Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Ga naar margenoot1-113Dat .XIII. capittel is vanden .IIII. complexien des menschen, dair sijn lichaem of te samen gesettet is.

4Dat dair vier complexien sijn, dat beduut natuerlike verbin-5dinge, bewisen ons die heydenschen phylozophen aldus: dair 6 sijn vier elementen als ic voir gheseit heb: vuer, lucht, water, 7 aerde, dair die mensch in sinen lichaem is of ghemaect na 8 duerreGa naar voetnoot8 waerde. Ende van dese vieren trect hi an vier [11c]

[pagina 56]
[p. 56]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

9 complexien nader elementen naturen, daer hi van sonder-10linge zeden, begeert of levens of wert. Vander lucht, want 11 si is zuet, coel ende saft, ontfaet hi of complexi, die hiet 12 sanguinea. Vanden water, want dat is cout ende nat, ontfaet hi 13 of complexi, die hiet fleumatica. Vanden vuer, want het is 14 heet ende droghe, ontfaet hi of complexi die hiet Colerica. 15 Vander aerde, wantsi is grof ende zwaer, ontfaet hi of com-16plexi, die hiet melancolica. Dese complexien sijn in menighen 17 menschen mit malcander vermengt, gheliken oic die elemen-18ten in malcander vermengt sijn. Vuer is ghemengt mitter 19 lucht, aldus is colerica mit sanguinea; dat water inder aerden, 20 also is fleumatica mit melancolia. Ende om deser vermen-21ghing willen is quaet te oordelen van wat complexien dat die 22 mensch is. Mer, want dair ymmer een element is over-ver-23herendeGa naar voetnoot22, so is oic ymmer een complexi inden mensche, dair 24 hi meest is hem toekerende. Dese selve complexien pleghen 25 oic te wandelen mitten mensche naden ouder sijns levens. In 26 sijnre kintscheit is die mensche fleumaticus, want dan die 27 humoren seer in hem wassen, recht als vloyet uten meer. In 28 sijnre ioncheit is die mensche sanguineus, want dan gloyet in 29 hem die natuerlike hetten ende wasset dat hert; sijn aderen 30 werden vol puyrs bloet ende dair om is hem wel te moede. In 31 sijnre vromer manheit is die mensch colericus, want dan wert 32 sijn breyn in sinen hoofde dorre ende vast, sijn zenen hart 33 ende sijn aderen gloyen ende sieden ende sijn sinnen sijn tot 34 colen gecomenGa naar voetnoot33, dat hi toornich ende hatich wert. In sinen 35 [11d] ouderdoom is die mensch melancolicus, want dan so 36 wert hi zwair ende latveerdichGa naar voetnoot36, cout ende duttich ende sijn 37 lichaem wil weder ter aerden gaen, daer het is of ontfangen, 38 ende hier-om is hi mit sorghen ende mit vresen bevaen.

39Dese vier complexien, daer des menschen lichaem alle tijt 40 mede beroert is, hebben ghelijc mitten vier raden der zielen,

[pagina 57]
[p. 57]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

41 daer si alle tijt mede ommeloopt, ende hieten aldus: Dolor, 42 spes, gaudium, timor, rouwe, hoop, vroechd, vrese. Also dat 43 die fleuma om sijnre couder humoren wille heeft gelijcheit 44 mitten rade, die hiet rou. Want den lichaem overmits quade 45 vuulre humoren wil in siecten gaet aen. Die colera om sijnre 46 barnender hetten wil heeft ghelijc mitten anderen rade, die 47 hiet hoep. Want die hetten maect den man moedich ende coen 48 of vermetel. Die sanguinea om sijnre wassen der he<r>tenGa naar voetnoot48 49 wille ende puerheit van bloede heeft gelijc mitten rade, die hiet 50 vroechde. Want dat puyr bloet, dat totter herten loopt, maect 51 den man vrolic ende blide. Die melancolica om sijnre couder 52 zware grofheit wille heeft gelijcheit mitten rade, die hiet 53 vrese, want die coude maect den man vervaert ende weemoe-54dich.

55Ga naar margenoot55-131Die eerste complexie hiet: sanguinea ende die naem heeft

[pagina 58]
[p. 58]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

56 si van edelheit des bloets ontfaen, dat, ghelijk der luchte, van 57 vuchticheit heeft menighe vreemde natuer aanGa naar voetnoot57. Want als die 58 lucht gheeft dou, reghen, vorst, znee weder <so doet dat 59 bloet hongher, dorst, coude> hette, dorre, vet, scoen, lelic 60 ende dick. Ende die mensche die dese complexi heeft ont-61faen, die heeft oic dese condicien aen, dat hi is vleischachtich 62 van live, wel ghedaen van [12a] verwe, minsamich van bi-63wesen, milde van gaven, willich te helpen, lachende van 64 vruechde, singhende van herten, guetlic ende waerdich, coen 65 van moede. Dese punten staen in desen versen ende boven een 66 yeghelijc woort in latijn staet gescreven sijn duutsche:

 
milde, minnende, willichGa naar voetnoot67, lachende ende roet van verwe
 
largus, amans, hilaris, ridens rubeique coloris,
 
singhende, vleischich, genoech coen, ende guetlich
70[regelnummer]
cantans, carnosus, satis audax, atque benignus.

71Die ander complexi hiet fleumatica ende die naem heeft si 72 vanden humoren des waters ontfaen. Want als dat water op-73treckich ender nedervloyichGa naar voetnoot72 is ende inden moer slym ende 74 verwe, cout ende heet an hem trect, gelijc so doetGa naar voetnoot74 dese com-75plexi menigherhande ziect van gychte, van coortse, van ma-76laetsch ende anders genoechGa naar voetnoot76. Ende die mensch die dese com-77plexie ontfaet, die heeft oic dese condicien aen, dat hi is vet 78 van aensicht, wit of bleeck van verwen, hi is plomp van sin-79nen, hi heeft veel spekels inden mont, hi is traech in sinen 80 wercken, hi is slumerende van slaep. Dese punten staen in 81 twee versen, dair boven gescreven is der woorden beduut in 82 duutsch:

[pagina 59]
[p. 59]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Dese is slaperich, traech, spekelich veel
 
HicGa naar voetnoot84 sompnolentus, piger, in sputamine multus.
85[regelnummer]
Dese is plomp van sinne, vet van aensicht, wit van verwe
 
Huic ebes est sensus, pinguis facie<s>, color albus.

87Die derde complexi is colerica. [12b] Die naem heeft si 88 vanden brande des vuers ontfaen, want als dat vuer verwet, 89 verwandelt ende verderft, also is drierhande color, roet, zwart 90 en <de> verbrant. Ende die een is quader dan die ander. 91 Want die eerst wert snel toornich ende rasch gesoent, die ander 92 overlanck toornich ende overlanc gesoent, die derde rasch toor-93nich ende nymmer of selden ghesoent. Die dese complexi heeft 94 ontfaen, heeft dese condicien an: hi is scalck, winnich, 95 listich, swi<n>de, cloock in rade, hi is een droch of ver-96rader in gelove, hi is toornich ende woedich, sonder lich<t;>Ga naar voetnoot96 97 zoenen, hi is een overbrengher ende een verspeelre sijnre 98 haven ende guede, hi is dol, coen, sonder beraet, hi is seer 99 cloec op sijn hoede ende behendeGa naar voetnoot99 op sijn laghe, hi is droghe 100 van live ende gadelic ende gheel van verwen. Dese punten 101 staen in tween versen gescreven ende dair boven der woorden 102 beduut in duutsche:

103Verkeert, droeghenachtich, toirnachtich, overbrengher, dol 104 coen

105[regelnummer]
<Hir> sutusGa naar voetnoot105, fallax, iracens, prodigus, audax,
 
Listich, gadelic, droge, gheel van verwe
 
Astutus, gracilis, siccus croceique coloris.

108Die vierde complexi is melancolica ende die naem heeft si 109 van grofheit der aerden ontfanghen, want, ghelijc dat die 110 aerde is zwaer, grof ende alle tijt nuwer dinghen ontfanclic 111 ende oic so is si beweghelic, also is dese complexi seer nuwe 112 tot vreemden beelden ende daer op ghemeenliken te dencken, 113 onghestadich ende wilt, mit zwaren ghemoede en verdrietlicGa naar voetnoot113

[pagina 60]
[p. 60]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

114 bi te wesen. Mer als die melancoli wert vervrouwet, so is si 115 blide uuter maten, ghelijc als een groen hout [12c] barnt alre 116 heetste. Ende ten si dat hi crighe een guede vrouwe, die hem 117 moghe verbliden, so isset wel een leven vol verdriets. Die 118 dese complexie heeft ontfaen, heeft dese condicien aen. Hi 119 is haetsch ende nijdsch opter luden welvaren, hi is drustichGa naar voetnoot119, 120 swaer van moede ende drovich in al sinen leven, hi is ghierich 121 ende gaderichGa naar voetnoot121 op guet, hi is vrack ende houdende dat hi 122 crijcht, hi is loes ende bedrieghende, hi is quader, loser von-123de niet onsculdich, hi is vervaert ende heeft vrese, daer ghien 124 noot en is, hi is van wreden ghesicht ende van leliker verwen 125 of hi mit slijc bestreken waer. Dese punten staen in twee 126 versen, daer boven ghescreven is der woorden bedudenis in 127 duutsche:

 
Nidich ende droevich, ghierich, der rechterhant vrack
 
Invidus et tristis, cupidus dextreque tenatusGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Niet ontsculdich bedriechlic, anxtvoudich, slicklich <van> verwe
 
Non expers fraudis, timidus, luteique coloris.

133<God die verleene ons goede nature, want die is der zielen 134 een guet na ghebuer.>

margenoot1-113
Over deze stof handelt het Compendium slecht terloops.
II, c. 57: Corpus humanum ex quatuor componitur elementis... en c. 58: Sequamur igitur in hoc tractatu (De physionomia hominis) magnos hujus artis auctores, scilicet Aristotelem, Avicennam, Constantium, Philemonem, Loxum, Palmotium, incipientes a complexionibus. Melancholicos tristes et graves esse dicimus; sanguineos vero horum opposita habere videmus; cholerici faciles sunt ad iram et phlegmatici pigri sunt et somnolenti.
Vgl. ook: Verdenius, J. van Maerlant's Heimelijkheid der Heimelijkheden, blz. 39 v.v.
voetnoot8
duerre (dierre) = het beklemtoonde demonstrativum.
Zie Franck2, § 217.
[tekstkritische noot]13. G flecmatica; H fletmatica.
14. H colera.
27 GH recht alset vloeyt.
33 GH sijn toe colen ghecomen dat hi toornsche ende haetsche wart.
36 CGHD lat.
CGHD cout ende dut.
37 GH daert af is ontfaen.
40 GH vier rade der sielen.
voetnoot22
over verherende = overheerschende.
voetnoot33
sijn sinnen sijn tot colen gecomen; mv. van cole in de bet. van gloed. Of liever: tot coken gecomen, zooals in nnl: door hartstocht hevig opgewonden zijn.
voetnoot36
latveerdich - niet bij Verdam - geneigd tot traagheid; duttich - niet bij Verdam - slaperig.
[tekstkritische noot]45 GH veel rouwe gaet aen.
48 GH vermeten; A der hetten wille.
voetnoot48
hetten, lees: herten.
margenoot55-131
Ook in Jan Matthijssen, Het Rechtsboek van Den Briel (ed. J.A. Fruin en M.S. Pols) treffen we blz. 93-94 de vier twee-regelige versjes aan. Deze auteur zegt zijn verhandeling over de vier ‘complexiën’ aan De disciplina scolarium van Boëtius te hebben ontleend, maar deze versjes zijn er niet te vinden. Wel staan ze volgens inlichting van Fruin en Pols ook in een Hs. van gemengden inhoud op de Universiteitsbibliotheek te Utrecht, Eccles. no 359, fol. 96. Ter vergelijking laten we hier de vertaling uit het Rechtsboek volgen.
‘Die proprietaten, die den sanguineo toebehoiren, staen bescreven in desen versen:
Largus, amans, hylaris, ridens rubeique coloris, / Cantans, carnosus, satis audax atque benignus. - dat is: sanguineus is van naturen milde, minnende, vrolic, lachende, roet van verwen, / singhende, wel ghehouden, koen ende goedertiren.
Die den colerico toebehoren staen bescreven in desen versen:
Hirsutus, fallax, irascens, prodigus, audax, / Astutus, gracilis, siccus, croceique coloris: - Colericus is van naturen ruysch, loes ende bedrieghende, lichte gheroert ende toirnich, overbringhende, koene, / stugghe, smal, droghe ende van geelre verwen.
Die den fleumatico toebehoren, staen bescreven in desen versen: Hic sompnolentus, piger, in sputamine multus, / Est ebes huic sensus, pinguis facies, color albus. Fleumaticus is slaepachtich, traech, veel speekelende,/plomphzinnich, vet in aensicht ende wit van huyde. Die den melancolico toebehoren, staen bescreven in desen versen: Invidus et tristis, cupidus, dextraeque tenacis, / Non expers fraudis, timidus luceique coloris. Die melancolicus is nydich, droeve, ghierich, / vreck, loes, bloede, van graeuwer ver wen.’
[tekstkritische noot]57 GH manighe vreemde (H wonder) natuer aen.
58 CGH weder, so doet dat bloet hongher, dorst, coude; DA ontbr.
59 GH lelic ende dut.
65 GH dese punten staen in desen versen daer boven staen ghescreven der woorden bedudenis (H bediedenis).
69 C weerdich singhende; - CGHD coen ghenoech; - C guetlic; GHD guetlic waerdich.
75 GH van molate; D molace.
78 GH hi is dom of doopsche van sinne.
voetnoot57
heeft ... aan beteekent, als iets tot het innerlijk wezen behoort: in zich hebben.
voetnoot67
hilaris vertaald door willich; of is dit een verschrijving voor vrolick? Misschien heeft II Cor. 9:7 invloed gehad op een mogelijke beteekenisverandering: een blijmoedige gever’ is ook een willige gever. Vgl. 63: willich te helpen.
voetnoot72
optreckich ende nedervloyich, niet bij Verdam.
voetnoot74
doet als vervanger van het voorafgaande gezegde. Zie Stoett 2, § 254.
voetnoot76
anders genoech = genoeg andere dingen.
[tekstkritische noot]83 GH in spekel veel.
84 A Huic.
85 CH dompheit; GD domheit.
90 G verbernt; H verbarnt.
91 G raske; H rasch.
95 GH swinde of cloeck (H clanc) in rade.
96 GH sonder licht soenen.
97 G verspulder; H verspeilder.
105 A arsutus.
112 CGD ghemeliken; H gheenliken te dinken.
113 GH onghestedich.
voetnoot84
A huic, lees: hic.
voetnoot96
sonderlich, lees: sonder licht.
voetnoot99
behende min of meer duitsch gekleurde vorm voor het zuiver mnl. behendich.
voetnoot105
A: arsutus, lees: hirsutus.
voetnoot113
verdrietlic bi(te) wesen: lastig, onaangenaam in den omgang.
[tekstkritische noot]114 CGHD biwesen. - CH ghevroeghet; GD vervroeghet.
116 CGHD ende ten si (C het en si) dat (C datten) vrouwen guede (C goede) dien (C die en) moghen verbliden.
120 CGHD druckich.
121 C vrec; D vraeck.
122 CGHD hi en is quader.
129 A tenatus, lees: tenacis.
130 CGH niet onsculdich bedrieghens.
133 CH God die verleene (H verleen) ons goede nature (H natuur) want die is der zielen (H sielen) een guet (H goet) naghebuur; GDA ontbreekt.
3 C lidmate merket; GH mach merken; D = A.
voetnoot119
haetsch = nijdig; vgl. mnd. hatisch; nijdsch = nijdig, afgunstig; vgl. mhd. nidisch.
drustich, lees: druckich.
voetnoot121
gaderich - niet bij Verdam - inhalig.
voetnoot129
tenatus, lees: tenacis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken