ ‘Dat is juist zo moeilijk hier,’ waagde Wijer weifelend, ‘dat m'n vrouw èn ik het in die dinge... eh... wel is niet helemaal eens benne met mekaar.’ Moeder blikte hem woedend aan.

‘Nog al glad,’ zei ze, ‘alle kindere benne op 't Openbare school geweest. 't Gaat allenig om Arie en Jan.’

‘En Driekus, as-ie beter is,’ herinnerde vader. Zo kwam het gesprek op de kleine lijder, die met glinsterende oogjes in het verwelkte gezichtje het onderhoud volgde. Dominee vroeg hoe het met 't kereltje ging, beloofde pogingen te zullen doen, hem tot volledig herstel enkele maanden in een sanatorium te doen opnemen.

Vaders gezicht straalde opgetogen; zelfs moeder draaide wat bij: ‘Dat zou fijn weze, hè jonge!’ en ze stak bij het afscheid de leraar niet onvriendelijk de hand toe.

‘Dat doe je toch niet, van school verandere?’ begon moeder direct na dominee's vertrek. Maar de man, zich sterk gevoelend in zijn overtuiging dat hij nu tot deze stap verplicht was, antwoordde met zeldzame vastberadenheid: ‘Ja vrouw, dat motte we doen, dat ben ik an me gewete verplicht.’

‘Je gewete,’ schimpte zijn vrouw. ‘Durf-ie het an juffrouw Van de Bos te gaan vertelle of an meneer De Koning?’

‘Och ja, waarom niet? 't Is toch een eerlijke zaak? Daar ken toch geen mens wat van zegge?’

‘As meneer Vermarck 't hoort, leg-ie d'r voor goed uit.’

‘Wel nee,’ dacht hij, ‘dat zal-ie best begrijpe. Ik heb laast ook al

[pagina 165]
[p. 165]

met 'm gepraat over m'n belijjenis-doen. En toen heb ik 'm uitgelege hoe ik nou over die dinge denk.’

‘Nou, reken maar dat-ie d'r braaf nijdig om zel weze, en je hoef niet te rekene, dat je d'r dan nog 's in komt. Je ben gek, as-ie 't doet'.’ wond ze zich op. ‘Je haalt ons het brood uit de mond met je stomme streken.’

‘Maak-ie nou maar niet zo van streek, vrouw.’

‘En ik wil nie hebbe dat je 't doet voor-ie bij Van Tuine ben angenome,’ riep ze op haar felle ruzietoon. ‘Dan kenne we altijd nog wel zien.’

‘Nou, goed dan,’ suste vader, ‘'t hangt niet op een wekie.’

‘Meschien ga jij in die week je stomme herses nog een beetje gebruike, azzie die teminste nog heb,’ beet ze vinnig. Stilte viel tussen hen: het bekende mokkende zwijgen, waarachter moeder haar kwade luim verschool. Ook de volgende dagen kreeg vader geen enkel woord van haar. Driekus besprak met vader in korte ogenblikken van samen-zijn de mogelijkheid van herstel, als gevolg van zijn uitzending: ‘Fijn, hè vâ! En as ik dan beter ben, dan na 't Christelijke school! Daar vertelle ze verhale uit de bijbel, hè?’

‘Ja jonchie. En je leert er ook mooie versies over de Here Jezus.’

‘Hè ja! Weet uwes d'r één?’ Wijer dacht na, herinnerde zich alleen: ‘Er ruist langs de wolken’.

‘Ken je me dat niet 's lere? Dat wil ik zo graag.’ Dat beloofde vader hem.

Na nog twee vergeefse pogingen werd Wijer eindelijk in begin Mei aangenomen, echter niet, dan nadat mijnheer Vermarck uitvoerig naar het maaglijden geïnformeerd had en duidelijk had doen blijken, slechts met grote tegenzin tot deze daad van genade over te gaan. Met heftige maagpijnen, maar toch blij, kwam vader thuis met het grote nieuws.

‘Eindelijk!’ mokte moeder, ‘percies een maand later as verleje jaar.’

Dat hij enkele dagen later nu zijn voornemen inzake de school wilde uitvoeren, veroorzaakte een nieuwe uitbarsting van ruzie.

‘De domenee hèt zellef gezegd dat we 't eens motte weze!’ betoogde moeder.

‘'t Is om me gewete, vrouw,’ zei hij kortaf, ‘ik ben 't an me belijdenis verplicht.’

‘Gewete! Belijdenis!’ smaalde ze. ‘Snertsmoesies! Ze hebbe je omgepraat! Maar de gevolge benne voor jouw rekening!’ dreigde ze.

Maar vader zette ditmaal door, vol innerlijke overtuiging, die hem rustige kracht gaf. De kogel moest nu maar ineens door de kerk. Na het eten 's avonds trok hij zijn vale streepje aan, en wandelde naar het Hoofd der Openbare School. De boodschap vond hij toch wel moeilijk. Mijnheer De Koning keek verwonderd op: ‘Arie en Jan van school af? Wat nu? Naar de Christelijke school, zeg je? Man, hoe kom je daar nou toe?’

[pagina 166]
[p. 166]

‘O, 't is niet, omdat ik over 't school nie tevreje ben, meneer, maar ik ben veranderd van inzicht, van mening; ik heb pas belijjenis gedaan en nou geloof ik, da 'k de kindere na 't andere school mot sture. Uwes wordt nog wel bedankt voor alles.’

Mijnheer De Koning verklaarde werkelijk niet te kunnen begrijpen waarom die verandering van school nu nodig was. De kinderen werden bij hem opgevoed in alle Christelijke en maatschappelijke deugden. Ja, dat was geen praatje; dat stond zo in de wet. Christelijke en maatschappelijke deugden. Het stond letterlijk zo in de schoolwet. Als Wijer het niet geloofde, kon mijnheer De Koning het hem laten zien. Maar Wijer, hoewel verbaasd, geloofde het wel, verklaarde, toch bij zijn beslissing te blijven.

Mijnheer De Koning keek, of hij een raadselachtig-dwaas wiskundeprobleem moest oplossen waaraan hij staart noch kop ontdekken kon, terwijl hij verstoord mompelde over: ‘Onzinnige drijverij!’ Achter Wijer smeet hij de deur dicht, alsof die het helpen kon.

Onthutst over die ontvangst slofte Wijer met lange, schommelende passen de dorpsstraat door, naar meneer Demmers, het Hoofd van de Christelijke School. Die schreef de twee jongens in, na zich overtuigd te hebben dat bij de timide-glimlachende vader geen andere motieven werkten dan veranderd geestelijk inzicht.

Wijer ademde op, toen hij weer op straat stond. Hè, hè, dat was gelukkig achter de rug. De jonges ginge de volgende week na 't Christelijke school. As Driekus nou beter werd, dan gingen ze met z'n drieën. Dat zou fijn wezen! Kon je thuis nog eens met de kinderen over dingen uit de bijbel praten. Dat gaf direct een andere toon in huis. Misschien dat moeder... op de duur... Je kon nooit weten. Here, geef Uw zegen op het besluit. Laat het toch gelukken, om naar Uw wil te leven, ook in mijn huis...

Maar toen hij thuis kwam, en op Driekus' vragen antwoordde, leek moeder een furie. Ze smeet met stoelen en deuren, en verweet hem alle armoede en tegenspoed. Met gebogen hoofd, het tanig rimpelgezicht verwrongen van pijnen, zat vader bij Driekus' bedje, hield het zweterig-klamme handje vast. ‘Ach, Here, geef me de kracht om alles te drage,’ bad hij stil, ‘en laat alles maar goed aflope...’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken