Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hannes Brinker of de zilveren schaatsen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen
Afbeelding van Hannes Brinker of de zilveren schaatsenToon afbeelding van titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (29.38 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Maarten Oortwijn

Bert Bouman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

(1970)–Margreet Bruijn, Mary Mapes Dodge–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Hannes heeft haast. De voorspelling van Neel. Een dokterskoets komt en gaat

Het is nog heel vroeg in de morgen als Hannes Brinker wakker wordt. De wind giert om het huisje, zodat de luiken klapperen en de wilgetakken tegen het dak zwiepen. Het is nog pikdonker.

Even ligt Hannes stil op zijn rug te luisteren, dan gaat hij op z'n zij liggen en trekt het dunne dek dicht om zich heen. Hij wil nog even slapen. Het is vast nog heel vroeg. Beneden is alles ook nog stil. Maar de slaap wil niet meer komen en onrustig draait Hannes zich van de ene zij op de andere. Wat is er toch aan de hand? Hij heeft zo'n vreemd gevoel. Is er dan iets bijzonders vandaag? Plotseling zit hij recht overeind. Het dek glijdt van zijn schouders en een koude tocht blaast om hem heen. Maar hij merkt het niet. Hij gooit het dek nu helemaal van zich af en staat van zijn strozak op. Hij wéét nu dat er vandaag iets bijzonders zal gebeuren en vlug schiet hij zijn bovenkleren aan.

Zachtjes, om niemand wakker te maken, gaat hij de ladder af. Hè, wat kraakt dat ding nu weer! Hij zal nog maar niet naar binnen gaan. Op de tast zoekt hij de bijl en doet zijn klompen aan. Voorzichtig opent hij de buitendeur. Ai, wat een wind staat er weer en wat is het nog koud. Het heeft zeker weer flink gevroren. Hun bijt zal weer stevig dicht zijn. Ouwe Neel kon wel eens gelijk krijgen. ‘Het blijft vriezen tot na Nieuwe Jaar,’ heeft ze gezegd. Dat is nog maar een dag of tien. Dat betekent dus dat Hannes al die tijd niet naar Monnikendam hoeft te gaan en dat hij al die tijd bijtjes kan blijven hakken. Bij hunzelf, bij Pronk, Bakker en Koker. Bij meester en dominee en bij Neel natuurlijk. Maar bij haar doet hij het voor niets, want Neel doet altijd zoveel voor hen. En hij komt er ook wat graag nu John er is. Iedere morgen en elke avond maakt Hannes even een praatje met hem. Maar deze ochtend zal hij niet veel tijd hebben, want hij moet weer vroeg naar huis. Wie weet, wie weet...

[pagina 65]
[p. 65]

Met forse slagen hakt Hannes de bijt in de sloot naast hun huis weer open. Ziezo, nu hebben ze tenminste water. En als er soms eens brand komt, dan kunnen zij zich zeker redden. Ja, zo wil de burgemeester het nu eenmaal. Bij ieder huis moet een brandbijt open zijn, al vriest het dat het kraakt.

Zacht fluitend loopt Hannes weer naar hun huisje. Hij zal de luiken vast open maken. Binnen is alles nog donker. Moeder en Geertje slapen nog. Dan gaat hij eerst maar even naar Pronk. Met de bijl over de schouder loopt hij tegen de wind in over de dijk. En niet lang daarna zijn bij de boerderij doffe slagen in het ijs te horen.

In de stallen klinkt het gerinkel van emmers. De koeien worden gemolken. En opeens voelt Hannes dat hij honger heeft. Hij zal maar niet bij Pronk aangaan, maar vlug naar huis teruglopen. Moeder zal de pap nu wel gekookt hebben.

Juist als hij tegen de dijk opklimt gaat de zijdeur van de boerderij open.

‘Ben jij daar, Hannes?’ roept een heldere stem. ‘Moeder vraagt of je binnen komt!’

Met een ruk keert Hannes zich om. Dat is Antje. Hij mag haar zo graag. Zal hij dan toch maar even binnen gaan? Veel tijd heeft hij anders niet vandaag.

‘Kom nu maar,’ dringt Antje aan. ‘Moeder had nog een boodschap, geloof ik.’

Hannes is al bij haar.

‘Even dan,’ zegt hij. Hij doet zijn klompen uit. De bijl zet hij naast de deur.

Als Hannes een poosje later weer over de dijk loopt, naar huis terug, is zijn maag niet leeg meer en behalve de bijl draagt hij nu een aarden pot. Daarin zit vers gekookte pap van zoete melk. Daar zullen ze thuis van smullen!

Het begint nu licht te worden. De dag is al goed begonnen. En wat zal hij verder nog brengen?

 

Een paar uur later stapt Hannes bij Neel binnen. John ligt alleen, zoals meestal in de morgen.

[pagina 66]
[p. 66]


illustratie

‘Fijn, dat je er weer bent,’ lacht hij blij. ‘Heb je nog wat te vertellen? Ga maar gauw zitten!’

Hij wijst op de stoel naast de bedstee. Maar Hannes schudt het hoofd en blijft staan.

‘Ik heb niet veel tijd,’ zegt hij. ‘Ik moet zorgen thuis te zijn als de dokter komt, begrijp je?’

Of John dat begrijpt. Hij heeft er de hele ochtend al aan liggen denken. Zijn ogen beginnen te glimmen. Natuurlijk, hij vindt het fijn dat zijn grootmoeder vandaag komt. En dat hij de dokter weer zien zal is ook plezierig. Maar dat dokter Boekman weer naar Brinker gaat, dat is toch maar het heerlijkste van alles!

‘Grootmoeder zegt dat als dokter Boekman jouw vader niet beter kan maken, dan kan niemand het! En weet je wat Neel gisteravond zei?’ Nu gaat John even overeind zitten. Hij kijkt Hannes met glinsterende ogen aan.

‘Neel zei: “Voor er een jaar om is, staat het huisje van de Brinkers

[pagina 67]
[p. 67]

leeg!” En ze lachte daarbij heel tevreden, alsof ze er zeker van was dat alles nog goed wordt voor jullie!’

Nu lacht Hannes goedig. Die Neel toch!

Maar als hij even later op zijn schaatsen naar huis terug rijdt, fluit hij er lustig op los. Want die Ouwe Neel hoort en ziet wel eens dingen, die later werkelijk zo gebeuren. En wie weet, wie weet, krijgt ze nu ook wel weer gelijk.

De zon schijnt over het bevroren land en de wind is wat gaan liggen. De hele vlakke wereld ziet er nu zo feestelijk uit. Met blijde ogen kijkt Hannes om zich heen. Hij houdt even op met fluiten en luistert naar het regelmatige gekras van zijn schaatsen en naar het riet langs de vaart.

‘Alles komt goed. Alles komt goed!’ lijkt dat wel te fluisteren.

 

Juist als Hannes zijn schaatsen heeft afgebonden en op het huis toeloopt, ziet hij in de verte iets donkers op de dijk. Met een hand boven de ogen tuurt hij scherp vooruit. Het komt vrij snel naderbij. Dat moet een rijtuig zijn. Hij loopt een paar passen naar voren en blijft maar turen. Zie je wel, het is een koets! Zou het soms, zou het soms? Ach ja, wat kan het anders zijn? Het is de koets van dokter Boekman, dat is zo zeker als wat!

Met grote passen loopt Hannes nu naar het raam. Hij tikt tegen de ruit. ‘Daar komen ze aan!’ roept hij luid tegen zijn moeder, die bij het vuur bezig is. Dan keert hij zich weer om en blijft staan wachten. Helder klinkt het hoefgetrappel op de bevroren dijk. Nu kan Hannes duidelijk de koetsier op de bok zien zitten. Ja hoor, hij heeft het goed gehad. Daar komt dokter Boekman aan! Even later houdt het koetsje vlak voor Hannes stil. Het raampje wordt naar beneden geschoven en het vriendelijke gezicht van mevrouw Ten Kate kijkt naar buiten.

‘Dag Hannes,’ zegt ze. ‘Stond je al naar ons uit te kijken? We gaan eerst even door naar het dorp. Met een uurtje zijn we dan weer hier.’ Ze knikt nog eens en sluit het raam weer. Dokter Boekman zit tegenover haar en steekt zijn hand even op. De koetsier klakt met zijn tong en daar gaat het weer verder, de bocht om, naar Broek!

[pagina 68]
[p. 68]

Moeder Brinker staat in de deur wanneer Hannes binnen komt. Ze heeft een schone boezel voor en vurige blosjes op haar wangen. Ze zucht, als Hannes haar vertelt dat het nog wel een uur kan duren voordat de dokter komt. Ze weet zo maar niet, wat ze doen moet in die tijd. Breien, naaien, spinnen? Nee, moeder Brinker heeft daar nu de rust niet voor. Ze kijkt naar haar man, die tevreden voor het raam zit uit te kijken. Hij heeft in die korte tijd al dikkere wangen gekregen en ook ziet hij niet meer zo bleek. Dat goede eten heeft wonderen gedaan! Maar hoe lang kan dit nog duren? De eieren en het vlees zijn bijna op en ook van het andere is niet veel meer over. En alles is zo duur, zo duur! En die vorst duurt zo lang! Als Hannes eerst maar weer naar de werf kan gaan, zal het wel wat beter worden. Met een zorgelijk gezicht gaat moeder aan de tafel zitten. Ze zal toch nog maar wat aan de sokken voor Pronk gaan breien. Alle beetjes helpen. Ook Hannes gaat zitten. Hij maakt een mooi doosje van hout, met sierlijke rozen erin uitgesneden. Het is een wonder, zoals hij dat doet met zijn grote, stevige handen. Vader Brinker kijkt er nu aandachtig naar.

Moeder ziet het en glimlacht.

‘Hij kon het vroeger ook zo mooi,’ zegt ze zacht en kijkt naar het bootje dat op de schoorsteenrand staat.

Over zijn werk heen kijkt Hannes zijn moeder aan. Zijn ogen staan ernstig, maar vol vertrouwen.

‘Houd maar goede moed, moeder! Dokter Boekman zal zo wel komen en wie weet, zal hij ons kunnen helpen!’

Zwijgend werken ze weer verder en de tijd vliegt toch nog om. En zo kan het gebeuren dat de koets voor hun huisje stil staat, zonder dat ze hem hebben horen aankomen! Even later gaat de deur open en de lang verwachte bezoekers komen binnen!

 

‘Wel, wel, wel,’ zegt dokter Boekman heel tevreden, nadat hij Brinker onderzocht heeft. ‘Dat eten en drinken heeft hem goed gedaan en de frisse buitenlucht ook! Zo komen we op de goede weg! Ja, en nu moet ik eens met jullie praten!’

Hij gaat op de plaats van Hannes zitten, tegenover moeder Brin-

[pagina 69]
[p. 69]

ker. Mevrouw Ten Kate zit op Geertjes stoel en Hannes staat naast de dokter en kijkt van de een naar de ander. Nu gaat er dan wat belangrijks gebeuren. Dat ziet hij aan de dokter en aan het vriendelijke gezicht van mevrouw, die nu zo ernstig kijkt. Moeder heeft de breikous weer opgenomen, maar breien doet ze niet. Vol spanning kijkt ze dokter Boekman aan. En vader kijkt onrustig om zich heen. Wat is er toch voor vreemds? Wat doen die mensen hier?

‘Ja, beste mensen,’ begint dokter Boekman. ‘Ik heb er nog eens goed over nagedacht en misschien, heel misschien kan ik onze patiënt weer beter maken. Nee nee, maak je nog niet blij, ik kan niets met zekerheid zeggen. Er is alleen een moeilijk ding. Ik kan hem hier niet helpen, maar wel in Amsterdam. Daarom zou ik Brinker nu mee willen nemen!’

Van schrik laat moeder de breikous uit haar handen rollen.

‘Naar Amsterdam?’ zegt ze schor. ‘Wat gaat er dan met mijn man gebeuren? En waar halen we het geld vandaan?’

Maar nu is het mevrouw Ten Kate die gaat spreken. Vriendelijk legt ze een hand op moeder Brinkers arm.

‘Beste vrouw,’ zegt ze. ‘Je behoeft nergens ongerust over te zijn. Laat alles maar aan de dokter en mij over. Dokter zal doen wat hij kan en dat is veel, en je man zal in mijn huis verzorgd worden. Nee, nee, maak nu geen bezwaren. Je zoon heeft voor ons zoveel gedaan, nu willen wij jullie helpen. Dat is niet meer dan onze plicht! Is het niet zo?’

Hierbij kijkt ze de dokter vragend aan. Deze knikt en kijkt dan naar Hannes. Er komt een glimlach om zijn mond, net als altijd wanneer hij deze jongen, met de blauwe ogen en blonde haren, ziet.

‘Met Kerstmis mag jij naar je vader komen kijken,’ zegt hij dan. ‘En nu moeten we gaan, want mijn patiƋten in Amsterdam wachten.’

Alles moet gebeuren zoals de dokter het wil, dat begrijpen Hannes en zijn moeder wel. Maar het is met angst in het hart, dat vrouw Brinker haar man ziet vertrekken. Lang kijkt ze het rijtuig na en duidelijk hoort ze nog de stem die roept: ‘Nee, nee, nee!’

[pagina 70]
[p. 70]

Met haar boezel veegt ze langs haar ogen. Wat zullen ze daar in Amsterdam met Brinker doen?

‘Kom moeder,’ troost Hannes, die naast haar staat. ‘Huil toch niet zo! Vader is in goede handen. En met Kerstmis ga ik naar hem toe!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken