Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hannes Brinker of de zilveren schaatsen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen
Afbeelding van Hannes Brinker of de zilveren schaatsenToon afbeelding van titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (29.38 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Maarten Oortwijn

Bert Bouman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

(1970)–Margreet Bruijn, Mary Mapes Dodge–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De dagen voor Kerstmis. Van zingen, werken en ... wachten

Deze middag, na het vertrek van vader Brinker, is het heel stil in en om het huisje aan de dijk. Hannes is het dorp ingetrokken en moeder ging naar Pronk. Ze heeft in huis nu niets te doen en op de boerderij kunnen ze altijd wel wat hulp gebruiken, vooral in de drukke dagen voor Kerstmis. Ook Geertje is druk aan het werk. Ze is weer bij Bakker, de hele dag al. Bet heeft alles wat er maar gepoetst kan worden op de grote tafel bij het raam gezet en daar zit Geertje nu en ze poetst en wrijft, tot ze er warm van wordt. Telkens ademt ze even op het zilver of koper en dan wrijft ze weer eens zo hard. Want alles moet blinken en glimmen, omdat het bijna Kerstmis is.

Zo nu en dan kijkt Geertje door het raam naar buiten. Duidelijk hoort ze het gekris-kras van schaatsen en helder klinkt daar geroep en gelach boven uit. Het is nu vakantie en de jongens en meisjes zijn druk aan het rijden. Kijk, daar gaan ze in een hele sliert. De meisjes van Koker, van Tromp en van Dobber. En daar gaat Kees ook. Die kan nog eens rijden! Zeker net zo goed als Hannes. Hij houdt zijn handen op de rug. Kijk toch eens, hoe keurig! En daar komt Trijntje aan. Zedraagt een nieuw rood jakje, met een rand van bont. Een hele dame is ze zo. En wat rijdt ze sierlijk. Een krul naar links en een krul naar rechts, zonder ook maar een keer te vallen.

Zuchtend buigt Geertje zich weer over haar werk. Straks, als het donker wordt, gaat zij ook rijden. Ant staat haar altijd op te

[pagina 71]
[p. 71]

wachten bij de bocht. Weer kijkt Geertje naar buiten. Daar gaat meester ook. Hé, hij rijdt niet. Wat moet hij dan op het ijs? Hij klapt in zijn handen en lijkt iets te roepen. Nu komen alle kinderen om hem heen, de jongens en meisjes. Kijk, ze binden hun schaatsen af. Wat gaat er nu gebeuren? Trijntje is er bij en Ant ook. Die komen nu op het huis af, met de schaatsen in de hand. Wat gaan ze toch doen?

Vergeten is het werk en met een paar sprongetjes is Geertje al buiten.

‘Wat gaan jullie doen?’ vraagt ze nieuwsgierig.

Vrolijk klauteren Ant en Trijntje tegen de kant op.

‘Neem jij mijn schaatsen even mee naar binnen?’ vraagt Trijntje vriendelijk. ‘We gaan zingen in de kerk! Voor Kerstmis, weet je! Hier, neem de schaatsen van Ant ook maar zo lang mee!’

‘Zingen? In de kerk?’ Geertjes hoge stemmetje klinkt nog hoger dan anders. ‘Voor Kerstmis?’ Even staat ze in gedachten, want o, ze zingt zo graag.

Trijntje is al weer het ijs opgelopen.

‘Toe Ant, kom nu toch!’ roept ze ongeduldig. Maar Ant is plotseling verdwenen. Ze staat niet meer bij Geertje en op het ijs is ze ook niet. Nu komt Bet naar buiten, mèt Antje. Ze knikken allebei en Bet kijkt een beetje zorgelijk.

‘Vooruit dan maar,’ zegt ze. ‘Zolang zal het niet duren! Ga maar even mee, hoor meid!’ Ze neemt Geertje de schaatsen uit de hand en geeft haar een vriendelijk duwtje in de rug.

‘Zing jij ook maar eens een poosje! Maar dan weer hard aan het werk, hoor.’

Tussen Ant en Trijntje in loopt Geertje mee naar de kerk. Ze doet telkens een paar huppelpasjes, want het is ook niet even fijn om, samen met de anderen en met meester aan het orgel, in de kerk te zingen. En het poetsen? Daarmee zal Ant haar straks wel helpen!

 

Als Geertje tegen de avond in het donker naar huis loopt, neuriet ze de liedjes, die ze's middags in de kerk gezongen hebben. Wat klonk dat toch mooi en wat speelde meester prachtig! Zij mag

[pagina 72]
[p. 72]

ook meezingen op de eerste Kerstdag heeft meester beloofd. En als moeder dan meegaat en Hannes... Maar nee, dat gaat natuurlijk niet. Moeder moet bij vader blijven, of misschien, voor die ene keer, gaat moeder toch. Maar dan blijft Hannes thuis. Jammer toch, dat vader niet mee kan. Hij vindt het zo fijn als Geertje voor hem zingt. De vaders van de andere meisjes zullen vast wel gaan en de moeders ook. En als ze dan niet hoeven te zingen, kunnen ze even naar hen knikken. Verbeeld je toch eens: vader, moeder en Hannes naast elkaar, vlak vooraan in de kerk! Geertje moet er even van zuchten. Het moet toch wel fijn zijn zo'n vader te hebben, die ook eens met je meegaat en die zo van alles kan. En als er dan de wedstrijd is, met Nieuwe Jaar, dan zou hij ook kunnen kijken. Naar Geertje en Hannes en naar de anderen ook, natuurlijk. En als zij dan eens de prijs zou winnen... Geertje doet een paar huppelpasjes. Als zij nu eens die schaatsen van zilver kreeg, dan zou ze pas mooi over het ijs zwieren. En dan keken alle mensen...

Ze is bij de boerderij van Pronk gekomen. Antje kan nu niet met haar rijden, daarvoor is het al te donker. Maar ze heeft haar fijn geholpen na het zingen.

‘Er ruist langs de wolken...’ begint Geertje nu. Al zingend gaat ze verder de dijk over en al zingend stapt ze hun huisje binnen.

Deze avond zitten moeder, Hannes en Geertje net als alle andere avonden om de tafel, waarop de kaarsvlam flakkert. Moeder en Geertje breien en Hannes werkt aan het doosje met de rozen. Net als altijd en toch is het heel anders, want de stoel bij het vuur is leeg en in de bedstee ligt evenmin iemand. En alle drie denken ze aan hetzelfde. Aan vader, die zo ver weg is, helemaal in Amsterdam. Hoe zal hij het nu wel maken?

‘Vader is in goede handen,’ zegt Hannes telkens weer. ‘En beter kan hij het zeker niet hebben.’

Maar wat zullen ze allemaal gelukkig zijn, wanneer die stoel bij het vuur niet leeg meer is. Ook al zou de stille man, die daar zo dikwijls zat, zelfs nog geen sikkepitje beter zijn. Want ziek of gezond: vader is vader, en ze willen hem geen van alien missen!

[pagina 73]
[p. 73]

Zo gaan de dagen voor Kerstmis heen, met werken, wachten en verlangen. Moeder is zwijgzaam en rustig als steeds, alleen gaan haar breinaalden 's avonds nog vlugger. En Hannes werkt maar waar hij kan en voor zijn boeken heeft hij nu geen tijd. Fluiten doet hij ook niet meer. Want hoe kan hij nu fluiten, terwijl zijn vader daarginds in Amsterdam is, helemaal alleen?

Geertje is de enige, die net zo is als anders. Natuurlijk, zij denkt ook dikwijls aan haar vader, vooral 's avonds als ze om de tafel zitten. Maar er zijn zoveel andere dingen om aan te denken, die veel prettiger zijn. Daar is het zingen met meester in de kerk, elke middag wel een uur lang. En daar is het schaatsenrijden voor de wedstrijd, 's morgens vroeg en 's middags na het werk. Als Geertje daaraan denkt beginnen haar benen te wippen van plezier.

‘Jij rijdt het beste van allemaal,’ heeft Ant vanmiddag gezegd. ‘Heus, Geertje, jij kon het nog wel eens winnen!’

Voor zich ziet Geertje nu een paar schaatsen helemaal van zilver. Ze glinsteren in het licht. Dat zijn de schaatsen uit Engeland. O, als ze die toch eens zou winnen! Dan is er geen schat meer nodig om schaatsen voor haar te kopen! Geertje rijdt op zilveren schaatsen, de mooiste van heel Broek. Ze rijdt niet, ze zweeft. Als een meeuw scheert ze over het ijs. En plotseling moet ze zingen: ‘Er ruist langs de wolken!’ O, wat is het allemaal toch heerlijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken