Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hannes Brinker of de zilveren schaatsen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen
Afbeelding van Hannes Brinker of de zilveren schaatsenToon afbeelding van titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (29.38 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Maarten Oortwijn

Bert Bouman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

(1970)–Margreet Bruijn, Mary Mapes Dodge–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De zorgen van moeder Brinker en de dromen van Geertje

Moeder Brinker staat voor het raam en kijkt uit over de vaart. Al twee weken ligt hij dichtgevroren. Twee volle weken. De winter is wel erg vroeg gekomen en het einde is nog niet in zicht.

Moeder zucht en wendt zich van het raam af. Het begint al te schemeren, de kinderen zullen nu wel gauw thuis komen. Het eten is zeker al gaar. Langzaam loopt ze naar het vuur, waar in de grote ijzeren pot de aardappels lustig koken. Voorzichtig tilt ze het deksel op en prikt met een ijzeren vork in de aardappelen. Ja, net wat ze dacht. Ze zijn gaar. Ze loopt naar de kast en haalt een klein aarden potje te voorschijn. Met een zorgelijk gezicht kijkt ze erin. Het is hun laatste vet. Een heel klein stukje kan ze nu maar nemen, want er komen nog meer dagen...

Als de vorst nu maar eens minder werd, dan kon Hannes misschien weer gauw aan het werk op de scheepswerf... Weer loopt ze naar het raam. Het wordt al helemaal donker. Er zijn niet veel

[pagina 15]
[p. 15]

schaatsers meer op het ijs. Nu móéten de kinderen wel gauw thuis zijn.

Met de handen in haar schoot gaat moeder even voor het raam zitten. Lekker, even zo stil wachten. Breien kan ze nu toch niet meer. Duidelijk hoort ze het krassen van de schaatsen. Kris, kras, kris, kras, dat vliegt daar maar over het ijs. Mooi werk voor jonge mensen. Wat deed ze het zelf vroeger ook niet graag! Ze reed maar wàt goed! Dat weet ze best. Sierlijk en vlug. Brinker en zij waren een paar op het ijs, waar iedereen graag naar keek! Er komt een glimlach om moeders mond, nu ze terugdenkt aan die goede tijd, toen haar man nog sterk en gezond was. Wat een tochten maakten ze niet, heel Waterland door tot aan de zee, tot op het ij! Dat was nog in de goede dagen! Maar ach, wat is het allemaal lang geleden. De glimlach is al weer verdwenen, als moeder haar gezicht van het raam afwendt en naar vader kijkt, die daar bij het vuur zit. Zwijgend als altijd. Weinig lijkt hij te merken van wat er om hem heen gebeurt. Alleen als zíj eens even weg is, dan wordt hij onrustig. Het lijkt de laatste tijd wel erger dan vroeger. Toen kon ze nog eens uit werken gaan. Nu zit ze al weken thuis en die kleine, flinke Geertje helpt bij Pronk, bij Bakker en bij Neel. Van de een naar de ander gaat dat kleine ding. Werken kan ze als de beste! En Hannes ook! Een paar flinke kinderen heeft ze wel! Maar nu moesten ze toch eindelijk eens thuis komen! Ze zal het vet maar vast door de aardappelen doen. Vlug komt moeder overeind en juist als ze de gestampte aardappelen op het comfoortje wil zetten, komen Hannes en Geertje binnen. En zo is er voor moeder Brinker weer een eind gekomen aan een stille middag, vol zorgelijke gedachten.

 

Met z'n drieën zitten ze om de tafel. De kaars brandt. Moeder en Geertje breien. Hannes leest in een boek dat hij juist die middag van meester te leen gekregen heeft. Vader ligt alweer in de bedstee. Het is heel stil. Alleen het tikken van de breinaalden is te horen. Geertje zit wat in zichzelf te lachen. Ze is heel tevreden over de voorbije dag. Bij Bakker heeft ze al het koper gepoetst, tot ze er zichzelf in spiegelen kon. Ze heeft bij Neel in het tentje

[pagina 16]
[p. 16]

geholpen tot het donker begon te worden. Toen kwam Antje. Die goeie Ant!

‘Mag Geertje mee, Neel?’ vroeg ze vriendelijk. Neel had het dadelijk goed gevonden.

‘Ik red het nu verder wel alleen!’ zei ze. En toen was Geertje gauw met haar sleetje achter Antje aangegaan. Maar op de vaart was Ant blijven staan.

‘Mag ik nu eens sleeën?’ vroeg ze en bond meteen haar schaatsen af.

‘Jij op mijn schaatsen en ik op jouw slee?’ Meer zei ze niet. Die goeie Ant toch. Zij had allang gemerkt dat Geertje uit haar schaatsen was gegroeid. Maar ze zei er niets over. Ze deed net of ze voor haar plezier haar schaatsen afbond. En daar zwierde die kleine, vlugge Geert al over het ijs. Ze had het gevoel of ze zweefde.

Nu Geertje eraan terugdenkt, krijgt ze weer datzelfde gevoel. Heerlijk is het toch om zo te rijden! Misschien mag het morgen weer. Als ze zelf nog schaatsen had, dan reed ze alle dagen. Van 's morgens vroeg tot's avonds laat. Natuurlijk, niet de hele dag. Vrouw Bakker en Bet zouden dan gaan mopperen, en Neel zeker ook. Maar telkens zo eens even een baantje. En dan natuurlijk als ze naar het dorp ging, en weer terug naar huis. Hè, als ze toch zelf eens een paar schaatsen had! Mooi hoefden ze niet te zijn, maar wel sterk en met scherpe ijzers. Maar schaatsen kosten geld, en geld, nee, dat hebben ze niet ... niet meer... Als die schat niet gestolen was... Maar is die schat eigenlijk wel gestolen? Wie heeft dat gezegd? Wie weet dat zeker? Misschien, misschien is die schat toch nog wel ergens in een verborgen hoekje te vinden.

Geertjes breinaalden gaan hoe langer hoe langzamer. Ze vergeet helemaal dat ze niet zo mag zitten dromen. Dat vergeet ze altijd als ze aan de schat denkt. Dan ziet ze ineens weer van alles voor zich. Zou Hannes er ook zo vaak aan denken? En moeder? Die breit dan maar heel rustig door. Ze merkt zeker niet dat Geertje weer eens zit te dromen. Ja toch, nu kijkt ze op en knikt Geertje glimlachend toe.

[pagina 17]
[p. 17]

‘Wat heb je een kleur, meidje!’ zegt ze vriendelijk. ‘Waar denk je allemaal aan?’

Nu ziet Hannes ook op van zijn boek. Hij kijkt eerst naar zijn zusje en dan naar moeder. Hij lacht goedig. ‘Als Geertje zit te dromen, dan weet ìk wel waarvan ze allemaal droomt,’ zegt hij. Dan zwijgt hij en buigt zich weer over z'n boek.

‘Zeker was het wel een mooie droom,’ zegt moeder, maar verder vraagt ze niets en ook Geertje zwijgt. Nee, ze vertelt het niet. Ze vertelt het aan niemand. Maar eraan denken, dàt doet ze wel!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken