Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hannes Brinker of de zilveren schaatsen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen
Afbeelding van Hannes Brinker of de zilveren schaatsenToon afbeelding van titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (29.38 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Maarten Oortwijn

Bert Bouman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

(1970)–Margreet Bruijn, Mary Mapes Dodge–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Het huisje aan de dijk en zijn bewoners

Op een najaarsmorgen wordt Geertje Brinker al vroeg wakker. Voorzichtig steekt ze haar neus boven de dekens, maar ze trekt hem dadelijk weer terug. Brr, wat is het koud. Ze draait zich op haar linker zij en trekt de dekens om zich heen, zó dat ze nog juist door een spleetje kan kijken. De bedstee-deuren staan op een kier en Geertje ziet, dat het al licht begint te worden. Nu zal moeder wel gauw opstaan. Maar zíj kan nog lekker even blijven liggen. Pas als Hannes emit komt, zal ook Geertje vlug haar kleren aanschieten. Want brr, wat lijkt het koud!

Hoor, de wind giert. De takken van de wilg zwiepen tegen het dak. Dan is het noordoostenwind, zegt Hannes. Nou, díé kan het weten. En een noordooster betekent in het najaar kou. En als je dan over de dijk naar Broek gaat of, zoals Hannes, nog verder, helemaal naar Monnikendam, zo vroeg in de morgen, dan brr... Nog dichter trekt Geertje het dek om zich heen. Ze ligt hier toch maar wat lekker, in dat warme nestje! Hoor, daar piept wat! Nu komt moeder zeker uit haar bedstee. Ja hoor, er is juist een glimp van haar te zien. Ze loopt naar het vuur. Zeker kijken of er nog een warme turf is voor het comfoor, om de pap te koken. Hè, ze heeft honger. Als Hannes nu niet gauw te voorschijn komt, zal ze toch maar vast opstaan.

 

Juist als Geertje, aangekleed en wel, in de pappot op het comfoortje staat te roeren, komt Hannes binnen.

‘Morgen,’ groet hij, terwijl de deur met een klap dicht slaat. ‘Wat een wind, daarboven! Wat een wind! En koud is het ook!’ ‘Sst!’ doet moeder met haar vinger voor de mond en een knik naar de bedstee. Hannes begrijpt haar wel. Vader slaapt nog.

‘Is de pap klaar?’ vraagt hij fluisterend aan Geertje. Die knikt. Ja, de pap is nu wel goed. Hoor dat gepruttel maar eens aan. Ze steekt de lepel in de hoogte en kijkt naar de druppels die in de pot vallen. Moeder is er nu ook bij gekomen en zij knikt tevreden. Ze tilt de hete pot met de beide

[pagina 8]
[p. 8]

punten van haar boezel op en zet hem midden op de tafel. ‘Begin jij maar,’ zegt ze tegen Hannes. Ze gaan nu alle drie zitten. Geertje tegenover Hannes, die de pap naar zich toe trekt. Aandachtig kijkt ze er naar hoe hij de ene hap na de andere naar binnen werkt. Telkens blaast hij even. Lekker warm zal het zijn. Straks is zij aan de beurt en dan moeder.

‘Moet er voor vader ook wat overblijven?’ vraagt ze plotseling. Haar moeder schudt het hoofd en wijst op het brood dat ze aan het snijden is. Twee sneden maakt ze klaar voor ieder, met wat reuzel er tussen. En dan nog een stapeltje voor Hannes. Die zit daar maar rustig door te lepelen. Geertje moet ervan zuchten. Hij heeft zeker net zo'n honger als zij. Hannes is zo groot. Hij krijgt altijd een beetje meer, want hij moet zo hard werken! Gelukkig, nu steekt hij Geertje de lepel toe en schuift de pappot tot vlak voor haar. Eindelijk kan ook haar honger wat worden gestild.

 

Als het eten gedaan is zet Hannes zijn pet op. Het zakje met brood steekt hij onder zijn arm. ‘Dan ga ik maar weer,’ zegt hij en loopt naar de deur.

Moeder knikt. ‘Geertje kan wel een eindje met je meelopen,’ zegt ze. ‘Vader was weer onrustig, vannacht. Ik kan beter vandaag bij hem blijven. Breng jij die kousen even bij Pronk, kind. En zeg bij Bakker dat moeder vandaag niet kan komen. Morgen misschien...’ Moeder zucht en boven de neus van Hannes komt een diepe rimpel. Nu moet Geertje eigenlijk ook bezorgd kijken omdat vader minder goed is en moeder niet uit werken kan gaan. Maar het wil niet lukken, want eigenlijk vindt ze het ook wel een klein beetje prettig om eens niet een hele dag alleen in hun huisje achter te blijven, met een vader die voor het raam of bij het vuur zit en nooit één woordje zegt. Hij slaapt maar, of kijkt maar, of eet eens wat. En bij dat eten moet Geertje hem soms nog helpen. Ja, nu moet ze toch zuchten, want ze denkt aan de vader van Antje Pronk en aan die van Trijntje Bakker, die altijd gezond en vrolijk zijn. Ze vergeet helemaal dat Hannes op haar staat te wachten, maar Hannes vergeet dat niet en moeder ook niet. En zo komt het dat ze toch nog in een ommezien, met

[pagina 9]
[p. 9]

haar kaper op en moeders dikke omslagdoek om, achter Hannes aan de dijk opklautert.

Tjonge, tjonge wat waait het hier! Hannes moet zijn pet vastgrijpen en Geertjes lange rokken wapperen om haar benen zodat ze er haast over struikelt.

‘Blijf maar achter me lopen!’ schreeuwt Hannes. ‘Dan vang ik de wind wel voor je op!’ Hij neemt grote stappen, maar als hij merkt dat Geertje hem met moeite bij kan houden, gaat hij wat langzamer lopen.

‘Kalm aan maar!’ zegt hij goedig. ‘Bij Pronk kan jij even uitrusten!’

Geertje staat hijgend stil. Ze blaast in haar handen.

‘Zou het gaan vriezen?’ vraagt ze. Hannes is ook blijven staan en kijkt naar de lucht, die heel strak is, en zonder een enkel wolkje. Dan knikt hij.

‘Dat kon wel eens zo wezen. Dat wordt dan een vroege winter!’ Nu komt Geertje toch naast hem lopen. Ze kijkt lachend naar hem op.

‘Fijn!’ zegt ze. ‘Dan kunnen we sleeën en schaatsenrijden!’ Hannes steekt zijn handen diep in de zakken en kijkt de vlakke weilanden, de verte over.

‘Als er vorst komt, wordt het werk op de werf stilgelegd,’ mompelt hij, meer in zichzelf dan tegen zijn zusje. ‘En hoe moeten we dan weer aan de kost komen?’

Maar Geertje heeft het toch gehoord. En omdat ze toch eigenlijk zo naar sneeuw en ijs verlangt, wil ze van geen zorgen weten. ‘Als er ijs is, kun je baantjes gaan vegen en bijten hakken in het dorp, en...’ Maar meer weet ze zo gauw niet te bedenken en ze weet ook wel, dat er met baanvegen en bijten hakken niet zoveel te verdienen valt als op de scheepswerf in Monnikendam. Hannes trekt dan ook zijn schouders op. Wat heeft zo'n klein meisje ook nog maar weinig verstand! Zwijgend lopen ze weer verder. De boerderij van Pronk is nu al dichtbij. Daar moet Geertje de kousen brengen en dan gaat Hannes heel alleen verder, helemaal naar Monnikendam. Nog steeds houdt Geertje haar broer, met zijn lange benen, bij. Ze neemt kleine dribbelpasjes en hijgt tel-

[pagina 10]
[p. 10]

kens. Maar dat merkt ze zelf niet, want ze loopt heel erg in gedachten. Dan trekt ze Hannes aan zijn mouw. Ze lacht een beetje verlegen.

‘Als onze schat niet gestolen was,’ begint ze, ‘als we onze schat nog hadden Hannes, dan waren we nu zeker heel erg rijk?’ Voor zich ziet Geertje nu een prachtig huis, zoiets als van koopman Bakker, met een mooie tuin en een theekoepel aan de waterkant. Daar zitten haal vader en moeder met deftige kleren aan. Haar moeder met een gouden kap op en een jak van gebloemde zij. Alles ruist aan haar, als zij zich beweegt. En ze schenkt echte thee in een prachtig wit servies met bloemen ... en vader heeft een tabaksdoos van goud en Hannes...

Maar Hannes loopt over de dijk en de wind is noordoost en zeker gaat het vriezen, morgen of overmorgen, en dan heeft Hannes geen werk. Hij kijkt naar z'n kleine zusje, dat zo dapper naast hem tegen de wind in loopt, en schudt goedig zijn hoofd.

‘Als we onze schat nog hadden, ja, dan hadden we nu geen zorgen!’ lacht hij. ‘Maar we hebben hem niet en zullen hem wel nooit meer krijgen ook! Je bent er, zus! Ga je maar lekker even warmen en tot vanavond!’ Glimlachend loopt hij verder de vaart langs, eerst naar Broek en dan naar Monnikendam...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken