Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hannes Brinker of de zilveren schaatsen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen
Afbeelding van Hannes Brinker of de zilveren schaatsenToon afbeelding van titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (29.38 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Maarten Oortwijn

Bert Bouman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

(1970)–Margreet Bruijn, Mary Mapes Dodge–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dominee weet het beter te vertellen, maar Johns verhaal spant de kroon!

In plaats van Bet zit de dominee van Broek nu op de stoel voor de bedstee. Nadenkend staart hij een poosje voor zich uit. Dan draait hij z'n hoofd om naar Bet, die aan de tafel is gaan zitten.

‘Of ik een kop koffie wil? Graag Bet! En geef die jongen er ook maar een!’ Hij glimlacht fijntjes.

Bet komt vlug overeind en grijpt de koffiepot, die op het komfoortje staat. Die dominee toch, om haar zo te laten merken, dat ze helemaal vergeet koffie te schenken!

Even later is ze al bij hem met twee kommen koffie. Dan brengt ze ook nog twee stukken taai. Ze zegt niet veel en gaat zelf weer bij de tafel zitten. Ze blaast in haar koffie en drinkt de kom achter elkaar leeg. Zuchtend staat ze op en loopt langzaam op de bedstee toe.

[pagina 59]
[p. 59]

‘Als de jongen nu toch gezelschap heeft, kan ik wel gaan!’ zegt ze een beetje stroef. ‘Neel zal niet zolang meer wegblijven!’

Zonder verder nog iets te zeggen slaat ze haar doek om en verdwijnt door het achterhuis. De deur slaat met een klap achter haar dicht. Even nog klinken haar sloffende voetstappen op de keien, maar dan wordt het helemaal stil. En het valt John weer op, hoe rustig het hier is in de avond.

‘Fijn, dat u er weer bent,’ zegt hij vriendelijk. Hij mag die dominee wel en hij vindt het prettig, dat deze hem telkens komt opzoeken.

‘Ja,’ knikt dominee. ‘Ik had Neel weg zien gaan en toen dacht ik: “nu ligt John daar zeker de hele avond alleen.” Maar ik heb me vergist!’

Nu lachen ze allebei.

‘Ik geloof er allemaal niets van,’ zegt John dan. ‘Maar ik houd wel van verhalen!’

‘Zo-zo jij houdt dus wel van verhalen. Ook over heksen en toverkollen? Dan ben je hier in Waterland wel goed terecht gekomen. Want daar zijn wat verhalen over. En ook wel over kabouters en meerminnen en allerlei betoveringen. Vraag maar eens aan Neel, of ze jou er wat van vertelt. O, heeft ze geen tijd? Dat is jammer...’ Nadenkend strijkt de dominee even door zijn korte baardje. Dan kijkt hij weer naar John.

‘Ik kan je er ook wel van vertellen,’ zegt hij goedig, ‘maar je hebt al zoveel gehoord vanavond. Straks kun je niet meer slapen!’ John leunt nu op z'n ellebogen. Zijn grote ogen beginnen te glimmen en verlangend kijkt hij dominee aan.

‘Ik zal best slapen,’ zegt hij dan. ‘Als u maar wat anders vertelt dan Bet, dan vergeet ik die griezelige toverkollen meteen! Daar zou ik anders maar van dromen! Toe dominee, vertelt u nu toch iets. Over Broek of Monnikendam of wat ook!’

Nu begint dominee te lachen.

‘Je bent een slim ventje,’ zegt hij. ‘Maar kom, vooruit dan maar! Dan zal ik je eerst eens vertellen, waarom De Broekers klokkedieven genoemd worden. Dat is maar een kort verhaal. Het moet ongeveer zo gegaan zijn:

[pagina 60]
[p. 60]

De gemeente van Zuiderwoude had een schuld aan Broek. ‘Betalen,’ zei Broek.

‘We hebben het niet,’ zei Zuiderwoude.

‘Maar we krijgen het toch,’ dachten die van Broek, maar niemand zei iets. En op een goede, of beter kwade dag liet de schout in het geheim de klok uit de toren van Zuiderwoude halen. Sindsdien noemen ze de Broekers “Klokkedieven”. En het wapen van Zuiderwoude is nog op de klok te zien!’

‘Dat zal ik onthouden,’ lachte John. ‘Weet u nog meer? Van Monnikendam misschien?’

Glimlachend denkt hij even terug aan dat aardige, kleine stadje, met die drie torens en de vriendelijke huizen. In gedachten hoort hij nog het klokkenspel van de Speeltoren en hij ziet de Spaanse ruiters op hun paard en daarboven de engel, blazend op een bazuin. De zon scheen er juist op. Dat was een mooi gezicht!

‘Monnikendam?’ vraagt dominee langzaam. ‘Zo-zo, wou je daar meer van weten? Heb je het wapen gezien, met de monnik erop? Daar zal ik je dan eens wat van vertellen!

Heel lang geleden woonden er op Marken monniken. Uit Friesland kwamen die. Ze gingen geregeld naar de wal, om inkopen en zo te doen. Daar stichtten ze toen ook een klooster, niet zo heel ver van een meer. Er moet daar toen een riviertje geweest zijn, van het meer naar de zee. Daarin verdronk eens een monnik. Daarom noemden ze dat riviertje toen “de Monnik” en het meer “het Monnikenmeer”. Later werd dat meer door de monniken afgedamd en drooggelegd en er ontstond een stadje. Monnikenmeerdam, afgekort tot Monnikendam. Ja, zo moet dat gegaan zijn.’ In gedachten staart dominee weer een poosje voor zich uit. Hij denkt nu niet meer aan John, doch lijkt zo maar wat voor zich heen te praten. ‘Voorbij Monnikendam, in de Purmer, moet vroeger een zeemeermin gezeten hebben. Ze kwam van de Zuiderzee en was met een storm door een opening in de dijk in het Purmermeer terecht gekomen. Ze dreef daar rond van de ene oever naar de andere en wist niet hoe weer in zee terecht te komen. De mensen loerden op haar, maar konden haar niet te pakken krijgen. Eindelijk ving een visser haar, terwijl ze in het riet zat. Hij heeft haar mee naar

[pagina 61]
[p. 61]

huis genomen en is later met haar getrouwd. Anderen zeggen weer, dat ze in Edam te kijk werd gezet en bewaakt. “Geef haar aan ons!” vroegen de Haarlemmers, die ook kwamen kijken. De Edammers hebben haar toen aan de stad Haarlem cadeau gedaan. Daar leerde zij spinnen en nog lang leefde ze in het Gat van de Grote Houtstraat. Ze is op het kerkhof begraven, net als gewone Christenmensen. Het moet zo omstreeks 1400 geweest zijn.

Een paar jaar geleden werd de Purmerpoort te Edam gesloopt. Daarop was de meermin afgebeeld. Er worden ook nog schilderijen van haar bewaard in Edam en in Haarlem. Ja ja, het moet allemaal nog waar geweest zijn ook. Maar tegenwoordig zie je geen zeemeerminnen meer!’

Dominee lacht zacht wat voor zich heen.

John is weer plat gaan liggen. Hij sluit even zijn ogen. Voor zich ziet hij nu die zeemeermin van Edam, van Haarlem...

Plotseling richt hij zich weer wat op.

‘Ik weet ook nog een verhaal,’ zegt hij nadenkend. ‘Uit de buurt van Haarlem. Zal ik het eens vertellen?’

Verrast kijkt dominee hem aan.

‘Uit de buurt van Haarlem? Wel, dat zal ik graag horen. Als het je maar niet te veel vermoeit!’

John schudt het hoofd. Vermoeien? Daar zal hij niet moe van worden! Hij geniet van deze avond, die zo anders is dan de voorgaande. Even kijkt hij naar de tafel, naar 't rustige licht van de kaars en hij luistert naar het gepruttel van de koffie op het komfoortje. Er hangt zo'n lekkere lucht in de kamer. En dominee zit daar zo gezellig. Hij doet een beetje aan grootvader denken. Grootvader in Amsterdam dan altijd. Grootvader in Birmingham is heel anders. Het is daar allemaal zo anders. Wat is Engeland nu toch eigenlijk ver weg...

Even slikt John. Hij duwt z'n kussen wat onder zijn schouders, zodat z'n hoofd wat hoger komt te liggen en op zijn langzame, voorzichtige manier en met z'n Engelse tongval begint hij:

‘Dit verhaal heeft onze meester op school verteld, in Birmingham.

Heel lang geleden woonde er eens in Spaarndam een jongen, een

[pagina 62]
[p. 62]

klein jongetje was het nog maar, zo van een jaar of acht. Zijn vader was sluiswachter en soms mocht die jongen wel eens mee de dijk op of het lage land in.

Op een stormachtige middag in de herfst gaf zijn moeder hem wat pannekoeken om aan een oude, blinde man ergens in het veld te brengen. De jongen deed dat en bleef een poosje bij zijn oude vriend. Maar toen het een beetje begon te schemeren, zei hij: ‘Kom, ik ga maar weer eens naar huis!’

En met het lege schaaltje onder zijn arm liep hij de dijk over, de weg naar huis op. Maar toen hij zo een poosje gelopen had en eens om zich heen keek, bemerkte hij dat het water van het ij veel hoger tegen de dijk stond dan anders.

“Dat is niet zo mooi,” dacht hij en liep een stapje harder.

De wind stak op en het water steeg hoger en hoger. Het begon nu echt donker te worden en de jongen liep al vlugger. Op het laatst begon hij te hollen.

Maar plotseling stond hij stil. Daar klonk een vreemd gedruis!

Was het de wind, een opkomende storm? Langzaam liep hij een paar stappen verder. Steeds duidelijker werd dat geruis.

Nee, het was de wind niet. Het geluid kwam ergens uit de dijk vandaan. Maar waar? En wat was dat toch?

Voorzichtig liet de jongen zich langs de dijk afzakken. En toen begon hij te zoeken, waar dat geluid vandaan kwam. Ja, nu moest hij er dicht bij zijn, want steeds duidelijker klonk het gedruis.

Hé, wat was dat?

Verbaasd en verschrikt bleef de jongen staan. Zijn hart klopte hem in de keel. Daar siepelde een straaltje water. Niet van boven van de dijk, maar door de dijk heen! Daar moest dus een gat zijn! En als dat niet gauw gestopt werd, zou het hele land overstromen en ook Haarlem veel onheil brengen!

Haastig ging de jongen zoeken waar dat water vandaan kwam en al gauw ontdekte hij een gaatje. Een heel klein gaatje was het maar. Zijn vinger kon er maar net in. Toen hield het ruisen plotseling op en geen druppel water kwam meer door de dijk heen.

‘Nu moet ik hier wel blijven staan,’ dacht de jongen. ‘Want als ik

[pagina 63]
[p. 63]

mijn vinger uit het gaatje trek, wordt dat steeds groter en dan, en dan...’

‘Help, help!’ riep hij luid. Maar niemand die hem hoorde, want niemand ging zo laat nog over de dijk.

‘Dan moet ik hier blijven tot morgen vroeg,’ zei de jongen dapper. En hij bleef, de hele avond en de lange nacht.

Het werd erg koud en hij werd helemaal stijf. Hij kreeg een gevoel of hij zich nooit meer zou kunnen bewegen.

Hij riep om zijn moeder en hij riep om zijn vader. Maar die hoorden hem niet. Zeker waren zij hem nu aan het zoeken.

En de nacht duurde maar voort. De wind gierde over het ij en over het land. Het water klotste en beukte tegen de dijk. Het was alsof het bulderde: ‘Ik wil erdoor, ik wil erdoor!’

Maar de jongen bleef daar staan, met zijn vinger in de dijk en er kwam geen druppel water door!

Zo vond een geestelijke hem bij het aanbreken van de volgende dag. Toen werd er snel hulp gehaald en het jongetje werd naar huis gebracht.

Hij had stad en land voor veel onheil behoed. Hij was een echte held!’

John zegt nu niets meer. Het heeft hem moeite gekost dit verhaal in het Hollands te vertellen.

Dominee lacht weer zacht.

‘Dat is een mooi verhaal,’ zegt hij. ‘Geloof jij het? En geloven ze dat allemaal in Engeland? Ach, als het water eens zo makkelijk tegen te houden was. Dan zouden hier heel wat minder ongelukken gebeurd zijn!’

Nu denkt dominee aan de grote overstroming van 1825. En John? John denkt aan de vader van Hannes Brinker. Van Hannes, die zijn grote vriend is.

Ach, als dokter Broekman toch eens zou kunnen helpen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken