Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wajono (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wajono
Afbeelding van WajonoToon afbeelding van titelpagina van Wajono

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (15.63 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wajono

(1969)–Thea Doelwijt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

[VII]

De macht van het middelmatige is de grootste macht. Kan een Indiaan binnen korte tijd een taal, Onze Taal, leren spreken en begrijpen?

Dat kan niet, zegt bijna iedereen.

Super-intelligentie bestaat niet; zeker niet bij primitieve Indianen.

Intelligentie, ja, maar binnen de grenzen.

Kan een primitieve Indiaan zich in korte tijd aanpassen in onze beschaafde maatschappij?

Dat kan niet, zegt bijna iedereeen.

Het eten met mes en vork is tenslotte een hoge, moeilijk te verwerven kunst.

Hier, zelfs hier, juist hier, ver van (hoog)ontwikkelde gebieden, weet men precies wat primitief is en wat niet.

Indianen in het bos zijn primitief.

Die kunnen nooit of met grote moeite beschaafd worden.

 

Wajono leert snel.

De eerste dag brengt Joyce hem naar de markt; van de ene naar de andere winkel. Ze nemen een wilde bus, een landsbus. Joyce regelt enkele zaken in een paar kantoren, laat Wajono zien hoe een school werkt.

De praktijk van het leven vraagt om kennis en geld. Je moet maar zien, dat je eraan komt.

Binnen een week heeft het leven in de stad weinig geheimen meer voor Wajono.

De lessen van meneer Keller worden al gauw gesprekken, waarin Wajono steeds minder naar woorden moet zoeken.

Joyce is weer aan het werk gegaan.

's Morgens gaat Wajono alleen de stad in. Hij vertelt Joyce niet wat hij doet en zij vraagt hem er ook niet naar. Van twaalf tot twee uur komt meneer Keller bij Wajono. 's Middags neemt Joyce Wajono mee uit.

[pagina 39]
[p. 39]

's Avonds praten ze.

Joyce verbaast zich erover, dat Wajono zich zo weinig verbaast.

- Maar ik wist toch, dat alles anders zou zijn, zegt Wajono. Ik kijk. Ik luister.

- Weet je wat ik zo moeilijk vind, zegt Joyce, dat ik nooit aan je gezicht kan zien wat er in je omgaat. Je laat nooit merken wat je denkt, wat je voelt...

Wajono heeft zich alleen de glimlach eigen gemaakt, de glimlach die hij voor het eerst op het gezicht van de Amerikaanse zendelingen heeft gezien.

- Waarom kijk je altijd zo, zo ernstig?

- Wij leven niet met ons gezicht, zegt Wajono.

- Maar hoe merkt een ander dan, dat je blij bent, of verdrietig. Huilen jullie nooit?

- Baby's huilen soms, vrouwen soms. Mannen nooit. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Wat is blij, wat noemen jullie blij?

- Ach laat maar, op een dag wordt het je misschien wel duidelijk.

Zoveel dingen zijn eigenlijk onbelangrijk, denkt Joyce. Ze voelt zich onzeker worden. Ze praat erover met meneer Keller.

- Waar moet je over praten, wat is nu eigenlijk belangrijk? Vriendschap? Lief zijn voor elkaar? Of kunst, literatuur, boeken, wetenschap, techniek? Ik probeer hem een en ander duidelijk te maken, maar Wajono kent geen enkel a-b-c. En waarom zou hij al die dingen ook leren? Hij voelt het niet als een gemis en straks gaat hij weer terug naar het bos.

- Ja, hij wil nog steeds terug en hij wil me nog steeds niets over zijn stam vertellen, zegt meneer Keller. Terwijl ik toch zo gehoopt had, dat ik iets meer te weten zou komen.

[pagina 40]
[p. 40]

- Is hij beperkt of onbegrijpelijk wijs?

- Hij is in ieder geval niet dom. Kijk hoe vlug hij onze taal heeft leren spreken, hoe snel hij zich heeft aangepast.

- Ja, dat is onbegrijpelijk. Hij heeft een natuurlijke beschaafdheid, een innerlijke beschaving noem je dat, geloof ik. En hij is ongetwijfeld super-intelligent. Maar... hij wil niet mèèr.

- Dat is niet helemaal waar, werpt meneer Keller tegen. Hij is de eerste van zijn stam, die mèèr wilde. Hij is naar ons toe gekomen.

- Maar wat heeft hij eraan? Elke middag ga ik met hem uit, ik heb hem zo goed als alles laten zien. Geen enkele toerist heeft zoveel gezien als hij. Maar ik krijg niet de indruk, dat hij thuis zal gaan opscheppen over alles dat hij heeft gezien. Hij kijkt, hij luistert, hij knikt, soms stelt hij een vraag. Verder niets. Ik vraag me af of hij 's morgens meer meemaakt. Weet u wat hij 's morgens doet?

- Nee, hij vertelt me er niets over. Maar ik heb hem één keer gezien, zegt meneer Keller.

- Waar? Wat deed hij?

- Aan de Waterkant, op een Braziliaanse schoener. Hij hielp die lui bij het herstellen van hun zeil. Hij heeft me niet gezien en ik ben gewoon doorgelopen.

- Echt iets voor Wajono. Maar wat heeft hij daar nou aan?

- Je moet niet te veel willen, Joyce. Hij moet zijn eigen leven leiden, hij moet het allemaal op zijn eigen manier verwerken, op zijn eigen manier doen. Ik geloof, dat wij niet veel meer kunnen zijn dan begeleiders, gidsen...

- U heeft natuurlijk gelijk, ik weet eigenlijk niet goed wat me zo somber maakt.

- Probeer hem niet elke avond college te geven, meisje. Neem hem maar eens mee naar je vrienden...

[pagina 41]
[p. 41]

Wat is een stad?

Wat doen al die mensen die in een stad wonen?

Is dit één van de antwoorden: praten, praten, alsmaar praten(?).

Leven in een stad, is dat leven van het ene gesprek naar het andere. De ene dag misschien een zinvol gesprek, de andere dag misschien alleen maar woorden, woorden. Joyce bracht Wajono naar haar vrienden.

Joyce bracht Wajono van het ene gesprek naar het andere, van de ene mens naar de andere, van de ene groep naar de andere, van het ene feest naar het andere. Het werd een bezeten bestaan.

 

Het was de enige bar met sfeer.

- Komen er geen publieke vrouwen, had Erwin voorzichtig gevraagd, toen ze hem had uitgenodigd ook eens te komen. We worden allemaal burgers, had Joyce gedacht, Frits heeft gelijk.

Die avond verkondigde Johnny, dat hij neger was, een zwarte man.

Met een beetje moeite wilde hij toegeven, dat hij ook Surinamer was.

Frits was weer eens dronken en had zijn kreet burger vervangen door hond.

Zijn verzoek om nu eens eindelijk eerlijk te zijn, werd afgesneden met een bijterig hou je bek en smoel houden. Wajono zat er rustig bij.

Qua uiterlijk verschilde hij niet veel van de anderen. Hij was een Surinamer en dan was alles mogelijk, dan kon je ook een Indiaan met lang haar zijn.

Niemand was nieuwsgierig naar hem, nadat Joyce hem had voorgesteld.

Zoals elke keer weer wilde iedereen zeggen wat hij ervan vond (van wat dan ook) en wat een ander ervan vond,

[pagina 42]
[p. 42]

deed er niet toe.

George verkondigde, dat hij nooit een Creool genoemd zou willen worden, hetgeen een hevig, ietwat hatelijk, gelach veroorzaakte. Hij verdedigde zich met te zeggen, dat Surinamers Creolen waren. Hindoestanen waren geen Creolen, dus ook geen Surinamers.

- Dus jij wilt je ook geen Surinamer noemen, begreep Carmen. Maar dit land is Suriname, dus iedereen die hier woont, is Surinamer, hoe je het ook draait of keert. Je weet hoe ze het zeggen: Iedereen, die hier is geboren, iedereen die hier is opgegroeid, iedereen die zijn lot met dit land verbonden heeft... Wil je nog meer horen?

- Wat wil je eigenlijk, vroeg Hans verontwaardigd. Moeten we nu ook nog een andere naam aan ons land gaan geven? Als we het eindelijk eens zijn, dat we tenminste één volk moeten worden, dan ga jij erover zeuren hoe we moeten heten.

Wajono vroeg zachtjes aan Joyce: - Waarom praten ze zo?

Joyce kon zich niet verstaanbaar maken. - Straks, zei ze. Ze hief haar handen op en schreeuwde: - Asjeblieft, asjeblieft, laten we toch niet door elkaar praten. Eén tegelijk, please.

- Een bier, brulde Frits. Hond, koop een bier voor me. Onmiddellijk begon iedereen weer door elkaar te praten.

- Frits moet weg.

- Ach, hij moet altijd alles verpesten.

- Man, hou je smoel toch.

George merkte op: - Het probleem is, dat de Creolen de Hindoestanen willen overheersen. Ze willen niet naast elkaar leven, er zijn geen gelijke kansen.

- Hond!

- Ja, ja, zei Johnny, maar als jullie Hindoestanen in de

[pagina 43]
[p. 43]

meerderheid zijn, zullen jullie ons overheersen. Dan zijn wij nergens meer.

- Wie is de sterkste, vroeg Wajono aan Joyce.

Henk ving zijn woorden op. - Hier wordt tenminste een goede vraag gesteld. Wij Creolen staan niet sterk. Als Creool durf ik te zeggen, dat wij het voor onszelf verknoeien. Wij willen niet werken, wij willen geregeld worden. Wij zijn jaloers op de Hindoestanen, die wel werken en sparen en huizen en grond en bedrijven kunnen kopen, maar zelf spannen we ons geen moer in om ook iets te bereiken.

- Hond, hond, brulde Frits.

Johnny knikte. - Hij heeft niet helemaal ongelijk. Maar de Hindoestanen zijn niet te vertrouwen, ze hebben streken.

George zei fel: - Ach, altijd weer dat praatje. Op die manier kunnen we nooit samenwerken, als we elkaar niet willen vertrouwen.

- George, zei Frits, zich opheffend uit zijn dronkenschap, George is een Creool, hij hoort bij ons, wij wantrouwen hem niet.

- Ja maar, al ga ik met jullie om, ik blijf een Hindoestaan, ook voor jullie, ook voor mijn eigen mensen. Hoe moeten we dan allemaal Sùrinamers worden?

- Hond, zei Frits, je bent mijn vriend, maar je bent een hond.

Weer begon iedereen tegelijk te praten.

Joyce hief weer haar handen op. - Ik wil geen schooljuffrouw spelen, maar zo kunnen we niet praten. Laten we de vraag anders stellen. Wie wil als Surinamer iets doen voor zijn land, Suriname?

- Schaakmat, honden, wat doen jullie?

- Wat doe jij?

- Tegenwoordig is alles politiek. Wat kun je doen?

[pagina 44]
[p. 44]

- Ik doe wat ik kan, maar het is moeilijk.

- Het nationalisme is het enige antwoord.

- Patria o muerte, schreeuwde Frits.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken