Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat .XLVI. capittel is van dat Ihesus op wies in ge[80a]naden, in wijsheit ende duechden overmits den Geest voor Gode ende den menschen.

5Ga naar margenoot5-9Doe onse heer Ihesus Cristus mit sinen moeder ende Ioseph 6 sijn behoeder na deser tijt weder quam te Nazareth mitter 7 woen went hi oudt was bi .xxx. iaer, wies hi op aen ouder 8 ende nam toe mit genaden, mit wijsheit, mit duechden voor 9 Ga naar margenoot9-26Gode ende den menschen. Dat is aldus te verstaen, dat onse 10 heer God Cristus hadde inden eersten <nu> sijnre ontfan-11genisse an der menscheit volheit des geeste<s> Gods, daer 12 in was lichaemlikem alle den scat Gods, rijcdoem van wijsheit, 13 consten, genaden ende duecht, also veel als doe hi out was, 14 ende also veel als hi nu heeft inder glorien. Mer doe hi 15 mitter tijt lijfliken wyes, so toochde hij wijsheit ende genade, 16 die den ouder betaemde ende dat voorbaerlick, <so dat hi>Ga naar voetnoot16 17 scheen grootliken toe te nemen. Of aldus: hi wies op ende

[pagina 350]
[p. 350]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

18 nam toe mit sinliker bekantenis ende lijfliker bevindinge ende 19 leerde mit menscheliken leven versueken, dat der godheit was 20 onmogelick. Hi wist alle dinc bider naturen, mer hi en haddet 21 niet versochtGa naar voetnoot21 mitten leven, ghelyc als hi wel wist wat die doot 22 was, doe hi seide: Vader, ist mogelick, so doe den kelc van 23 mi, dat icse niet en drinck, mer hi smaecten inden cruus ende 24 leerden daer mit versueken, recht of hijs niet en conde. Op 25 dese gelijcGa naar voetnoot24 so machmen alle ander dingen sijns toenemens ver-26staen ende merken mit ondersceideGa naar voetnoot26.

27Ga naar margenoot27-52- [80b] Drier-leye volheit godliker rijcdoem waren in 28 Cristus wasdoem, als volheit der genaden, die wyes in sijnre 29 begheerten, ende volheit der wijsheit, die wies op in sijnre 30 verstaenGa naar voetnoot30, ende volheit duechdeliker verdienste, die wies in 31 gueden wercken. Aldus seit sinte Iohan ewangelist: Wi heb-32ben sijn glorie gesien als des eengeboren Soons, vol der gena-33den ende waerheit vanden hemelscheliken Vader. Die eerste 34 volheit godliker rijcdoem is der genaden, daer hi mede op wies 35 in sijnre <begheerten> ende die was drierhande. Die eerste 36 was gracie ende genade eens sonderlinge personen, des nye 37 ghelijc ghehoort noch gesien en was, noch nymmer en sel: 38 die God was ende mensch, scepper ende creatuer, sterflick 39 ende ewich levende, die inden hemel hadde God den Vader, 40 inder aerden een ioncfrou tot eenre moeder; die den hemel 41 mit sterren sciep ende die aerde mit lover, is in menscheliken 42 schijn gecomen, gewonnen ende op-getogen. Die mit sinen 43 woorden alle dinc voortbrinct, die is stom ende onmondich

[pagina 351]
[p. 351]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

44 geworden, recht als een kint. Ende alsoe sonderlinge als dese 45 persoen is, so is oec sijn genade, die hi ontfinck inden eersten 46 nu sijns wesens mit volheit alre duechden, daer hi geloefde 47 ende doch kende; hopede ende doch besat; mynde ende dat 48 gebrukede; wandelaer inder tijt totter natuerliken dode ende 49 besitter inder ewicheit dat leven der salicheit. Aldus so nam 50 hi toe ende wyes op voer dat lichte scijnGa naar voetnoot50 menscheliker ogen, 51 [80c] die daer voorschijntGa naar voetnoot51 den engelen inden licht der glo-52Ga naar margenoot52-69rien. Die ander genade was gracie ende genade eens overwon-53de<r>liker voreninge: gelijc als inder godheit is een wesen 54 ende drie personen, also is in onsen heer Cristo Ihesu weder-55omme een persoen ende drie wesen, als die godheit, die ziel 56 ende dat lichaem. Nader godheit is hi gewonnen, nader zielen 57 is hi gescapen, naden vleysch is hi gemaect. Drierhande vere-58ninge sijn in Cristo, die overvloedich sijn van genaden. Die 59 eerste is vereninge der godheit totter zielen ende weder-om-60me; die ander is vereninge der godheit totten vleysch ende 61 weder-omme; die derde is vereninge der zielen totten vleisch 62 ende weder-omme. Die <derde> vereninge der zielen totten 63 vleisch warden versceiden inden drien dagen der begravinge 64 Cristi, mer die godheit bleef enichGa naar voetnoot64 bi beiden. Ende dit slutet 65 Athanasius aldus: ghelijc als die redelike ziel ende dat vleisch 66 verenicht is in een mensche, also is God ende mensch één 67 Cristus. Dese drie vereninge doen in malcander overvloedich 68 invloetGa naar voetnoot67 sonderlinger genaden, daer alte veel waer of te seg-

[pagina 352]
[p. 352]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

69Ga naar margenoot69-85gen. Die derde genade was eens sonderlingen hoofdes van 70 enen vorsten op veel volcs; doe God mensche wert, hoorde 71 hem mit rechte heerschappie alre dingen, als hi self seit: 72 die Vader heeft alle macht, alle oordel ende alle guet den Soon 73 gegheven. Reden is dit: want den edelsten, den besten, den 74 wijsten na recht ende reden boert die heerscappie toe. Wien 75 salmen Cristo nu hier in gelike vinden, die [80d] self God is 76 een mensche geworden, dien alle guet is in sinen handen, den 77 alle knyen voer bugen, den alle dingen sijn naect ende 78 openbaer? Ende want alle mensche sijn in sijnre hoede, soe 79 hiet Cristus dat hooft vander kercken, dat een oerspronck is 80 levens, sijnsGa naar voetnoot80 ende bewegens alre menschen. Want alle gheeste 81 ende adem sijn in sinen handen. Nu dit hooft ghift een uut-82vloetGa naar voetnoot81 sijnre genaden in allen, dat hise salich maect van synre 83 guede, doegendeGa naar voetnoot83 ende suver als den hoofde wel betaemt, dat 84 sijn lidmate gelikelic hem selven na hoorre behoefte des sijns 85 mede-deyltGa naar voetnoot84 van overvolheit sijnre genaden.

86Ga naar margenoot86-105Die ander volheit godliker rijcdoem is der wijsheit, daer 87 Cristus mede op wyes in sijnre verstandenis. Ende dese was 88 oic drierhande. Die eerste wijsheit was ewelijc, want Cristus 89 Ga naar margenoot89inden Vader was een glans des ewigen lichts, een spieghel son-90der smet ende een beelde sijnre goetheitGa naar voetnoot90, so was hi self Gods

[pagina 353]
[p. 353]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

91 ewige wijsheit daer alle dingen in verlichten na hoorre pro-92perliker ondersceitGa naar voetnoot91, wat si sijn ende hoe si sijn ende waer 93 toe dat si sijn. Dit is een ongescapen kintGa naar voetnoot93, daer God hem sel-94ven in siet ende voert alle dingen in hem, ende niet alleen dat 95 hi ghemaect heeft, mer oic die hi wel maken mocht ende 96 der sijn <on>endichGa naar voetnoot96. Want dese wijsheit onghemeten is 97 ende daer om hietse abyssus, dat beduut wyldernisseGa naar voetnoot97. Dese 98 wysheit hadde Cristus, mer si en wyes niet mit hem op, dat 99 si yet toe nam, mynre of meerre wart, mer si bleef dat self 100 dat si was. Dese wysheit [81a] is wesentlick dat self dat God 101 is, gelijc als <die soon> selve God is. Ende des<e> wijs-102heit heeft <hi> ons doer sijn gelove mede gedeilt in ken-103nisse ende belijnge synre godliker tegenwoordicheit, die wi 104 inden licht der glorien sellen van aensichte tot aensicht scou-105Ga naar margenoot105-120wen. Die ander wijsheyt Cristi was redelick, ende die hadde 106 hi inder zielen mit claren verstant sijns redeliken ende ver-107nuftigen geests, die also edel ende doerlichtichGa naar voetnoot107 was datsi van 108 haerre gescapenisGa naar voetnoot108 alle phylozophie ende natuerlike consten 109 hadde van allen dingen, die God in hemel ende in aerde ghe-

[pagina 354]
[p. 354]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

110 scapen hadde. Dese natuerlike wijsheit hadde Adam, mer 111 Cristus was beter man ende hadder meer ontfaen. In dienGa naar voetnoot111 112 dat die ziel was verenicht mitter godheit, so had si een wijs-113heit van genaden, datsi alle den raetGa naar voetnoot113 wiste, die tot mensche-114liker salicheit mochte comen. Dese wijsheit hadden die pro-115pheten ende engelen, mer Cristus, sloetel ende boeck der pro-116phecien, wist meer. Want daer quamt hem uutGa naar voetnoot116, gelijc als in 117 apocalipsi is gescreven: Dat lam Gods, datter verslagen is, 118 is waerdich dat boeck te nemen ende sijn slote op te doen, 119 want hi ons verlost heeft mit sinen bloede. Dese wijsheit leer-120Ga naar margenoot120-134de hi inden ewangelien. Die derde wijsheit Cristi was synlick, 121 ende die hadde hi in sinen leven; wantGa naar voetnoot121 Cristus waer mensch 122 was ende had lijf ende leven, so gebruycte hi sijnre sinne ende 123 sijnre lede, dat hi hoorde, sach ende vernamGa naar voetnoot123 die dingen, die 124 den mensch lijfliken vallen aenGa naar voetnoot124, ende al hadde hi alle dingen 125 [81b] claer verstaen, hi woudse nochtan versoeken ende van-126gen aen allentsom na behoofte sijns tijts ende levens, als hon-127ger ende dorst, naect ende coude, arbeit, slaep ende moede 128 ende al dat onsen lichaem pijnlic mach vallen aen, oec mede 129 droefnis ende rouwe, suchten ende iammer als der zielen plecht 130 toe te vallen. Dit heeft <hi> al versocht ende onse crancheitGa naar voetnoot130 131 an hem selven geleert, dat hi ons wel can genadichGa naar voetnoot131 wesen ende 132 onser ontfarmen. Dese versochte constGa naar voetnoot132 heeft hi al willens ge-133leert ende niet van node, op-dat <hi> bewijsde waer mensch 134 te wesen.

[pagina 355]
[p. 355]

135Ga naar margenoot135-183Die derde volheit godliker guede ende rijcdoem Cristi is der 136 duechdeliker verdiensteGa naar voetnoot136, daer hi mede op wyes in gueden 137 wercken. Ende die waren oec drierhande. Die eerste volheit 138 ende volmaectheit sijnre deuchdeliker werckenGa naar voetnoot138 schenen over-139scoen daer an, dat hi niet alleen en was mensch diese dede, mer 140 oic God, ende <hise dede> van aenbeghin sijns levens uutGa naar voetnoot140 141 dier hoochster minnen mitter hoescher handelinge ende eer-142liker diemen dencken mochte, daer hi in verdiende alle dat 143 God hem te eren doen mocht, niet alleen dat ewige salige le-144ven, mer daer-toe, dat hijt voort-an wyen hi woude, mochte 145 gheven. Ende om-dat hi hem so cleyn maecte ende oetmoe-146dich, den Vader so onderdaen was, so groot van mynnen was, 147 seide die Vader, dat hi hem selven inden Soen wel behaechde,

[pagina 356]
[p. 356]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

148 (Glosa:) ende hemGa naar voetnoot148 ons behaechliken maecte, dat wi anden 149 Soon des Vaders minne mochte sien, die hi doer sinen Soon 150 ons beval ende sende. Dese volheyt wyes mit [81c] hem op in 151 groter duechdeliker volmaectheit, dat hi seide: Ic heb iu een 152 exempel ghegheven; als ic gedaen heb, so sel ghi doen. PaulusGa naar voetnoot152 153 seit: laet ons sijn voetstappen volghen. Die ander volheitGa naar voetnoot153 154 sijnre duechdeliker wercken scenen overscoen daer-an, dat hi 155 sijn menscheit soe genaden <rikelick> ten kersten gelove toe 156 bracht mit groter vruchtbaricheit, <ende> anden twalef ar-157ticulen, die wi geloven, daer in verclaert is: sonderlinge in 158 sijnre oetmoedeliker ende duldeliker passien verdiende hi dat 159 hi rasch soude verrisen ende haesteliken vanden dode op-160staen. Ende want hi hier versmaet was ende blasphemiert en-161de dat leet sonder wederspraeck, so verdiende hi, dat sijn 162 naem soude clarificiert werden ende gepredict mit love ende 163 danc. Ende want hi met onrecht veroordelt was ende den 164 doot willichlic aen-naeme, so verdiende hi mit machte te oor-165delen over levende ende over dode. Dit heeft Paulus beduut, 166 doe hi seide aldus: want onse heer Cristus Ihesus ghehoorsam 167 geweest heeft went in den doot, so heeft en God verheven 168 ende een naem boven allen namen gegheven, den allen knyen, 169 hemelsche, aerdsch ende helsch, moeten bugen. Die derde 170 volheit synre duechdeliker wercken scenen over-scoen an dat 171 hi mit sinen leven, werke ende gecruusten doot voor ons ver-172diende so veel loens <als God> selve is, ende alsoe 173 veel verghiffenis der sonden als moghelic is, ende also veel 174 genaden als God guet is, sonderlinge, dat hi soude den hemel 175 ons op-sluten, die <helle> breken, den [81d] duvel binden,

[pagina 357]
[p. 357]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

176 die werelt regieren. Want ons en waer niet moghelic vanden 177 sonden ontbonden te werden dan van sijnre hant, noch dat 178 loen der salicheit te ontfangen dan doer sijn hant, noch des 179 duvels becoringe te ontgangen dan mit sijnre hant. Daer om 180 schijnt wel sijn verdienst an ons, daer David of seit aldus: 181 Veniam, graciam, gloriam dabit Dominus, dat beduut: ghe-182nade van sonden, gracie der duecht, glorie des levens sel die 183 Heer gheven.

184Ga naar margenoot184-193Die lerars vragen, wat onse heer Ihesus Cristus mochte tus-185schen twalef iaren ende dertighen doen, want daer die ewan-186gelisten niet of en seggen. Daer wert van veel lerars menigher-187hande wijs toe gheantwoordt. Die lerar sinte Thomas van 188 Aquinen uuter predicaer oerde seit, dat hi ghien mirakel en 189 dede van buten, mer hi keerde hem totter duecht van byn-190nen. Ende dit was die reden: want had hi alle tijt mirakel 191 gedaen, so mocht men ghewaent hebben, dat sijn menscheit 192 een fantasma geweest hadde, dat is een dinc dat schijnt ende 193 Ga naar margenoot193-195niet en is. Die meester inden hoghen syn seit, dat hi was die 194 meeste tijt inder synagogen mit bedinge ende hoorde die ewe 195 Ga naar margenoot195-205vanden pharizeen bedudenGa naar voetnoot195. Ende die sake was, want hi soude 196 veel wijsheit uutstorten, so wast billick dat hi se te voren 197 mit gedencken sceen te vergaderen ter leerGa naar voetnoot197, dat hem nyemant 198 en soude onderwinden voirt te leren, hi en waer eerst selve 199 gheleert. [82a] Die lerar sinte Augustijn seit, dat onse heer 200 Cristus binnen dier tijt leide een leven van bittere peniten-201cien, van verlaten armoede, van versmaetheit des volcs, van

[pagina 358]
[p. 358]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

202 scarpheit ende bitterheit cleder ende spijs ende hi beleef-203<de>Ga naar voetnoot202 alle duechden mit oefeningeGa naar voetnoot203 sijnre leden. Ende die 204 zake was, want hi woude penitencie doen voer den genen, den 205 Ga naar margenoot205-210hi hoor sonden woude vergeven. Die lerar sinte Iheronimus seit, 206 dat hi mit Ioseph plach te tymmeren ende zwaer arbeit te doen 207 vroe ende laet ende mit zweet dijns aensichts verdiende hi dat 208 broet, dat hi ende sijn moeder aten. Si woenden in een cleyn 209 husekijn ende aten over een tafel ende waren nachts in horen 210 gebede. Ende dat was die sake, dat God woude arbeiden inden 211 hout, want hi sijn cruus woude leren tymmeren, daer hi den 212 Ga naar margenoot212-217arbeit des dootsGa naar voetnoot212 alle<e>n soude in draghen. Die lerar sinte 213 Barnardus seit, dat hi also simpeliken leefde ende also slecht 214 hem hielt, dat die lude meynden, hi en waer nerghent toe nutte, 215 noch oirbairlic. Ende die sake was, want hi woude in die 216 diepste oitmoedicheit wanderen ende comen, op-dat hi voer 217 Gode te hogher soude verheven warden.

margenoot5-9
Luc. 2:52.
margenoot9-26
Lud. l.c. no 15: quia ab instanti conceptionis sapientia et gratia plenus fuit... in eis non proficiebat... Alio modo secundum effectus, in quantum scilicet aliquis sapientiora et virtuosiora opera facit; et sic Christus proficiebat sapientia et gratia, sicut et aetate, secundum quod per processum aetatis perfectiora opera faciebat... vel quoad manifestationem et usum ejus, quia suam sapientiam et gratiam panlatim magis et magis patefaciebat... Proficiebat tamen et in se cognitione sensuali et experimentali... quod didicit prius noverat scientia divina. - Matth. 26:39.
voetnoot16
A: dat voorbaerlick dacht: de uitnemende gedachte (verstand); zie echter verandering volgens var.
[tekstkritische noot]30 B verstant.
33 B hemelschen.
35 GDB begheerten; DA geboorten.
38 B mensch, (scepper ende creatuer ontbr.).
voetnoot21
versocht: ervaren.
voetnoot24
op dese gelijc: op gelijke wijze.
voetnoot26
mit ondersceide: in bizonderheden.
margenoot27-52
Comp. IV, c. 14: Post hoc considerandum est Verbum incarnatum, quantum ad plenitudinem charismatum spiritualium, quae sunt plenitudo gratiae in affectu; plenitudo sapientiae in intellectu; ac plenitudo meriti in opere et effectu. - Joes, 1:14 - Cirea primum notandum est quod in Christo a sua conceptione fuit plenitudo gratiae, quantum ad gratiam personae singularis, et quantum ad gratiam capitis, et quantum ad gratiam unionis... gratia... personae singularis est gratia habitualis, quam habuit Christus completissime et plenissime, excepta fide et spe, quas virtutes non habuit, sed quod eis in patria succedit; quia fidei succedit cognitio, spei vero succedit comprehensio rei. (Verdere uitwerking is wellicht van D.v.D.).
voetnoot30
verstaen: verstand.
[tekstkritische noot]47 B hopende ende besat.
51 GH verschijnt; B doer schijnt.
52 G overwonderliker.
61 GHDB dese derde (B vierde) vereninghe als d.s.t.d.v.
63 GHDB begrafte (H begraefte).
65 B Athanasius: A Anastasius.
voetnoot50
lichte scijn: heldere aanblik.
voetnoot51
voorschijnt: verschijnt.
margenoot52-69
Comp. IV, c. 8: Sicut in divinitate una est essentia et tres personae, ita in Christo est e converso una persona et tres essentiae, scilicet deitas, anima et caro... secundum naturam divinitatis est genitus, secundum animam vero creatus et secundum carnem factus. Unio fuit triplex in Christo, scilicet deitatis ad animam et e converso, et deitatis ad carnem et e converso, et animae ad carnem et e converso. Duae primae uniones semper manserunt, tertia separata fuit in morte... Et sic intelligitur illud in symbolo Athanasii: Nam sicut anima rationalis et caro unus est homo, ita Deus et homo unus est Christus.
voetnoot64
bleef enich: bleef vereenigd; - slutet: concludeert.
voetnoot67
doen in m.o. invloet: oefenen rijkelijk invloed op elkaar uit.
[tekstkritische noot]70 G boerde; H behoorde; DA hoorde; B buerden.
85 B overvloedicheit.
86 B v.g. ghenaden.
90 B sonder vleck; - H b.s. goetheit; A godheit.
margenoot69-85
Vgl. Comp. IV, c. 14: Nota quod Christus secundum utramque naturam dicitur caput Ecclesiae, quia non solum in quantum Deus, sed etiam in quantum homo influit sensum et motum spiritus et gratiae in omnes qui adhaerent ei. - Joes. 5:11 - Christus secundum quod homo dicitur caput Ecclesiae propter naturae conformitatem; quam caput habet ad totum corpus. Nam sicut corpus Christi naturale constat ex purissimis membris, ita corpus ejus mysticum ex puris fidelibus.
voetnoot80
A: sins, lees: sijns. (Vgl. Act. Ap. 17:28: In ipso enim vivimus, et movemur, et sumus).
voetnoot81
ghift een uutvloet: stort uit.
voetnoot83
doegende: voortreffelijk.
voetnoot84
sijn lidmate... mededeylt, het hoofd, dat van den overvloed zijner genaden aan zijn lidmaten zich zelf mededeelt evenredig naar de behoefte van hun wezen.
margenoot86-105
Comp. IV, c. 15: In Christo fuit omnis plenitudo sapientiae, non solum quantum ad cognitionem, verum etiam quantum ad modos et differentias cognoscendi. Primus modus est cognitio sempiternalis ex parte divinitatis - Hebr. 3:1 - ...videt se per se, et in se videt omnia, non solum quae fecit, sed etiam quae facere potest, quae sunt infinita.
margenoot89
Sap. 7:26.
voetnoot90
godheit, lees: goetheit (imago bonitatis illius).
[tekstkritische noot]91 GHDB properliker.
96 G ende der sijn evendich (?); HB e. der (B dier) sijn onendich (B oneyndich); DA e. daer sijn levendich.
98 GHDB en wyes niet; A en was niet.
101 GHDB als die soon selve God is; A als deser selve God is; - GHDB dese w.
102 A heeft (hi ontbr.).
107 GHD doerluchtich; B doerlichtet.
108 B sceppenis.
voetnoot91
daer alle dingen... ondersceit: waar alle dingen in verlicht worden volgens hun eigene onderscheidende kenmerken.
voetnoot93
kint: kennis (cognitio sempiternalis) - niet bij Verdam; vgl. cunde, conde. Kunde komt weliswaar enkele malen in het Mnl. voor, doch alleen in de oostelijke tongvallen. Vgl. Verdam, III, 1750.
voetnoot96
onendich; zie var. en grondtekst: quae sunt infinita.
voetnoot97
wyldernisse heeft hier de bet. van ‘afgrond’, ἄβνσσος, die door Verdam niet wordt opgegeven.
margenoot105-120
Comp. l.c.: 2) Tertius modus est spiritualis ex parte mentis... quo Christus cognovit omnia, quae spectant ad universi constitutionem, sed longe excellentius quam Adam, etiam existens in natura instituta. (Wat D.v.D. nu volgen laat behoort volgens het Comp. tot de vierde wijze van kennen - quartus modus cognoscendi per gratiam -). Per gratiam Christus cognovit omnia quae spectant ad humani generis redemptionem, longe tamen excellentius quam aliquis Prophetarum, vel etiam Angelorum - Apoc. 5:9. -
voetnoot107
doerlichtich: doorschijnend, helder.
voetnoot108
gescapenis: wezen.
[tekstkritische noot]111 A In drien.
121 A: want (daer ontbr.) Cristus w.m. (GD menschk) was.
126 GHD allencsom; A allentsom; B allencken.
127 B hetten ende coude.
128 B lichaem (pijnlic ontbr.).
133 A opdat (hi ontbr.) bewijsde.
voetnoot111
In dien dat: doordat.
voetnoot113
alle den raet: alle plannen.
voetnoot116
want daer quamt hem uut: want daaruit werd het hun (profeten en engelen) bekend.
margenoot120-134
Comp. l.c. 3) Secundus modus est cognitio sensualitaris ex parte carnis et iste modus est cognitio per experientiam, quia Christus non sensit omnia simul, quia sensus non est perceptivus rerum nisi ad praesentiam objecti. (Verder wellicht door D.v.D. uitgewerkt).
voetnoot121
In A ontbreekt daer. Ook dan is de zin met andere interpunctie en met want in de bet. ‘omdat’ goed te verklaren, ofschoon de andere lezing de voorkeur verdient.
voetnoot123
vernam: waarnam.
voetnoot124
lijfliken vallen aen: zintuigelijk overkomen.
voetnoot130
crancheit: zwakheid.
voetnoot131
genadich: goedertieren.
voetnoot132
versochte const: proefonder-vindelijke wetenschap (cognitio per experientiam).
margenoot135-183
Comp. IV, c. 16: Plenitudo meriti in opere et effectu, quae notatur in istis: 1o quia non tantum erat homo sed etiam Deus; quia merebatur ab instanti conceptionis suae usque ad horam mortis; quia merebatur per habitum perfectissimae charitatis et per exercitium perfectissimae virtutis. Omnibus operibus suis meruit sibi vitam aeternam jam habitam et nobis habendam. - Luc. 3:12; Joës, 13:15; (Paulus) I Petr. 2:21. - 2) Quantum ad id quod merebatur sibi, meruit sibi per humilitatem passionis accelerationem resurrectionis, glorificationem sui nominis et dignitatem judiciariae potestatis. - Phil. 2:18 - Propter quod et Deus exaltavit illum (quoad 1 um) et dedit illi nomen. etc. (quoad 2 um), ut in nomine Jesu omne genu flectatur (quiad 3 um). 3) Quantum ad id quod merebatur nobis, quia veniam, gratiam et gloriam, stolam quoque carnis, et apertionem januae coelestis. Ante incarnationem Christi diabolus habuit manum attrahentem scilicet in culpam, impellentem scilicet sine obstaculo ad limbum in poenam. Sed Christus primam manum suo merito debilitavit, secundam vero penitus amputavit (Ps. 83:12: ‘veniam’ ontbr. maar staat wel in den tekst van het Comp.).
voetnoot136
deuchdeliker verdienste: verdiensten voor goede werken.
voetnoot138
deuchdeliken wercken: werken van godsvrucht en deugd.
voetnoot140
De zin wordt duidelijker, als tusschen ende en van aenbeghin: hise dede wordt ingelascht. De lat. tekst verklaart dan den zin volkomen: de eerste volheid en volmaaktheid van zijn werken van deugd bleken overduidelijk hieruit, dat hij, die ze deed, niet slechts mensch, maar ook God was en dat hij ze verrichtte van het begin van zijn leven af, uit hoogste liefde en met edele daden (per exercitium perfectissimae virtutis) en op de heiligste wijze (eerliker comp. v. bijw. voor superl.) die men zich denken kan, waarmede hij verdiende alle eer die God hem kon bewijzen, niet alleen het eeuwige zalige leven, maar bovendien dat hij dat ook kon schenken aan wie hij wilde.
[tekstkritische noot]155 GHD zo (H so) ghenaden rikelic; B s.m. der genaden rikelic; A so genadelick.
158 B verduldigher.
161 B s. wederspreken.
167 B totter doot.
172 A s.v. loens (als God ontbr.) selve is.
175 GHDB die helle (A hemel) breken.
voetnoot148
ende hem... maecte: en zich ook aan ons beminnelijk maakte, doordat wij aan den Zoon zien de liefde van den Vader, welke Hij ons door zijn Zoon toevertrouwde en zond.
voetnoot152
Paulus, lees: Petrus.
voetnoot153
die ander volheit... verclaert is; de tekst is niet duidelijk, maar als we na ‘vruchtbaricheit’ inlasschen, dat door het volgende anden licht overgeslagen kan zijn, luidt de zin aldus: de tweede volheid zijner werken van deugd bleek zeer heerlijk hieruit, dat hij zijn zoo genadenrijke menschheid met groote vruchtbaarheid verbond aan het christelijk geloof, - en uit de twaalf geloofs-artikelen, waarin verklaard wordt: voornamelijk enz.
[tekstkritische noot]184 G mochte doe twisken (verb. op rasuur).
192 B fantesia.
201 B verladen a.
margenoot184-193
Lud. I, c. 16, no 1: Quid Christus ab anno duodecimo usque ad tricesimum fecerit? St. Thomas (S. Theol. III, qu. 43, a. 3, met name geciteerd door Lud., maar slechts volgens den zin weergegeven): Medio tempore, scilicet a nativitate usque ad Baptismum nullum miraculum Christus operatus est... Ideo autem non fecit miracula medio tempore, ut non putaretur mysterium incarnationis phantasma esse.
margenoot193-195
Wat vervolgens aan ‘die meester inden hoghen syn’ wordt toegeschreven, is in de Sent. libri IV niet te vinden, maar letterlijk bij Lud. l.c. De vergissing is wellicht te wijten aan slordig lezen. De tekst aldaar begint met: Magister hic summus, - waarmee bedoeld is: onze opperste Meester Christus - ibat ad synagogam, id est ecclesiam, et stabat ibi multum in oratione, ponens se in loco viliori et magis humili.
margenoot195-205
bron onbekend.
voetnoot195
beduden: verklaren.
voetnoot197
ter leer: ter onderrichting.
[tekstkritische noot]202 GHDB beleefde.
209 G aen een tafel.
212 GHDB alleen; A allen.
1 GD van dat sinte Iohan Baptiste dopede onsen heer Ihesum Cristum in die fluvyo Iordaen (H ende daerna is in die woestine ghegaen). B in die flume Iordaen.
4 GD driste; H drifte; A drieste; B druuste.
5 GHDB vliet.
voetnoot202
beleefde: bracht in beoefening.
voetnoot203
oefeninge: inspanning.
margenoot205-210
‘Die lerar sinte Iheronimus’ wordt door Lud. niet genoemd, maar wel lezen we l.c. no 8: Conspice etiam qualiter isti tres comedunt ad unam mensam simul... intuere Dominum Jesum... sero post orationem se componere per singulas noctes. (een weinig daarvoor): post aliqualem recreationem convertunt se in cubilibus sius ad orationem.
margenoot212-217
Lud. l.c. no 1: videlicet se in conspectu inutilem et abjectum et insipientem reddendo. - no 2: Apud omnes communiter vilis et abjectus reputabatur. Hierbij wordt niet S. Bernardus genoemd, die overigens in dit hoofdstuk van Lud. voortdurend op het voorbeeld van Christus' nederigheid wijst.
voetnoot212
arbeit des doots: pijn d.d.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken