Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Keesje Kruimel (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Keesje Kruimel
Afbeelding van Keesje KruimelToon afbeelding van titelpagina van Keesje Kruimel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.40 MB)

Scans (21.12 MB)

ebook (5.32 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Piet Klaasse



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Keesje Kruimel

(1962)–Hans Dijkhuis, Harriët Laurey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]


illustratie

[pagina 57]
[p. 57]

6
Waarin Keesje en Relletje naar de bijkeuken van meneer Kalkoen en naar Relletjes ouders gaan.

Keesje sprong op, pakte de bezem uit het zand, sprong van de wagen en liep hard weg. Toen Keesje een heel eind gelopen had en moe was geworden rustte hij even uit. Opeens kwam er een heel klein jongetje aan. Het jongetje kwam regelrecht naar Keesje toe.

‘Wie ben jij?’

‘Ik ben Relletje. Wie ben jij?’

‘Keesje.’

‘Mooie naam zeg, ik wou dat ik Keesje heette. Veel mooiere naam dan Relletje!’

‘Maar wat kom jij hier eigenlijk doen Relletje?’

‘Dat kan ik net zo goed aan jou vragen. Maar als je precies wik weten wat ik wil doen, dan mag je het weten! Ik ben je vriendje!’

‘Ben jij mijn vriendje?’ vroeg Keesje verbaasd. ‘Ik heb je nog nooit eerder gezien!’

‘Dat klopt, maar toch ben ik je vriendje. Ik ga nu altijd met je mee!’ ‘Dat is fijn. Waar zullen we nu dan naar toe gaan?’

‘Hoho, wacht nog even! Waarvoor zo'n haast? Ik ben verschrikkelijk moe, omdat ik al zo hard gelopen heb. Laten we nog even uitrusten.’ Dat vond Keesje goed en ze gingen allebei gemakkelijk tegen een boom aan liggen. Weldra sliepen ze als rozen..

De volgende ochtend werd Keesje wakker. Relletje sliep nog half toen Keesje hem vroeg wat hij te eten wilde hebben. Alleen maar een bordje pap. Keesje wenste de pap en zijn eigen lievelingseten. Hij kietelde Relletje eens in de nek. Die schoot meteen wakker.

[pagina 58]
[p. 58]

‘Durf jij kapitein Olibol zijn kop er af te slaan?’ vroeg hij slaperig. Keesje lachte maar wat. Die Relletje droomde nog half!

‘Kom je eten?’

‘Ja, zet de soep alvast maar klaar.’

‘Soep? Jij eet toch altijd pap?’

‘O ja, dat is waar ook, maar ik was op een schip en daar eten ze alleen maar soep met knakworstjes.’

‘O, kom dan maar gauw je pap eten!’ lachte Keesje.

Relletje wreef zijn ogen uit en keek slaperig rond. Ze begonnen te eten. Toen ze klaar waren, vroeg Relletje:

‘Waar zullen we nu naar toe gaan?’

‘Tja, dat weet ik ook niet, zeg jij het maar!’

Keesje en Relletje dachten na.

‘Ik weet het!’ riep Relletje opeens.

‘Waar naar toe dan?’

‘Nee, dat bedoel ik niet. Ik bedoel: ik weet iets waardoor je kunt weten waar we naar toe kunnen gaan.’

‘Wat dan voor een maniertje?’

‘Nou doodgewoon. Je wenst een papiertje waarop staat waar we naar toe kunnen gaan.’

‘Dat is een prachtidee!’ juichte Keesje en pakte de ring van zijn vinger. Hij zei: ‘Ik wil een papiertje waarop staat geschreven waar we naar toe kunnen gaan.’

En kijk daar lag een mooi papiertje met een rood-wit-blauw randje er omheen. En wat stond erop geschreven?

de bijkeuken van meneer kalkoen.

‘Hé, wat is daar nou aan!’ zuchtte Keesje. ‘Een doodgewone bij-

[pagina 59]
[p. 59]

keuken! Ik heb al zo vaak een bijkeuken gezien.’

‘Nou, we kunnen het toch best proberen!’ zei Relletje. ‘Wie weet, is het wel een heel bijzondere bijkeuken.’

‘Nou goed, als jij het per se wil. Je krijgt je zin.’

‘Zo bedoel ik het niet, ik hoef niet altijd mijn zin te hebben, want dat heb ik altijd al, maar ik zou alleen maar graag naar die bijkeuken gaan.’

‘Nou ja, we gaan toch maar.’

En daar gingen ze dan. Wéér ging Relletje slapen. En Keesje begreep maar niet waarom hij altijd zo moe en zo lui was.

Keesje wist wel niet precies waar meneer Kalkoen woonde maar de bezem zou hen er wel heen brengen. Relletje werd wakker en bleef wakker. En ja hoor, de bezem bracht hen erheen. Het duurde wel wat lang maar daar gaven de twee niets om. En.. wat gek, daar daalde de bezem zomaar uit zichzelf, precies voor het huis van meneer Kalkoen! Dat zag Keesje omdat er op de voordeur een bordje hing waarop stond: j.p. kalkoen.

Keesje verstopte de bezem en zei: ‘Laten we maar meteen naar de bijkeuken gaan.’

‘Dat is best,’ zei Relletje.

En dat deden ze ook. Ze liepen naar de achterkant van het huis. Gauw genoeg vonden ze de bijkeuken. Maar.. de deur was op slot! ‘De ring,’ zei Relletje.

‘Wat, de ring?’ zei Keesje, die niet begreep wat Relletje bedoelde. ‘Daar kun je toch de deur mee open toveren!’

‘O, ja,’ zei Keesje en pakte de ring van zijn vinger. Toen zei hij: ‘Ik wil dat ik een sleutel heb die in dat gat past.’

[pagina 60]
[p. 60]

En daar lag een mooie gouden sleutel in Keesjes hand. Keesje stak het sleuteltje in het sleutelgat en draaide het om. Klik, klik, ging het. Keesje trok de deur open en.. een verschrikkelijk grote bijkeuken van wel vier kilometer in het vierkant stond voor hen. Vijfentwintig katjes zaten in porceleinen kommen te spinnen. Boven hen hingen ontelbaar veel van de mooiste lampen die je maar bedenken kunt. Aan de wanden hingen de prachtigste en duurste schilderijen. In het midden stonden twee zilveren fietsen tegen een gouden paal aan. Op de grond stonden stenen beelden van wel tien meter hoog. Keesje en Relletje keken hun ogen uit. Wat moest die meneer Kalkoen rijk zijn!



illustratie

[pagina 61]
[p. 61]


illustratie

Keesje en Relletje liepen verder de reusachtige bijkeuken in. Er was zelfs een vijver! Daarin zwommen goudvissen en sluiervissen. Op een opgeklapt stoeltje zat een stenen man te vissen. Af en toe haalde hij automatisch zijn hengeltje op en dan zat er soms nog wat aan ook! Dan liet hij het hengeltje weer in het water zakken.

Een echte opgezette olifant was er ook, met zijn slurf omhoog en op die slurf stond een televisie. En eindelijk waren Keesje en Relletje klaar

[pagina 62]
[p. 62]

en ze hadden nog veel meer mooie dingen gezien.

‘En nu moeten we weer helemaal terug lopen,’ zei Relletje.

‘Ja,’ zei Keesje. ‘Er zit niets anders op.’

‘Jawel,’ zei Relletje weer. ‘Er zit wel iets anders op.’

‘Wat dan?’

‘Nou, het is heel gemakkelijk..’

‘Heel gemakkelijk? Dat vind ik fijn!’

‘Hou jij nou eventjes je mond, Keesje! Jij hebt toch een ring bij je?’ ‘Ja natuurlijk.’

‘Nou, met die ring kan je toveren. En dan kun je ook toveren dat de bezem hierheen komt!’

‘O, ja natuurlijk! Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb!’

Keesje pakte de ring van zijn vinger en zei: ‘Ik wil dat de bezem bliksemsnel hier komt.’

En.. heel ver weg kwam de vliegende bezem uit het struikje. Toen sprong de bezem op en vloog heen. Eerst zacht en toen harder. In twee-en-een-halve-minuut (Relletje had het precies opgeteld) was de bezem bij Keesje en Relletje gearriveerd. Relletje en Keesje gingen op de bezem zitten en Keesje zei:

 
Snoepjes en koekjes,
 
Schriften en boekjes,
 
Dadels en vijgen,
 
Wij willen stijgen.

En daar gingen ze weer. Relletje lag achter op de bezem te slapen en Keesje zat vooraan. Zo vlogen ze door de reusachtige bijkeuken. En ook weer in twee-en-een-halve-minuut waren ze uit de bijkeuken.

[pagina 63]
[p. 63]

Keesje wou ook slapen. Maar hij kon het niet op die harde bezemsteel. Daarom liet hij de bezem maar dalen. Hij wenste een lekker warm bedje voor hem en Relletje. En weldra sliepen ze allebei als rozen.. 's Ochtends om elf uur werd Relletje wakker. Hij stond op en keek slaperig om zich heen. Hij wekte Keesje. Die was nog slaperiger dan Relletje.

‘Ik heb honger,’ zei Relletje.

‘Ik ook,’ zei Keesje en pakte de ring van zijn vinger. Hij zei: ‘Ik wil een bordje appelmoes met puree en een bordje pap.’

‘Hé nee,’ zei Relletje, ‘ik wil geen pap.’

‘Wil je geen pap meer? Je moet toch altijd pap? En nu niet meer! Dat is gek!’

‘Dat is helemaal niet gek! Ik eet om de maand wat anders. Nu is het augustus en nu wil ik elke dag gestoofde peren met kikkerbilletjessoep.’ Keesje toverde de pap weg en toverde de gestoofde peren met kikkerbilletjessoep. Meteen begonnen ze te eten. In een paar minuten was alles op. Keesje toverde de bordjes en het bestek weg.

‘Nu,’ zei Relletje, ‘nu heb ik zin om naar Luilekkerland te gaan.’ ‘Naar Luilekkerland?’ vroeg Keesje verbaasd. ‘Je hebt toch hoop ik wel genoeg gegeten?’

‘Nee, het gaat niet om het eten, maar ik woon eigenlijk in Luilekkerland.’

‘O, dat is wat anders. Ik wil best gaan hoor!’

‘Goed,’ zei Relletje en ze liepen samen naar de bezem toe. En na enkele ogenblikken zag je in de verte een héél klein puntje in de lucht. Het waren Keesje en Relletje op de vliegende bezem. Ze waren nog ver van Luilekkerland af en ze moesten nog lang vliegen.

[pagina 64-65]
[p. 64-65]


illustratie

Eindelijk kwamen ze in Luilekkerland aan. Keesje daalde. Oooooo, per ongeluk in een boom. Maar het was geen gewone boom. De stam en de takken waren rose zuurstokken en de bladeren van suikergoed. Keesje en Relletje lieten zich gauw naar beneden zakken. De bezem lieten ze zitten, die zat goed verstopt.

Nu merkte Keesje pas dat Luilekkerland helemaal niet zo groot was als hij dacht. Je kon aan alle kanten heel in de verte nog de grote rijstbergen zien.

‘Zo,’ zei Relletje. ‘Ga je nu mee naar mijn vader en moeder?’

Ze kwamen langs allerlei gekke dingen. Langs huisjes van marsepein, langs beestjes van suiker, langs autootjes van chocola en zo nog langs veel meer gekke dingen.

Eindelijk kwamen ze bij het huisje van de vader en moeder van Relletje. De stenen waren van marsepein. De raam- en deurposten waren van suiker en het glas was gewoon glas. De dakpannen waren van chocola. Keesje wou wel het hele huisje opeten. Relletje belde nu aan. Een klein lief moedertje deed open. Gelukkig, zij was gewoon.

‘Zo, kindertjes, kom, hoe gaat het ermee? En heb jij een vriendje gevonden, Relletje?’

‘Ja, moeder en een goede ook!’

[pagina 66]
[p. 66]

‘Zozo, kom maar binnen. Ik had al weken op je gerekend!’

Keesje en Relletje gingen naar binnen. Ze moesten hun voeten vegen op een mat van gevlochten dropveters. Zo kwamen ze in een klein gezellig kamertje. Op een tafeltje stonden twee bordjes. En op die bordjes lagen gebakjes.

‘Zo, nu gaan jullie alle twee maar lekker eten.’

Keesje en Relletje begonnen te eten. Het bordje en het gebaksvorkje waren van chocola dus je moest wel erg oppassen dat je die niet opat! De gebakjes waren vlug op.

‘Zo,’ zei het moedertje, dat Annemarietje heette. En nu zou ik wel graag willen weten hoe jij heet, vriendje van Relletje.’

‘Keesje,’ zei Keesje.

‘En van je achternaam?’

‘Kruimel.’

‘O,’ zei Relletje, ‘dat wist ik nog niet eens!’

‘Ik heb honger,’ zei Keesje.

‘Honger?’ lachte Annemarietje. ‘Ik dacht dat je nog een gebakje gegeten had. Maar als je nu nog honger hebt dan mag je van mij het hele Luilekkerland opeten. Als je ons huisje maar niet opeet.’

‘Nou, daar zou ik maar niet aan beginnen,’ zei Relletje. ‘Je doet er wel 1000 jaar over om dit Luilekkerland op te eten.’

Keesje stond er maar wat verlegen bij te kijken.

Zouden jullie hier maar niet blijven overnachten?’ vroeg Annemarietje.

Keesje en Relletje dachten na.

De schemering begon al te vallen. Ze zouden het maar doen.

‘Goed,’ zei Relletje.

[pagina 67]
[p. 67]

‘Nou, dat is fijn. De bedjes zijn al opgemaakt. Die waren al opgemaakt toen jij weg ging, Relletje. En dat is al een maand geleden.’

Relletje dacht weer na. Wat was hij al lang weggeweest. ‘Maar ik ga morgen weer nieuwe avonturen beleven hoor.’

‘Goed,’ zei Annemarietje. ‘Ga nu maar naar boven, want het is al bijna donker!’

Relletje en Keesje gingen uit de kamer, naar de hal. Daar was een trap die gelukkig gewoon was. Ze liepen de trap op en kwamen zo in een klein kamertje. Daar stonden twee keurig opgemaakte bedjes. Na een ogenblik lagen de twee onder de dekens.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken